Ooit een politieke god, nu door zijn politieke medestanders gemeden wegens mistige affaires. Steve Stevaert werd vorige week gevraagd ontslag te nemen uit al zijn openbare bestuursmandaten.
Er zijn van die toevalligheden. Eerstdaags buigt de raad van bestuur van De Lijn zich over de financiële situatie van de Vlaamse vervoersmaatschappij. Eerder al kwamen PriceWaterhouseCoopers en het VITO tot de vaststelling dat de voorbije tien jaar de kostendekkingsgraad bij De Lijn gehalveerd was, van 32 tot 16 procent, vooral in de periode 2000 tot 2004. Een gevolg, zo werd vastgesteld, van de steeds geringere bijdrage van de reiziger in de vervoerskosten. Kortom, een gevolg van het gratisbeleid gevoerd door de toenmalige minister van Mobiliteit, Steve Stevaert. Dat gratisbeleid, ooit een element in de electorale opgang van Stevaert, wordt vandaag weggehoond als de oorzaak van tal van kwalen.
Dat was in mei 2005 wel even anders. Toen trok Stevaert zich terug uit de landelijke politiek om gouverneur van Limburg te worden. Als een ware staatsman werd hij bij zijn afscheid door de voltallige Wetstraatpers bejubeld.
Zijn luttele jaren in de Brusselse wandelgangen van de macht kwamen ruim in beeld, zijn sappigste oneliners werden in herinnering gebracht. En er waren de obligate uitwuifinterviews. Het blikveld van de commentaarschrijvers raakte soms helemaal vertroebeld door de tranen van emotie die het vertrek van de populaire SP.A-voorzitter in hun ogen liet opwellen. Vandaag staren diezelfde commentatoren wat bedremmeld naar de tip van hun schoen als de naam Stevaert valt.
Officieel heet het dat Stevaert zich heeft terug-getrokken omdat hij getergd is door een zaak van afpersing door een Marokkaanse grande horizontale.
Het drama van Steve Stevaert is echter dat hij op de duur geloofde in het imago dat anderen, zijn onmiddellijke entourage van ja-knikkers en zijn pluimstrijkers in de media, hem hadden aangemeten. En dat werd hem fataal.
Want niets is zo dodelijk in de politiek als een gezwollen ego. In de Wetstraat heeft die aandoening al voor meer slachtoffers gezorgd dan tabak en sterke drank.
Steve Stevaert werd door zijn partij, die hem vandaag liever ontwijkt, naar de top gestuwd. In zijn provincie Limburg kon hij voortbouwen op het fundament dat Willy Claes daar had gelegd.
En het ging allemaal bliksemsnel. In 1985 – net dertig – werd hij provincieraadslid. Negen jaar later was hij de eerste socialistische burgemeester van Hasselt. In 1995 marcheerde Stevaert het Vlaams Parlement binnen en nog geen drie jaar later zat hij in de Vlaamse regering, als vervanger van Luc Van den Bossche die naar de federale regering trok.
Na de Vlaamse verkiezingen van 1999 stapte hij opnieuw in de Vlaamse regering. Op het departement van Mobiliteit zette hij volop in op het zogenaamde gratisbeleid waar vandaag De Lijn – en de Vlaamse Gemeenschap – de pijnlijke gevolgen van dragen.
In 2003 nam hij het SP.A-voorzitterschap over van Patrick Janssens, die burgemeester van Antwerpen werd. Een gelukkige ingreep, want bij de daaropvolgende federale verkiezingen behaalde de SP.A, met Stevaert als boegbeeld, ruim 24 procent van de stemmen. Maar Stevaert en zijn partij hebben met dat electorale succes nooit iets kunnen aanvangen.
Een jaar later, bij de Vlaamse verkiezingen, liep die score al fors terug. Een veeg teken, moet ook Stevaert hebben gedacht, want hij liet de nodige maatregelen nemen om de zittende Limburgse gouverneur Hilde Bertrand met pensioen te sturen en haar plaats in te nemen. Die uitstapregeling had Stevaert helemaal alleen voor zichzelf bedacht. Zijn partij SP.A bleef achter met de grote ideologische leegte.
Onder Stevaert immers weigerde de SP.A nog langer de partij van het miserabilisme te laten zijn. Stevaerts programma was weinig anders dan na- praterij van wat de goegemeente dacht. Samen-levingsproblemen bleven onbesproken, want het socialisme moest gezellig zijn. Er werd dan wel gekoketteerd met de vrienden in Cuba, maar een woord als solidariteit werd nog zelden gevonden in SP.A-teksten. De groep waarmee de partij verondersteld werd solidair te zijn, was voor Stevaert electoraal oninteressant. ‘In zekere zin zijn de mensen de politiek altijd beu’, zei hij ooit in een gesprek met Het Laatste Nieuws. Je moest ze dan ook niet te veel lastigvallen met de grote maatschappelijke problemen.
En zo verloor de partij gaandeweg niet alleen voeling met haar syndicale achterban, ze verwaarloosde ook haar eigen afdelingen, als die al niet op non-actief stonden. Met als gevolg dat de Vlaamse arbeiders allengs hun vertrouwen in de socialisten opzeiden. Het electorale dieptepunt van 2010 was de illustratie van dat wantrouwen.
Maar het electorale debacle van vorig jaar, dat eigenlijk op zijn conto hoort, maakte Stevaert van een afstand mee. Een jaar eerder al had hij ontslag genomen als gouverneur om ongehinderd te kunnen genieten van de vetpotten die hij voor zichzelf had opzijgezet.
‘Want’, zo luidde een van de grapjes die hij als gouverneur graag maakte, ‘in Limburg komt het geld uit de grond.’ Waarmee hij doelde op de intussen uit de kluiten gewassen Limburgse Reconversiemaatschappij (LRM), een investeringsfonds gebouwd op de overschotten van de fondsen bestemd voor de sluiting van de steenkoolmijnen.
Rond de LRM, vandaag geleid door Stijn Bijnens, werd later de Limburgse Strategische Ontwikkelingsmaatschappij (LISOM) opgetrok- ken. Voorzitter van LISOM was Paul Butenaerts, de discrete fikser van de Limburgse SP.A. Diens stiefzoon Stijn Butenaerts, advocaat, trad op als raadsman van LISOM.
LISOM was een financieel vehikel dat de bouw van de Ethias Arena in Genk mogelijk maakte en dat fondsen leverde voor het nu failliete familiepark Land van Ooit in Tongeren, kwestie van de lokale Open VLD-aanvoerder Patrick Dewael iets te gunnen.
LISOM kwam onder vuur en werd opgedoekt. In de plaats kwam Limburg Sterk Merk (LSM), beheerd door alle politieke partijen, want in handen van de Limburgse bestendige deputatie.
Via LRM, LISOM en LSM, en met de daar beschikbare middelen, heeft Stevaert de fundering voor zijn zakelijk netwerk gelegd, eerst als Vlaams minister, daarna als gouverneur.
Gaandeweg echter werd dat gouverneurschap hem een last, een hinder voor zijn zakelijke ambities. Want in die dagen verraste Stevaert de SP.A-kameraden meermaals met zijn ambitie om bankier te worden, of alleszins uitvoerende functies te willen opnemen in de financiële sector. Socialistische vrienden, die zijn talenten juister inschatten en hem tot voorzichtigheid aanmaanden, werden weggelachen. Het voorzitterschap van Ethias moest voor hem de weg effenen – al zouden aldaar snel zijn beperkingen blijken.
In 2009 nam Stevaert ontslag als gouverneur en stortte zich volop in het grote geld verdienen. Hij stapte als bestuurder in een schoonmaakbedrijf van Stefaan Verbeke, zoon van Eric Verbeke, wellicht de machtigste bouwondernemer van het land. Hij cultiveerde intussen ook zijn banden met andere ondernemers, zoals de Group Machiels, bouwondernemer Kumpen, en met baggeraars als Deme.
De hand van Stevaert was ook voelbaar in de bouwprojecten van de NMBS Holding in de regio Hasselt. Tegelijk trad hij op voor de zakelijke belangen en de sponsoring van Pukkelpop en Rimpelrock, de muziekfestivals van zijn buddy Chokri Mahassine. Waar nodig werden de partijcontacten geactiveerd.
Zijn bestuursmandaten bij Infrax en Elia verschaften Stevaert dan weer nauwe aansluiting met de energiesector, waar schatten worden verdiend, onder meer met gesubsidieerde groene stroom waarvan de hoge kosten ongegeneerd de verbruiker worden aangerekend. Die dubbelzinnige verhouding van de politieke klasse met de energiesector leidde de voorbije decennia tot de toenemende voosheid van de politiek.
Maar door de afpersingsaffaire werd Stevaert plots hinderlijk voor zijn politieke én zakelijke omgeving. Er werden plots te veel vervelende vragen gesteld. En dus moest hij weg.
Steve Stevaert dacht met de haaien te kunnen zwemmen. Het is hem niet goed bekomen