Lieve lezer,
Neem mijn vrijpostigheid niet kwalijk, maar er moet mij wat van het hart. U en ik hadden wat geld opzij gelegd. Wij wilden dat niet in een kous steken, want dat bracht niets op. We zijn dus, zoals dat heet, op de beurs gaan “spelen” en hebben ons geld belegd daar waar het rendement het hoogst was. Voor onze oude dag, weet je wel.
Geen mens die daar een probleem mee kon hebben. Dacht ik. Want ik lees nu dat er 100 miljard dollar weg wil uit Zuidoost-Azië. Dat was nu net één van die plekken waar ons luttel kapitaal een heel hoog rendement opleverde. Nu blijkt dat wij niet de enigen waren die dat dachten, met als gevolg dat er zoveel kapitaal naar ginder vertrok dat de toestand daar ontspoorde. Daarom wil al dat kapitaal nu even snel vertrekken als het gekomen was. Aziatische kinderen die tot twee maanden geleden op de schoolbanken zaten, moeten vandaag daardoor gaan bedelen omdat hun ouders het schoolgeld niet kunnen betalen. Ondervoeding en honger duiken op waar die jaren geleden overwonnen waren. Miljoenen gezinnen die dankzij de economische groei stilaan boven de armoedegrens waren geklauterd, sukkelen er opnieuw onder.
Ver van ons bed? Wat dan met dit: krimpende economieën en politieke onrust in Zuidoost-Azië, een duurzame recessie in Japan, een virtuele implosie van Rusland, een gapende afgrond in Brazilië en Argentinië, een dreigende horizon voor Centraal- en Oost-Europa, jo-jo in Wall Street. Komt wel erg dichtbij, niet?
Ik ben wat geleerde mensen gaan raadplegen. U weet wel, mensen die de geschiedenis bestuderen en daar nakijken wat er vroeger fout is gegaan. En wat blijkt? Dat wij vandaag opnieuw meemaken wat onze ouders en grootouders eerder overkomen is.
Minder dan een eeuw geleden waren mensen met wat kapitaal ook exotische plaatsen gaan opzoeken. Hoe verder het land, hoe groter het rendement van de belegging. Grote financiële trusts zagen het licht en trokken het geld van vele kleine aandeelhouders naar zich toe. België werd trouwens een draaischijf voor die verre beleggingen, want er werd nauwelijks belastingen geheven op dat kapitaal en, vooral, er was geen enkele controle op dat geld.
Nu en dan was er wel een crisis en er was de Eerste Wereldoorlog. Maar in de loop van de jaren twintig leek het opnieuw een never ending story van financieel gewin. Wat moest gebeuren, gebeurde ook. De beurzen stegen tot ongekende hoogten. De band tussen de economische realiteit en de financiële belangen werd doorgeknipt. Om een lelijk woord te gebruiken: er werd gespeculeerd. Geld diende alleen nog om geld op te brengen, niet meer om productieve investeringen te financieren. Kapitaal was een parasiet geworden, schreef men in die dagen.
In oktober 1929 barstte het hele systeem open als een zeepbel. Een financiële crash sleurde de wereldeconomie mee in een spiraal. Het ene land zoog het andere mee. Er bestond niets om die sneeuwbal tot staan te brengen.
Enkele jaren nadien had John Maynard Keynes, enfant terrible onder de Britse economen, een naam voor dit soort economie bedacht: “casino-kapitalisme”. Hij beschreef die liefde voor geld-als-bezit als een “disgusting morbidity”, die getuigde van semi-criminele, semi-pathologische eigenschappen en waarvan men de analyse best overliet aan specialisten inzake geestesziekten. De vrije markt, zo luidde Keynes’ kernidee, kàn falen als er geen mechanisme bestaat om voor een evenwicht te zorgen.
Daarmee was de basis gelegd voor wat enkele jaren later het Bretton-Woodsmechanisme werd. Het is nu de bon ton om smalend te doen over het Internationaal Muntfonds en de Wereldbank. Maar we zien dan wel een paar zaken over het hoofd. Het was voor het eerst dat regeringen bewust besloten tussenbeide te komen in de kapitaalmarkten, tegen de zin in van banken en financiële instellingen die vrijheid boven controle verkozen. En ten tweede hadden de regeringen de bedoeling om kapitaal opnieuw in dienst te stellen van de reële economie om te beletten dat de hebzucht van enkele opnieuw de welvaart van velen in het gedrang kon brengen.
Vijf decennia later zijn we terug bij af. Zolang wij met zijn drieën waren – u, de beurs en ik – was er geen vuiltje aan de lucht met onze beleggingstactiek. Alleen bleken we met enkele tientallen miljoenen zo te redeneren. Wat rationeel was voor u en voor mij, was echter niet rationaal voor de financiële gezondheid van iedereen, met andere woorden voor de financiële gezondheid van onze aardbol.
En er was geen dokter om die aardbol van ons te verzorgen. In 1973 was Bretton Woods opgegeven. Met May Day in 1975 werd de Newyorkse kapitaalmarkt geliberaliseerd en in 1986 was het, met de Big Bang, de beurt aan de Londense beurs. Wij juichten dat toen toe. Hoe minder de staat ons geld controleert, hoe vrijer wij zijn. Neen, toch?
Hedge funds (financiële trusts, maar dat woord is uit de mode) plaatsen opnieuw kortetermijnkapitalen daar waar de return (louter financiële winst bedoelen ze) het hoogst is en vertrekken even ongehinderd zonder zich om de gevolgen te bekommeren. Aan de vrije markt wordt opnieuw een wijsheid toegedicht die Keynes decennia eerder nochtans doorprikt had. De loskoppeling van een lokale Aziatische munt van de dollar creëerde opnieuw een sneeuwbal die drukt op de prijzen van grondstoffen en dus op de inkomsten van de grondstofproducerende landen. Die gaan minder aankopen, waardoor andere landen dan weer minder exporteren en hun economische activiteit vertraagt en… de rest laat zich raden. Een deflatiespiraal heette zoiets in de jaren dertig al.
Wat nu, lieve lezer? Moeten we niet af van het idee dat hoe vrijer de markt, hoe vrijer u en ik zijn? Misschien moeten we wel eens aan onze overheid gaan vragen opnieuw wat meer discipline op te leggen aan de kapitaalmarkt. Het zou kunnen dat ons spaarvarken dan een procentje minder opbrengt. Maar die spaarpot riskeert dan niet meer in een zeepbel te veranderen. Want aan lucht heeft niemand wat.
De auteur is verbonden aan de vakgroep Politieke Wetenschappen van de Universiteit Gent.
Rik Coolsaet