Caroline Copers en Jean-Claude Vandermeeren van het ABVV maken zich op voor het Feest van de Arbeid op 1 mei. De toekomst van de sociale zekerheid zal hun toespraken kruiden. ‘Wie denkt minder rekening met ons te moeten houden, vergist zich.’

Tijdens de 1-meimanifestaties van de socialistische beweging zal Caroline Copers op het podium staan in Antwerpen en Jean-Claude Vandermeeren in Charleroi. De twee kopstukken van de socialistische vakbond ABVV willen de kameraden en gezellinnen vooral toespreken over de eindeloopbaan en de sociale zekerheid. ‘Omdat deze twee dossiers gaan over de toekomst van onze samenleving’, aldus Copers en Vandermeeren.

Vandermeeren (59) maakt al sinds eind 1978 deel uit van de federale leiding van het ABVV. Bijna tien jaar is hij algemeen secretaris van de Waalse vleugel, de FGTB. In de Vlaamse media is hij vaak de boeman. Dat was het geval toen Mia De Vits in maart vorig jaar opstapte als ABVV-voorzitter en de opvolgingsprocedure vastliep in een bittere machtsstrijd. Het was ook de FGTB die in januari als eerste zijn afwijzing van het centraal loonakkoord bekendmaakte.

Copers (44) maakt deel uit van een nieuwe generatie die doorstoot naar de top van het ABVV. Ze is (voorlopig) de enige vrouw tussen zes mannen in een federaal secretariaat. Copers leerde het klappen van de zweep in de Algemene Centrale in Antwerpen. Op 1 mei wordt ze officieel algemeen secretaris van het Vlaamse ABVV.

Copers en Vandermeeren lazen vorige week in Knack dat afscheidnemend VBO-voorzitter Luc Vansteenkiste veel waardering heeft voor vakbondsleiders. Hij vindt hun opdracht zo zwaar dat hij hun job nooit zou willen. Copers: ‘Nochtans zijn de sociale verhoudingen niet amicaal. In alle sectoren stuiten we op werkgevers die niet willen toegeven aan onze eisen en tegelijk zo weinig mogelijk loonsverhoging koppelen aan zo veel mogelijk flexibiliteit van de werknemers.’

Vandermeeren: ‘Vansteenkiste is een grote mijnheer. Hij heeft de sociale onderhandelingen correct geleid en ervaren dat de vakbonden de economie en de sociale zekerheid zeer goed kennen. Maar hij heeft ook gezien dat het voor ons niet eenvoudig is om een synthese van uiteenlopende belangen te maken. We komen op voor Vlaamse, Waalse en Brusselse werknemers in verschillende bedrijfssectoren. We verdedigen ook de rechten van werklozen en gepensioneerden. Het VBO daarentegen neemt het standpunt over van sectoren die het minst kunnen geven en toegeven. Heel wat bedrijven hebben het moeilijk, maar uit de financiële verslagen van veel ondernemingen blijkt ook dat er grote winsten gemaakt worden. Waarom zouden werknemers dan hun deel niet krijgen?’

Vansteenkiste relativeert die winstcijfers. Ze verschillen van jaar tot jaar, terwijl hogere lonen structureel wegen op de bedrijfskosten.

JEAN-CLAUDE VANDERMEEREN: De economische conjunctuur beïnvloedt de bedrijfsresultaten. Maar de vakbonden stellen ook geen overdreven looneisen. Wat me veel meer treft is dat de werkgevers eisen dat werknemers langer en flexibeler werken, maar dat ze niet willen praten over investeringen in onderzoek en opleiding in de ondernemingen. Dat compliceert de onderhandelingen over de loon- en arbeidsvoorwaarden enorm. Veel meer dan de werkgevers denken, zijn onze vakbondsvertegenwoordigers pragmatici die letten op de resultaten en de concurrentiekracht van sectoren en bedrijven.

Bij het VBO zien ze een kloof tussen de vakbondsleiders en hun achterban.

CAROLINE COPERS: Dat klopt niet. Het is lang geleden dat in zo veel sectoren tegelijk acties gevoerd zijn. Er is een algemene maatschappelijke onrust, want werknemers staken niet voor hun plezier. Sinds vorige zomer bestookt het VBO hen met ideeën over loonbevriezing, langere werkweken, soepele arbeidstijden en de afschaffing van het brugpensioen. Tegelijk horen ze verhalen over topbezoldigingen bij Picanol en managers bij het Britse Rover die een streep door 21.000 arbeidsplaatsen halen. Dan is het niet verwonderlijk dat de werknemers bij ons bezorgd zijn over hun werk, hun loopbaan en de toekomst van de sociale zekerheid.

Maar loopt het met sommige acties niet de spuigaten uit? Bij AGC Automotive in Fleurus volgde het personeel vorige maand de vakbondsafgevaardigden niet meer en wilden de mensen na 100 stakingsdagen weer aan het werk.

COPERS: In Fleurus is letterlijk gevochten voor elke arbeidsplaats. Dat sociaal conflict is geëscaleerd omdat de directie niet wilde onderhandelen. Schrijnend was het.

Vansteenkiste vindt dat de vakbonden te snel op straat komen en het stakingsrecht misbruiken.

COPERS: Daar ben ik het totaal niet mee eens.

VANDERMEEREN: AGC was een pijnlijk conflict. Om een uitweg te zoeken heb ik zelf enkele keren informele gesprekken met de directie gevoerd. Ik ben telkens op een muur gebotst. Over sommige punten wilde ze eventueel praten, maar niet over de lijst van mensen die ontslagen zouden worden. De bedrijfsleiding had een jacht op ABVV-militanten ingezet. Het was een afrekening. Dat blijkt ook achteraf. Van alle mensen die hun werk bij AGC verloren hebben, is 85 procent lid van het ABVV.

Nooit eerder heb ik zo veel werk- geversagressie gezien. Het syndicale weerwerk was dan ook normaal. Maar veel bedrijfsherstructureringen in Vlaanderen en Wallonië verlopen zonder één stakingsdag. De vakbonden zijn perfect in staat om bij dergelijke ingrepen mee te werken.

COPERS: Vakbonden zijn niet gek en organiseren heus niet voor om het even welke reden een staking.

In januari wees het ABVV het centraal akkoord af. Bij alle grimmigheid in de sectorale onderhandelingen sindsdien is vooral uw vakbond de kop van Jut.

COPERS: Dat begrijp ik niet goed. In de meeste sectoren – van de metaalsector tot de papier- en de bewakingsbedrijven – trekken we samen met de andere vakbonden op. Dat onderstreept hoe moeilijk het is om daar met de werkgevers een akkoord te bereiken.

Bij het ACV leggen ze ook een verband met de sociale verkiezingen in 2004. De christelijke vakbond won. Het ABVV verloor terrein, maar aarzelt tussen een overleghouding en een harde opstelling om dat goed te maken.

COPERS: We onderhandelen zolang het kan en voeren pas actie als het echt nodig is. Onze mensen in de sectoren mobiliseren geen werknemers voor langdurige acties om het ABVV te profileren en nog minder om nu al de sociale verkiezingen van 2008 voor te bereiden.

VANDERMEEREN: Zo groot waren de verschillen met de uitslagen van 2000 ook niet. Bovendien zijn ze op diverse manieren uit te leggen. Het ABVV stond bijvoorbeeld altijd sterk in de grote industriële ondernemingen in Wallonië. Maar als die dichtgaan, is het onvermijdelijk dat de krachtsverhoudingen tussen de vakbonden veranderen.

Syndicale invloed hangt niet alleen af van sociale verkiezingen. Het ABVV heeft enkele procenten verloren in 2004, maar ons ledenaantal blijft groeien. Wie dus denkt minder rekening met ons te moeten houden, vergist zich.

Een offensieve aanpak in de sectoren dient ook niet om de positie van het ABVV weer te versterken voor de debatten over de eindeloopbaan en de sociale zekerheid?

COPERS: Een vakbond functioneert niet op die manier. Ik ben ervan overtuigd dat de sectorale onderhandelingen even moeilijk zouden verlopen zijn, als het ABVV het centraal akkoord wel had goedgekeurd.

PS-voorzitter Elio Di Rupo was anders niet mals voor het ABVV. Het verwerpen van het centraal akkoord gaf volgens hem de voorstanders van regionale sociale akkoorden en een splitsing van de sociale zekerheid de wind in de zeilen.

VANDERMEEREN: Ik heb dat niet ervaren als kritiek aan ons adres. Wij hebben de PS evenmin bekritiseerd toen de partij aan de regering vroeg om het centraal akkoord toch volledig uit te voeren. Het ABVV was ook niet over de hele lijn negatief: 48 procent ging wel akkoord, bij 52 procent woog de versoepeling van de overurenregeling door om nee te zeggen.

Ik denk dat Di Rupo binnen Paars geen conflict met de liberalen wilde. Bovendien is het centraal akkoord een onderdeel van een groter verhaal. Mij interesseert het veel meer wat de PS zal doen voor de syndicale vertegenwoordiging in kmo’s, de eindeloopbaan en de sociale zekerheid.

Is een centraal loonakkoord niet stilaan achterhaald? Sommige bedrijven presteren beter dan andere en kunnen meer doen voor hun werknemers.

COPERS: We mogen niet alle bedrijven en sectoren op een hoop gooien. Maar een centraal akkoord voor de 2,5 miljoen werknemers in de privé-sector is niet achterhaald. Als we dat overslaan in het sociaal overleg, laten we de solidariteit tussen sterke en zwakke sectoren, tussen actieven en niet-actieven los. Sommige ABVV-geledingen hebben de interprofessionele afspraken net verworpen omdat er volgens hen te weinig aandacht voor de solidariteit met de niet-actieven en de mensen met een minimumloon was.

Past u die solidariteitsredenering ook toe voor regionale sociale akkoorden?

VANDERMEEREN: Voor ons staat een federale, interprofessionele solidariteit voorop. Een werknemer is op de eerste plaats werknemer en pas daarna Vlaming, Waal of Brusselaar. Het zou dom zijn om de regio’s via aparte sociale akkoorden tegen elkaar uit te spelen.

Toch verdienen Vlaamse werknemers volgens de CD&V-studiedienst Ceder gemiddeld 7 procent meer dan hun Waalse collega’s.

VANDERMEEREN: Naast centrale en sectorale akkoorden is er een onderhandelingsmarge in de bedrijven zelf. Chemische ondernemingen bijvoorbeeld, kunnen hun werknemers meer betalen dan poetsbedrijven. Het is een economische realiteit dat er meer sterkere en rijkere bedrijven zijn in Vlaanderen. Globaal leidt dat tot loonverschillen tussen de regio’s, maar die verschillen zijn er ook tussen sectoren en tussen bedrijven binnen sectoren.

De regio’s werken met een surrogaat voor sociale akkoorden. In Wallonië is dat het ‘contrat d’avenir’, in Vlaanderen zijn dat de werkgelegenheidsakkoorden.

VANDERMEEREN: Het contrat d’avenir is een Waalse consensus om de economische situatie te dynamiseren. Het industrieel kapitalisme van de Société Générale in Wallonië is gedeserteerd en lange tijd was er geen sterke middenklasse om nieuwe bedrijven op te richten. Daardoor hebben we een grote economische achterstand, ook in Europa. We proberen dit samen – politiek, werkgevers, vakbonden – aan te pakken, maar het is een werk van lange adem.

COPERS: Het is logisch dat elke regio eigen sociaal-economische aandachtspunten heeft. De Vlaamse werkgelegenheidsakkoorden flankeren federale maatregelen op het vlak van bijvoorbeeld de opleiding, de werkgelegenheid van oudere werknemers in bedrijven die herstructureren, enzovoorts. Maar de middelen zijn beperkt. Dit en volgend jaar stelt de Vlaamse regering 24 miljoen euro ter beschikking. Ver zullen we daar niet mee springen.

Van een inhaalbeweging van de Waalse economie is weinig te merken, zoals bleek uit recente rapporten van MR-senator Alain Destexhe en het Instituut voor Nationale Rekeningen. Dat verhoogt de druk om de regio’s meer bevoegdheden voor een eigen economisch beleid te geven.

VANDERMEEREN: De regio’s hebben al veel hefbomen in handen, zoals het onderwijs, de begeleiding van werklozen, de expansiesteun voor ondernemingen en het wetenschappelijk onderzoek. Niemand stelt dat nog ter discussie.

Maar met statistieken kun je alles uitleggen. Met Destexhe voer ik dan ook geen polemiek. Hij kreeg zelfs in zijn partij de wind van voren. Anderzijds heeft het geen zin om te zeggen dat alles op wieltjes loopt in Wallonië. Er zijn tekenen van een economische heropleving, met veel nieuwe kmo’s en spin-offbedrijven rond de universiteiten. Maar wie realistisch is, weet dat het nog tien tot vijftien jaar duurt vooraleer de Waalse economie aan de beterhand is.

COPERS: Ik ga niet akkoord met de clichés dat in Wallonië alles slecht gaat en in Vlaanderen alles goed. In Vlaanderen zoeken 200.000 mensen naar werk, zijn er nog veel laaggeschoolden, ontbreken stageplaatsen voor jongeren uit het deeltijds onderwijs en worden al-lochtonen gediscrimineerd. Redenen genoeg dus om de bevoegdheden die Vlaanderen al heeft, maximaal te benutten.

Discussies over de verschillen tussen Vlaanderen en Wallonië in verband met de controle van werklozen helpen de clichés ook de wereld niet uit.

COPERS: In juli vorig jaar is de nieuwe regeling voor de controle en begeleiding van werklozen gestart. Voor die begeleiding trekt de Vlaamse overheid 30 miljoen euro extra uit. Het is goed dat werklozen uit hun isolement gehaald worden. Maar welke zin heeft het om werklozen te begeleiden en op te leiden als dat niet resulteert in een job? Dat is te vrijblijvend.

VANDERMEEREN: We hebben steeds vragen gehad bij het systeem dat Frank Vandenbroucke (SP.A) heeft uitgewerkt. Er is een kosten-batenanalyse nodig. De Waalse regering haalt jaarlijks 75 miljoen euro uit haar krappe begroting voor de begeleiding van werklozen. Maar vinden die nu gemakkelijker werk? Is dit de beste manier om hen te activeren? Die discussie is interessanter dan telkens in het bord van de buren te gluren en de inhoud ervan als een communautair probleem op te dissen.

Voor het eindeloopbaandebat heeft Paars alweer een biechtstoel geopend.

COPERS: Dat debat kan niet los worden gezien van de veel ruimere discussie over de financiering van de sociale zekerheid en het werkgelegenheidsbeleid. In feite gaat het over de toekomst van onze samenleving. We willen dit niet herleiden tot oudere werknemers die langer aan het werk moeten blijven.

Ook Di Rupo heeft al enkele keren gezegd dat hij eerst de financiering van de sociale zekerheid wil bekijken en dan pas het eindeloopbaandossier.

COPERS: Dat zou de juiste volgorde zijn, ja. Tenslotte heeft alles met alles te maken.

ACV-voorzitter Luc Cortebeeck heeft de regering gewaarschuwd. Als ze de zaken wil forceren, leggen de vakbonden het land plat.

VANDERMEEREN: Het gaat over de lange termijn. Als de regering haar dertig voorstellen over de eindeloopbaan snel doordrukt zonder duidelijkheid over de financiering van de sociale zekerheid, dan vindt ze de vakbonden op haar weg. Sommigen amuseren zich met het rondstrooien van schrikbeelden over de onbetaalbaarheid van de pensioenen. Maar de middelen zijn er, want ons land wordt steeds rijker. Het is een kwestie van politieke wil. Kiezen we voor solidariteit of voor egoïsme?

Meer werkgelegenheid is nodig, ook wegens de demografische evolutie. Anders is er binnenkort in sommige regio’s een tekort aan arbeidskrachten. Maar waarom alleen spreken over oudere werknemers? Wat doen we voor werkloze jongeren, vrouwen, allochtonen en gehandicapten? Waarom niet de hele loopbaan van werknemers bekijken?

Vansteenkiste zegt dat de vakbonden de vis verdrinken.

COPERS: Dat is niet waar. Vakbonden zijn geen ouderwetse dinosaurussen die alleen verworven rechten willen beschermen. Het is gemakkelijk om te zeggen dat oudere werknemers graag stoppen met werken. Ik zou aan Vansteenkiste ook kunnen vragen hoeveel werkgevers nog mensen van meer dan 40 of 50 jaar willen aanwerven.

Voor de financiering van de sociale zekerheid willen ABVV en ACV een algemene sociale bijdrage voor alle inkomens. Maar u weet ook dat dit onder Paars geen haalbare kaart is.

VANDERMEEREN: Ik verwijt de werkgevers en sommige regeringspartijen dat ze slogans gebruiken. Volgens hen moeten de uitgaven van de sociale zekerheid omlaag omdat de loonkosten te hoog zijn. Voor de vakbonden zijn die loonkosten geen taboe. De sociale zekerheid hangt te eenzijdig af van lasten op arbeid. Maar dat probleem kan niet aangepakt worden zonder waarborgen voor een andere, structurele financiering van de sociale zekerheid.

De regering zal zeggen dat ze steeds meer belastinginkomsten gebruikt voor de sociale zekerheid.

COPERS: Die alternatieve financiering heeft totnogtoe alleen gediend om de lastenverlagingen voor de werkgevers te compenseren en niet om bijvoorbeeld de sociale uitkeringen welvaartsvast te maken. Het Planbureau en andere instanties maken prachtige pronostieken over de uitgaven in de sociale zekerheid, maar niet over de inkomsten en hoe die de uitgaven kunnen volgen.

Twee weken geleden bevestigde de regering haar Raversijde-afspraak om tweejaarlijks met de sociale partners te overleggen over welvaartsaanpassingen voor de uitkeringen. De PS-ministers Laurette Onkelinx en Rudy Demotte vonden dat ‘revolutionair’.

VANDERMEEREN: Het principe van Paars om de sociale uitkeringen welvaartsvast te maken, is goed. Maar het is zonder inhoud en betekenis als de regering niet zegt hoeveel financiële middelen ze hiervoor heeft.

Minister van Werk Freya Van den Bossche (SP.A) krijgt van Paars extra geld om de jeugdwerkloosheid te bestrijden. Komt er een nieuwe versie van het Rosettaplan?

VANDERMEEREN: We kennen haar ideeën niet. Rosetta heeft vooral gewerkt in een periode van economische hoogconjunctuur. De werkgevers hadden veel mensen nodig en de Rosettasteun was mooi meegenomen. Maar als de economie slabakt, raken lagergeschoolde en sociaal kwetsbare jongeren hun werk als eerste weer kwijt. Van den Bossche moet zich op die groep richten en niet op jonge ingenieurs of andere afgestudeerden van het hoger onderwijs.

De voormalige ABVV-voorzitters Michel Nollet en Mia De Vits probeerden de drie regionale vleugels van de vakbond ‘met één stem’ te doen spreken, maar kregen het deksel geregeld op de neus. Mevrouw Copers, waarom zou dit beter lukken met uw codewoord ‘respect’?

COPERS: Philippe Van Muylder in Brussel, Jean-Claude in Wallonië en ik in Vlaanderen weten van elkaar welke rol we met het ABVV in de drie regio’s willen spelen en welke inbreng we hebben in federale dossiers. Soms zijn er pittige discussies, maar in 95 procent van de gevallen vinden we een consensus. Onze invalshoeken kunnen verschillen omdat ook de sociaal-economische en politieke context in de drie regio’s verschilt. Maar met gezond verstand en wederzijds respect hoeft dit niet tot problemen te leiden.

Naast regionale vleugels en gewestelijke afdelingen, zijn er ook sterke en autonome beroepscentrales. Moet ‘respect’ niet vooral verhullen dat er veel strijd om de macht binnen het ABVV is?

COPERS: De ABVV-structuren zijn ingewikkeld, maar daar mogen de leden niet het slachtoffer van worden. Om ze goed te doen werken, moeten we afspraken maken. Niet om mekaar de duivel aan te doen, maar om elkaar te versterken.

VANDERMEEREN: De federale ABVV-leiding kan geen synthese opleggen. De autonomie van de diverse niveaus en centrales illustreert het democratisch gehalte van het ABVV. We hebben een debatcultuur. Dat is niet altijd gemakkelijk, maar we hoeven niet bang te zijn voor fricties. Soms zijn die communautair van aard, een andere keer hebben ze te maken met de verhouding tussen arbeiders en bedienden of tussen werknemers en ambtenaren.

Die fricties deden De Vits opstappen. De FGTB had haar moderniseringsplannen gedwarsboomd.

VANDERMEEREN: Mia is ruim een jaar weg. Ik wil deze discussie niet overdoen. Er is een karikatuur van de tegenstellingen gemaakt. De FGTB is niet gekant tegen een modernisering van de vakbond en heeft ter zake van niemand lessen te krijgen. Onze dienstverlening aan de werklozen bijvoorbeeld verloopt beter dan die van het Waalse ACV. Ook de financiële transparantie van de structuren en centrales houden we niet tegen. In het ABVV zijn er geen mensen die modern zijn en andere die dat niet zijn.

Het dossier Brussel-Halle-Vilvoorde kan het einde van Paars betekenen. Zou een coalitie van socialisten en christen-democraten het ABVV beter liggen?

VANDERMEEREN: Het ABVV moeit zich nooit met de samenstelling van een coalitie. Uiteraard hebben we betere relaties met de socialistische partijen. Maar we kijken toch vooral naar wat de regering doet voor de sociale zekerheid en de werkgelegenheid. Hoe linkser het beleid, hoe beter. Ik zeg hiermee niet dat het met Guy Verhofstadt (VLD) niet kan lukken. Ik zeg evenmin dat CD&V en CDH het beter zouden doen.

Patrick Martens

Copers: ‘De sociale verhoudingen zijn niet amicaal. In alle sectoren stuiten we op werkgevers die niet willen toegeven aan onze eisen.’

Vandermeeren: ‘Een werknemer is op de eerste plaats werknemer, pas daarna Vlaming, Waal of Brusselaar.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content