Yves Vanderhaeghe is op zijn 35e de sterke man van zowel Sporting Anderlecht als de nationale ploeg. Veel heeft te maken met de stad waar hij geboren is.

Yves Vanderhaeghe is van Roeselare. Rik De Nolf is ook van Roeselare. En negentig procent van de overijverige werkmieren van Roularta Media Group is van Roeselare.

Uw dienaar is niet van Roeselare, het kan niet allemaal tegenzitten in het leven. Maar hij is evenmin van gisteren. En dus kent hij de macht van het getal, en zal hij het wel uit zijn hoofd laten om één woord van kritiek te leveren op een Roeselarenaar, zoals bijvoorbeeld Yves Vanderhaeghe. Dat staat gelijk met afstand doen van de eindejaarspremie, de maaltijdcheques, en de kostenvergoedingen die onze chef-Wetstraat zo kwistig ondertekent en die een welgekomen derde pijler vormen in onze persoonlijke sociale zekerheid.

Er is overigens geen reden tot kritiek. Het is simpel: zonder Yves draaide Anderlecht van geen kanten, mét Yves draaide het plots wel. Zonder Yves draaiden de Rode Duivels van geen kanten, mét Yves draaiden ze plots wel. En aangezien wij van simpele principes houden, zoals ‘post hoc, ergo propter hoc’, hoeven ze ons niets meer op de mouw te spelden.

Van Roeselare via Cercle Brugge, Aalst en Moeskroen naar Anderlecht gekomen, is Yves Vanderhaeghe in de fleur van zijn carrière, en dus van zijn leven. Een mens die plezier heeft in zijn vak. Zoals wij, soms.

YVES VANDERHAEGHE: Na de twee zware blessures die mij de voorbije jaren een tijd aan de kant hebben gehouden, had iedereen mij afgeschreven. Ook vanuit Anderlecht kreeg ik signalen dat het misschien beter was om naar een andere club uit te kijken. Een geblesseerde speler is daar extra gevoelig voor. Sommigen zitten erdoor in de put, anderen putten er motivatie uit.

De enige die nog in Vanderhaeghe geloofde, was ik zelf. Ik wist dat zodra mijn knie opnieuw in orde was, ik mijn oude niveau weer zou bereiken. De lof die me de jongste weken wordt toegezwaaid, beschouw ik als een revanche op wie me te vroeg heeft begraven. Schrijf nooit iemand af die zijn hart aan het voetbal verloren heeft.

Het lijkt wel of je het jongste jaar ook een bétere voetballer bent geworden. Niet alleen in je verdedigende werk, maar ook in de opbouw, en je maakt nu en dan een prachtig doelpunt.

VANDERHAEGHE: Ik schat beter in wat ik kan, en vooral wat ik niet kan. Ervaring is het sleutelwoord. Weten waar je moet lopen en waar niet, weten wanneer je kunt oprukken en wanneer niet. Dan heb je meer kans dat de actie lukt en opvalt. Daardoor stijgt dan weer je zelfvertrouwen, wat de precisie van je passen ten goede komt. Misschien ben ik inderdaad beter gaan voetballen. Beter, of slimmer.

Je fysieke conditie lijkt onverwoestbaar, maar bot je snelheid niet af met de jaren?

VANDERHAEGHE: Toch niet. Maar ik ben nooit heel snel geweest. Ik ben de kilometervreter, niet de sprinter. Ik ga Christian Wilhelmsson niet uitdagen. Maar in voetbal heeft snelheid vaak meer te maken met het hoofd dan met de benen. Het belangrijkste is goed te anticiperen. Daarmee ben je soms al vijf stappen weg, terwijl een ander nog moet vertrekken. Verkijk je niet op de mannen die het snelst kunnen spurten, dat zijn niet altijd de snelste voetballers.

Hoe moeilijk was het om te revalideren na twee knieblessures?

VANDERHAEGHE: Dat valt niet uit te leggen aan wie het niet heeft meegemaakt. Ik ben geopereerd in februari 2003. Na zeven maanden was ik weer speelklaar, maar moest ik op de bank zitten voor Besnik Hasi. Een paar keer ben ik in zijn plaats gekomen, maar in februari 2004 ben ik hervallen. Misschien had ik nog te weinig kracht in de spieren voor voetbal op het hoogste niveau. Ik ben dus opnieuw van nul moeten beginnen met de revalidatie. Dat was bij kinesist Lieven Maesschalck, bij wie veel gekwetste sporters hun heil zoeken. Toen ik er was, werkten ook Nzelo Lembi, Khalilou Fadiga, Hans Somers en Stijn Vreven aan hun herstel. Je pept elkaar dan op, dat is belangrijk voor het moreel.

Maesschalck heeft mij een maand of vier intensief begeleid, en daarna was ik er helemaal door. Hout vasthouden, maar mijn knie is weer in orde. Voor ik uitviel, heb ik vier jaar lang elke wedstrijd gespeeld, nooit geblesseerd, nooit op de bank, dat wordt op de duur zo gewoon dat je niet beseft hoe bevoorrecht je bent. En dat je vergeet plezier te hebben in wat je doet. Het zal mij niet meer overkomen. Ik geniet nu van elke seconde. Ik kom graag naar het stadion, al is dat met de files niet altijd gemakkelijk vanuit Roeselare, ik amuseer me in de wedstrijden, ik amuseer me op training, ik geniet zelfs van elk stortbad en van elke massage.

Je bent verdedigende middenvelder. Is dat de belangrijkste plaats op het veld?

VANDERHAEGHE: Elke positie is belangrijk. Je kunt je in het moderne voetbal niet meer veroorloven om één zwakke schakel te hebben. Het voordeel van mijn plaats is dat je een goed overzicht van het spel hebt, en dat je je negentig minuten lang kunt leegspelen. Een spits moet soms negentig minuten staan wachten op één bruikbare bal, dat is veel frustrerender. Als je toch een gradatie wilt aanbrengen, zijn de spits en de keeper de belangrijkste spelers: als zij individueel falen, draagt de ploeg collectief de gevolgen.

Toen jij out was, is Anderlecht aan het kwakkelen gegaan.

VANDERHAEGHE: Tijdens mijn inactiviteit zijn ze ook kampioen geworden, dus mijn aan- of afwezigheid heeft er weinig mee te maken. Anderlecht heeft vorig seizoen af te rekenen gekregen met het ‘postkampioenenjaar’, dat is voor iedereen moeilijk. De voorbije twintig jaar is Anderlecht de enige Belgische club die haar titel heeft kunnen verlengen. Je bent kampioen, een paar goede spelers worden verkocht, er komt wat sleet op de verhoudingen, er sluipt wat arrogantie en gemakzucht in de rangen, de Europabeker slorpt de aandacht en de concentratie op, en het resultaat is dat je in de competitie punten verliest die je nooit zou mogen verliezen.

Ik heb vorig seizoen van bij het begin gezegd dat we niet scherp genoeg bezig waren. Ze hebben mij dat niet allemaal in dank afgenomen, maar de feiten hebben mij gelijk gegeven. Op het einde kwam Anderlecht drie punten te kort voor de titel. Die drie punten hebben we al op de eerste speeldag laten liggen, in Moeskroen. En we hebben ze nog een tweede keer laten liggen in de rampzalige thuismatch tegen rode lantaarn Oostende. Franky Vercauteren heeft er nu extra de nadruk op gelegd: we moeten honderd procent geconcentreerd zijn voor élke match. Alle individuele prijzen zijn vorig jaar naar Anderlechtspelers gegaan…

Behalve die voor beste doelman. Dat zou gezien het gestuntel van Daniel Zitka en Tristan Peersman een beetje misplaatst geweest zijn.

VANDERHAEGHE: Ja, maar die beste doelman hebben we ondertussen gekocht. Laat ik zeggen dat de meeste individuele trofeeën voor ons waren, maar de ploeg in haar geheel heeft niets gewonnen. Dát moet dit jaar veranderen. We moeten voor elkaar spelen, als iedereen alleen zijn eigen kwaliteiten in de verf wil zetten, komen we nergens. Op dit moment zie ik gelukkig een heel andere instelling tussen de lijnen dan een jaar geleden.

De thuismatch tegen Club Brugge had vorig seizoen de kentering kunnen inluiden. We zaten toen in een serieuze dip, slechte prestatie op Inter Milaan, en dan tegen Club vroeg op achterstand. Maar plotseling was er de ommekeer. Een doelpunt van mij, en nadien één van Nenad Jestrovic, die na twee en een halve maand zijn onvoorziene rentree maakte. Dat was een grote avond voor ons, we hebben Club na de rust helemaal platgedrukt. Hadden we na nieuwjaar die spirit kunnen behouden, zouden we Club nog ingehaald hebben.

Waren het vooral de jongere spelers die het lieten afweten?

VANDERHAEGHE: Nee, iedereen heeft er zich aan bezondigd. Als voetballers te veel bezig zijn met andere zaken dan training en wedstrijd, missen ze op het veld die twee of drie procent die nodig is om te winnen.

Is de ploeg versterkt in vergelijking met vorig jaar?

VANDERHAEGHE: Zeker weten. Aruna is de enige die is vertrokken, op het moment dat we spreken toch, en er zijn vijf goede spelers bij gekomen. De komst van Bart Goor is een gouden zaak. Een superprof, die er zowel op training als in de wedstrijden altijd honderd procent voor gaat, een grote ervaring heeft met duels op topniveau, en naar wie op en naast het veld geluisterd wordt. Ook Laurent Delorge, Marius Mitu, Serhat Akin en Silvio Proto zijn welgekomen versterkingen. Maar niet alleen de transfers, ook de niet-transfers zijn belangrijk. Dat Vincent Kompany en Christian Wilhelmsson zijn gebleven, is een schitterende zaak. Als de jongere spelers nu ook bereid zijn om naar de oudere te luisteren, heb ik er een goed oog in.

Ook Europees?

VANDERHAEGHE: Ook Europees. Die nul op achttien in de vorige Champions League kunnen we niet ongewroken laten. Dat vloekt met mijn sportmanshart. Ik haat verliezen.

Maar de draaischijf van het team is nog steeds Pär Zetterberg. Zijn snelheid is duidelijk wél afgebot. In de nationale competitie kan hij dat wegsteken, maar Europees wordt het cash betaald.

VANDERHAEGHE: Niet akkoord. Zetterberg blijft een schitterende voetballer. Een man met ideeën, goed spelinzicht, uitstekende techniek, grote inzet. Zijn zuivere snelheid is minder, maar dat is nu een goed voorbeeld van waarom we collectiever moeten spelen. Als de anderen een stapje extra zetten, kan Zetterberg zich makkelijker vrij opstellen. En als hij dán de bal krijgt, blijft hij van goudwaarde. Hij kan met één pas van dertig meter een doelpunt inleiden. Maar als hij eerst al zijn krachten moet aanwenden om de bal te veroveren, zal hij die aanval niet meer met evenveel precisie kunnen lanceren.

Wordt het gevaar ook dit jaar de bank? Misnoegde spelers die de sfeer verzieken? Na één wedstrijd was het al raak met Serhat Akin.

VANDERHAEGHE: Daar is de trainer meteen tegen opgetreden. We hebben een ruime en kwalitatief sterke kern. Een voordeel als je aan de top wilt meedraaien, maar dan moet iedereen goed beseffen dat er maar elf kunnen spelen. Ik weet wat het is, ik heb ook op de bank moeten zitten toen Besnik Hasi goed presteerde.

Er worden over sfeer in een ploeg veel theorieën verkocht. Spelers van Brugge zouden ook buiten de club vaak met elkaar optrekken, en daardoor zou de groepsgeest sterker zijn. Dat klinkt mooi, maar in feite wordt de sfeer in de groep maar door één ding bepaald: de resultaten. Zolang je wint en iedereen geld verdient, wordt er niet gezeurd, ook niet door de bankzitters. Als het minder gaat, komen alle frustraties aan de oppervlakte. Zeker in een club als Anderlecht, waar de pers het kleinste incident buiten proporties uitvergroot.

Dat is Hugo Broos fataal geworden. Waarom haalt geen enkele Anderlechttrainer zonder kleerscheuren zijn derde jaar?

VANDERHAEGHE: Over het ontslag van Broos wil ik niet spreken, dat is verleden tijd. Maar je kunt er niet omheen dat de media bij het afdanken van een trainer een belangrijke rol spelen, dat heeft Broos tot zijn scha ondervonden. Sommige journalisten hebben zwaar op de man gespeeld. De spelers lezen dat ook allemaal, en dat ondergraaft de positie van de trainer nog meer. Voetballers hebben grote ego’s, en geven niet graag toe dat ze zelf iets verkeerd doen. Eigen fouten op de trainer afwentelen is het gemakkelijkst, en dat wordt nóg gemakkelijker als die trainer elke dag in de kranten wordt afgebrand.

Anderlecht moet proberen om de externe druk op de club te verminderen. Het beeld bestaat dat het bij Club Brugge een gezapige en rustige boel is, terwijl het bij Anderlecht voortdurend rommelt. En ook al klopt dat beeld niet helemaal, door het feit dat de buitenwereld denkt van wél wordt het op de duur werkelijkheid. Als wij met Anderlecht één keer gelijkspelen, is het crisis. De club moet proberen die onnodige nervositeit te verhinderen.

Na jouw terugkeer zijn ook de Rode Duivels beter gaan spelen. Hoewel je allereerste pas tegen Bosnië meteen tot een tegendoelpunt leidde. 0-1 na één minuut.

VANDERHAEGHE: Dat is waar, maar ik wens erop te wijzen dat ik de bal verloor in het midden van het veld, en dat er nog vier verdedigers achter mij stonden. We hebben ons over die tegenslag heen gezet, en ondertussen hebben we ons lot weer in eigen handen. Door het gelijkspel van Spanje tegen Bosnië moeten we niet eens meer twaalf op twaalf halen. We zijn wel verplicht om Spanje te verslaan. Als iedereen erin gelooft, kan dat. Zeker met Bart Goor er weer bij. Ikzelf kan op het veld de anderen mee trekken. Vloeken, foeteren en zelf tot het uiterste gaan. In die zin zal mijn aanwezigheid, zowel bij Anderlecht als bij de Rode Duivels, wel van belang zijn. De jongeren kunnen toch niet achterblijven bij een oude vent van 35.

Je kompaan Glen De Boeck is assistent-trainer geworden. Hoop je ook op zo een functie?

VANDERHAEGHE: Ik heb mijn Heizeldiploma, ik ben regent lichamelijke opvoeding, en ik ben gebeten door het voetbal. Het trainersvak spreekt me dus aan. Maar ik ben nog niet van plan te stoppen met voetballen. Ik doe het gewoon te graag. Mijn contract bij Anderlecht loopt af op het einde van het seizoen, hopelijk wordt het verlengd. En zo niet zal er bij andere clubs nog wel interesse zijn zeker? Bij Moeskroen, of bij mijn Roeselare, dat nu ook in eerste klasse zit.

Heb jij het maximum uit je carrière gehaald?

VANDERHAEGHE: Ik heb er veel uitgehaald, zeker als je bedenkt dat ik een laatbloeier ben. Ik ben pas op mijn dertigste Rode Duivel geworden, en heb pas toen de mensen kunnen overtuigen dat ik ook in internationale matchen mee kon. Van één ding heb ik spijt. Het eerste jaar dat we met Eendracht Aalst in de hoogste klasse speelden, werden we meteen vierde. Toen was Anderlecht geïnteresseerd. Maar op het einde van het seizoen had ik mijn middenvoetbeentje gebroken, en die operatie heeft mijn transfer verhinderd. Was ik toen, op mijn vijfentwintigste, naar Anderlecht gekomen, had ik misschien later een buitenlandse transfer kunnen versieren.

Je bent twee jaar geleden samen met Gert Verheyen en Philippe Clement naar Congo getrokken, in het kader van de Damiaanactie. Dat heeft een grote indruk op jullie gemaakt.

VANDERHAEGHE: Het is een levensles die ik iedereen kan aanraden. Zoiets zet je met de voeten weer op de grond. Als je die miserie ziet, maak je je niet langer druk over de randverschijnselen van het voetbal. Het is verbijsterend hoe op acht uur vliegen van onze rijke wereld, zoveel ellende kan bestaan, in een voor de rest prachtig continent.

Zoals iedereen zijn ook wij getroffen door de levenslust die die mensen toch nog opbrengen. Ze lachen, ze dansen, en ze zingen van zodra ze de kans hebben. Maar wat een miserie. We hebben ziekenhuizen bezocht, nu ja ziekenhuizen, waar zwangere moeders in rijen zaten te wachten, met hun andere kroost op de schoot. Die vrouwen smeekten ons: ‘Prends mon bébé’, omdat ze er zelf toch niet voor konden zorgen. Ik moet je zeggen: mijn hart brak. Wat voor toekomst hebben die kinderen? Ik heb zelf eten gegeven aan kinderen met opgezwollen buiken. Je hebt dat wel eens gezien op een foto of op het televisienieuws, maar als je het in het echt voor je hebt, zit je keel dicht hoor.

We zijn naar melaatsendorpen geweest, waar nog echt melaatsen leefden. Een man die al zijn twee armen en een been verloren was… mensen toch. Door onze aanwezigheid heeft de Damiaanactie wat meer belangstelling gekregen. Vorig jaar hebben ze een postercampagne met voetballers gemaakt, en er zullen nog wel dergelijke initiatieven volgen.

Als je zoiets van dichtbij gezien hebt, weet je je eigen luxe wat meer te waarderen. Maar dat besefte ik al langer. Mijn leven heeft ook al eens aan een zijden draadje gehangen, toen ik getroffen werd door een zware hersenvliesontsteking. Op Roeselare hebben ze toen een minuut stilte voor mij gehouden, ze dachten dat ik dood was.

Typisch voor Roeselare: attent, en steeds hun tijd een tikje vooruit.

VANDERHAEGHE: Vijftien jaar later speel ik misschien weer de Champions League. Hoeveel doden kunnen dat zeggen?

Door Koen Meulenaere

‘Ik ben beter gaan voetballen. Beter, of slimmer.’

‘Ik had vroeger naar Anderlecht moeten komen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content