Hij was getrouwd met een van de rijkste vrouwen ter wereld, maar hij moest wel zijn maîtresse en zijn oude moeder onderhouden. En daarom wist iedereen dat hij te koop was. Prins Bernhard en de Lockheed-affaire.
Achteraf zei iedereen: het moest er vroeg of laat van komen. Dat kon niet missen. De Nederlandse regering had kunnen weten welke risico’s ze met prins Bernhard nam, zei het hoofd van de Rijksvoorlichtingdienst: ‘Je stuurt toch ook niet iemand met een brandende kaars de mijn in?’ Bernhard zur Lippe-Biesterfeld, de joyeuze Duitse echtgenoot van de Nederlandse koningin Juliana, was al sinds de jaren vijftig de reizende ambassadeur van het Nederlandse bedrijfsleven. Zijn missie bracht hem op vele exotische bestemmingen, waar hij aan de rand van het zwembad nog wel eens een hoogwaardigheidsbekleder van zijn bermudashort wilde beroven, en tussen twee banketten door iets ritselde. De koopman-prins sleepte overal orders vandaan. En niemand – ook de legendarische Nederlandse minister-president Willem Drees niet – zag er graten in dat bijvoorbeeld aan Evita, de echtgenote van de Argentijnse dictator Juan Perón, dertig miljoen gulden smeergeld werd betaald om haar te overtuigen van de uitzonderlijke kwaliteit van Nederlands spoorwegmaterieel. Zo ging dat in die verre landen. Maar dat de prins zélf voor de verleiding zou kunnen bezwijken, daar had de Nederlandse regering dus nooit bij stilgestaan.
Het gebeurde in de nadagen van de Watergate-affaire, in 1975. In Washington was een commissie van de Amerikaanse Senaat een onderzoek begonnen naar de betrokkenheid van ITT ( International Telegraph and Telephone Corporation) bij het omverwerpen van het regime-Allende in Chili. Dat onderzoek waaierde uit naar ‘politieke’ betalingen van andere multinationals. En zo kwam de topman van Northrop Aircraft Corporation, Tom Jones, in de beklaagdenbank terecht. Jones, al sinds de jaren zestig bevriend met Bernhard en net als de prins commissaris bij de Nederlandse vliegtuigfabriek Fokker, sloeg door. Hij bekende her en der smeergeld te hebben betaald, maar, voegde hij er aan toe, hij had daarbij alleen het voorbeeld van zijn concurrent Lockheed gevolgd.
Op 4 februari 1976 werd vice-president Carl Kotchian van Lockheed aan de tand gevoeld. Kotchian bevestigde dat ook zijn bedrijf betalingen had verricht en vermeldde terloops dat een van de begunstigden ‘een hoge Nederlandse regeringsfunctionaris’ was, die 1,1 miljoen dollar zou hebben getoucheerd.
ORANJE BOVEN
De speculaties konden beginnen. Kort tevoren had de Nederlandse regering (net als de Belgische overigens) besloten de verouderde Starfighters F-104 van Lockheed te vervangen door F-16 gevechtsvliegtuigen van General Dynamics. De F-16 werd verkozen boven de Cobra F-17 van Northrop en de F-1 Mirage van Dassault. Maar waarom zou Lockheed dan ‘een hoge Nederlandse regeringsfunctionaris’ hebben moeten omkopen? En wie kon dat wel zijn?
Het duurde niet lang voor de naam van prins Bernhard viel. De prins was al eerder in opspraak gekomen, toen de schrijver V.S. Naipaul hem er in The Sunday Times van beschuldigde wapenleveranties aan Argentinië te hebben ‘geregeld’. En Wall Street Journal publiceerde het getuigenis van Ernest F. Hauser, CIA-agent, voormalig Lockheed-employé en een persoonlijke vriend van de Beierse conservatieve politicus Franz-Josef Strauss. Volgens Hauser zou prins Bernhard door Lockheed beloond zijn voor zijn rol als intermediair bij de bestelling van 900 Starfighters door de Duitse Bondsrepubliek in 1958. Strauss was toen minister van Defensie. Strauss en Bernhard kenden elkaar onder meer van de Bilderbergconferentie in het Zwitserse plaatsje Davos, waar big shots uit de politiek en het bedrijfsleven onder voorzitterschap van de prins het wel en wee van het avondland bespraken.
De Nederlandse premier Joop Den Uyl probeerde aanvankelijk nog de aanzwellende stroom geruchten over prins Bernhard in te dijken, maar kon het tij niet keren. Op 8 februari 1976 – amper vier dagen dus na de verklaringen van Kotchian in Washington – meldde Den Uyl dat de prins zijn onschuld staande hield, maar dat er toch ‘een onderzoek’ zou komen. Den Uyl moest spitsroeden lopen: zijn minister van Justitie, de conservatieve katholiek Dries van Agt, wilde onder geen beding dat er een strafrechtelijke procedure zou worden aangespannen. En als de prins inderdaad onschuldig zou blijken te zijn, zou de volkswoede zich tegen de socialistische partij van Den Uyl keren. In het oranjegekke Nederland was de prins – onder meer wegens zijn veronderstelde heldendaden in het verzet – immers nog altijd geliefd. Den Uyl koos dus voor een fluwelen aanpak. Een commissie van drie boven alle verdenking staande Wijze Mannen (naar zijn voorzitter de Commissie-Donner genoemd) kreeg de opdracht uit te zoeken of de prins iets ten laste kon worden gelegd.
ONOORBARE VERLANGENS
Het onderzoek duurde bijna zeven maanden. Algauw kwam onomstotelijk vast te staan dat Lockheed in de jaren 1960, 1961 en 1962 in drie schijven een bedrag van één miljoen dollar had gestort op een Zwitserse bankrekening, waar het was afgehaald door Alexei Pantchoulidzev, Bernhards oude paardrijleraar en – zo wisten de Gespecialiseerde Bladen – tevens zijn stiefvader of in ieder geval de minnaar van zijn moeder. In 1968 was nog eens een cheque van honderdduizend dollar uitgeschreven op naam van Victor Baarn. Kennelijk een pseudoniem: het paleis Soestdijk, waar Bernhard en koningin Juliana resideerden, ligt op het grondgebied van de gemeente Baarn.
Maar daarmee was natuurlijk nog niet bewezen dat Bernhard het geld ook daadwerkelijk ontvangen had. Pijnlijker voor de prins was dat de Commissie twee handgeschreven bedelbrieven van hem op het spoor kwam, gericht aan de Lockheed-directie, waarin Bernhard zonder omwegen een miljoen dollar vroeg als de Nederlandse Koninklijke Marine voor de vervanging van de verouderde Neptunes zijn keuze op de Lockheed Orion zou laten vallen. De prins, die zich in gesprekken met de Commissie voortdurend verschool achter zijn ‘slechte geheugen’, meende zich deze keer te herinneren dat het geld bestemd was geweest voor het WWF (World Wildlife Fund), de organisatie die zich onder zijn bezielende leiding overal ter wereld inzet voor de toekomst van de pandabeer en het przewalskipaard. Maar opmerkelijk genoeg werd daar in de brieven niet over gerept. De deal met Lockheed ging overigens uiteindelijk niet door omdat de Nederlandse regering koos voor de Franse Bréguet Atlantique.
Eind augustus 1976 kwam de Commissie-Donner met een vuistdik rapport van maar liefst 240 pagina’s. Het taalgebruik was diplomatiek en zalvend, maar de conclusie loog er niet om: ‘In de overtuiging dat zijn positie onaantastbaar was en zijn oordeel niet licht te beïnvloeden, heeft Zijne Koninklijke Hoogheid zich aanvankelijk veel te lichtvaardig begeven in transacties die de indruk moeten wekken dat hij gevoelig was voor gunsten. Vervolgens heeft hij zich toegankelijk getoond voor onoorbare verlangens en aanbiedingen. Tenslotte heeft hij zich laten verleiden tot het nemen van initiatieven die volstrekt onaanvaardbaar waren en die hem zelf en het Nederlandse aanschaffingsbeleid bij Lockheed – en, zo moet er thans worden aan toegevoegd, ook bij anderen – in een bedenkelijk daglicht stellen.’
NO NO NANETTE
‘Het is gewoonweg een wonder dat het nog zo lang geduurd heeft tot dit soort zaken in de openbaarheid kwam’, vond de al eerder genoemde Ernest Hauser. ‘Hier in Amerika weet men in de vliegtuigbusiness al jaren dat Bernhard is on the take.’ Maar hoe heeft het zover kunnen komen? Als echtgenoot van een van de rijkste vrouwen ter wereld kan Bernhard toch niet echt armlastig zijn geweest?
Nee, maar hij had wel een gat in zijn hand. Royalty watchers hadden al langer in de gaten dat het met vier dochters gezegende huwelijk van het Nederlandse vorstenpaar spaak liep. Dat was voor het eerst aan de oppervlakte gekomen met de zogenaamde affaire-Greet Hofmans in 1956. Op het paleis in Soestdijk had de mystica en theosofe Greet Hofmans grote invloed gekregen, omdat Juliana hoopte dat zij de oogziekte van haar jongste dochter Marijke (de latere prinses Christina) zou kunnen genezen. Ook Bernhard was aanvankelijk onder de indruk van Hofmans. Maar toen hij in 1952 als springruiter aan de Olympische Spelen wilde deelnemen, had de gezondbidster zijn rijpaard No No Nanette enigszins mismeesterd. De prins zou haar dat nooit vergeven. Hij noemde haar een toverkol en organiseerde, via een bevriende journalist, hoogstpersoonlijk een lek naar het Duitse weekblad Der Spiegel. Daarin verscheen een bloedstollend verhaal over de occulte invloed van Hofmans: zij zou onder meer Juliana de ‘pacifistische’ redevoering hebben ingefluisterd die ze in Washington ter gelegenheid van de derde verjaardag van de NAVO had gehouden. Het werd een enorm schandaal. Bernhard probeerde zelfs zijn vrouw gedwongen te laten opnemen in een inrichting in Wassenaar, maar de Nederlandse regering kon daar nog net een stokje voor steken. En Juliana vermoedde een complot: Bernhard en zijn moeder, prinses Armgard, zouden haar ‘regeringsonbekwaam’ hebben willen laten verklaren om haar dochter Beatrix op de troon te brengen, die dan als een marionet van haar vader en grootmoeder zou fungeren. In 1956 verzocht Juliana haar man op te hoepelen. En tussen de koningin en haar schoonmoeder kwam het nooit meer goed: prinses Armgard was voortaan persona non grata op Soestdijk. Bernhard kocht voor haar kasteel Warmelo in het Overijselse Diepenheim. Maar hoe kwam hij aan dat geld?
POUPETTE OF PUSSY
De prins-gemaal zat voortdurend in geldnood, en dat had niet alleen met zijn moeder te maken. Hij leidde een, laten we zeggen, tamelijk slordig leven. De amoureuze escapades van Bernhard werden door de gerenommeerde Britse journalist Anthony Sampson beschreven in diens boek The Arms Bazaar (Londen, 1977): ‘Bernhard had altijd problemen gehad om de eindjes aan elkaar te knopen, en dit om redenen die aan het Nederlandse publiek niet werden onthuld. Enkele ministers en journalisten was het bekend dat het huwelijk van de prins met de koningin niet rimpelloos was en zijn buitenechtelijke activiteiten omvangrijk. Van tijd tot tijd lekte nieuws over een vriendinnetje uit, en pas veel later werd bekend dat hij in het begin van de jaren zestig een maîtresse had in Parijs, Poupette of Pussy genaamd, die een dochtertje van hem had; maar de journalisten en de politici voelden er niet veel voor op zulke verhalen in te gaan. (…) De prins had een royaal oog voor zijn vriendinnen en hun kinderen, en hij kon moeilijk de koningin om extra steun vragen. In de kwetsbaarheid van de prins en in het de draak steken met zijn publieke moraal lag de kans voor Lockheed en anderen; want wat de staat in het openbaar niet kon verschaffen, kon het Lockheed-circuit wél geven. Zakenlieden op niveau – zo verzekerde mij een directielid van Lockheed – was het in de jaren zestig “algemeen bekend dat de prins te koop was”. Als dat inderdaad het geval was, is dat publieke geheim bijzonder goed verborgen gebleven.’
BOODSCHAPPENJONGEN
Terug naar het rapport van de Commissie-Donner, 1976. Als hij de monarchie nog wilde redden moest premier Den Uyl nu wel bijzonder omzichtig manoeuvreren. Hij kwam tekst en uitleg verschaffen in het parlement: ‘De regering aanvaardt het oordeel van de commissie als onontkoombaar en met spijt. Temeer betreurt de regering het dat prins Bernhard zich heeft begeven in verhoudingen en omstandigheden die niet aanvaardbaar zijn.’
Ook al was een deel van de feiten verjaard, Bernhard leek te hangen. Toch zou het niet tot een proces komen. Dat dankte de prins (de liefde overwint veel) in de eerste plaats aan zijn echtgenote, die met troonsafstand dreigde, en aan zijn dochter Beatrix die er niet over wilde peinzen in die omstandigheden haar moeder op te volgen. Den Uyl kwam met een salomonsoordeel: Bernhard zou niet worden vervolgd, maar zijn eretitel als inspecteur-generaal van de Nederlandse strijdkrachten werd hem ontnomen en het werd hem verboden nog langer een militair uniform te dragen. Voor iemand als Bernhard, die altijd dol is geweest op sterren en strepen, was het een schier onmenselijke straf. Bovendien werd hij door zijn Amerikaanse zakenvrienden ook nog eens uit de Bilderbergconferentie gebonjourd. De enige functie die hij nog mocht bekleden was die van schutspatroon van bedreigde diersoorten.
De beslissing van Den Uyl in de Lockheed-affaire was misschien wel wijs, maar niet geheel vrij van hypocrisie, zoals Bernhards biograaf Harry van Wijnen later zou aantonen. Decennia-lang hadden opeenvolgende kabinetten een oogje dichtgeknepen en Bernhard zelfs voor hun karretje gespannen. Hij was de golden errand boy van de Nederlandse regering, die bijvoorbeeld overal landingsrechten voor KLM binnenhaalde, de Vliegende Hollander, ‘de koninklijke mascotte van de Nederlandse export’. Van Wijnen: ‘Het wijdvertakte netwerk van buitenlandse relaties dat prins Bernhard al reizend over een groot deel van de wereld had gespannen, strekte zich uit van staatshoofden in Afrika en het Golfgebied tot ministers en generaals op het State Department en het NAVO-hoofdkwartier, van Duitse bondskanseliers tot bestuurders van Royal Dutch en Amerikaanse kranteneigenaars. In de jaren vijftig en zestig was er in heel de internationale zakenwereld niemand wiens ladder hoger reikte dan die van de prins.’ Nog in 1975 – nauwelijks één jaar voor het Lockheedschandaal uitbarstte dus – had Bernhard op uitdrukkelijk verzoek van Ruud Lubbers (toentertijd minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl) een geheim bezoek aan Iran gebracht om de sjah ertoe te bewegen marinefregatten te bestellen bij een Nederlandse werf in Vlissingen. Het zou ook Lubbers zijn die in 1991 (hij was inmiddels premier geworden) over zijn hart streek en Bernhard toestond opnieuw een uniform aan te trekken.
De prins is inmiddels hoogbejaard, de Lockheed-affaire nog slechts een verre herinnering en de Nederlandse monarchie nog altijd mateloos populair. Bernhard heeft daar meer dan zijn steentje toe bijgedragen. In de woorden van de schrijver Geert Mak: ‘Bernhard is degene geweest die ons koningshuis heeft aangepast aan de moderne tijd: een show zo vol van hartstocht, verraad, trouw, corruptie, edelmoedigheid, rijkdom en slechtigheid dat heel Nederland er nu al meer dan een halve eeuw voor thuisblijft.’
Bronnen: Wim Klinkenberg, ‘Prins Bernhard, een politieke biografie’, In de Knipscheer, 1979; Harry van Wijnen, ‘De prins-gemaal, vogelvrij en gekooid’, Balans, 1992.
Piet Piryns