Door de deal die GDF Suez vorige week met de Belgische gemeenten afsloot, wordt de LNG-terminal van Zeebrugge voor 60 procent eigendom van de Franse energiegroep. ‘Allesbehalve geruststellend’, vindt Luc Barbé.
‘De strijd om de gasterminal van Zeebrugge is stilaan het B-H-V van de energie geworden’, zei een hooggeplaatste bron van de Franse nutsgroep GDF Suez begin vorige week. De strijd sleepte al maanden aan en ging er onder meer om of de gasterminal van Zeebrugge, die door de Belgische consumenten is betaald, in Franse handen zou overgaan dan wel eigendom zou blijven van Publigas, de gasholding van de Belgische gemeenten. Een paar dagen later raakte bekend dat Publigas en GDF Suez een akkoord hadden bereikt.
‘Het resultaat is een typisch Belgisch compromis’ oordeelt Luc Barbé, die kabinetschef was van voormalig staatssecretaris van Energie Olivier Deleuze (ECOLO). De Belgische gemeenten krijgen via Fluxys (waar ze 51,28 procent van de aandelen verwerven tegen 2010) de controle over het binnenlandse gasnetwerk. In ruil wordt de strategisch erg belangrijke gasterminal van Zeebrugge, dé grote inzet van de onderhandelingen, eigendom van GDF Suez.
Het moet gezegd, de Fransen hebben hun slag thuisgehaald. Ter compensatie evenwel krijgen de Belgische gemeenten garanties over de werking van de terminal. Fluxys (waarin Publigas de meerderheid verwerft eind 2009) krijgt de operationele leiding over de terminal. Bovendien mogen de gemeenten de meerderheid van de leden van de raad van bestuur aanwijzen. ‘Daniel Termont, de voorzitter van Publigas, heeft met zijn onderhandelingen goed werk geleverd’, vindt Barbé. Maar toch, aangezien GDF Suez de meerderheidsaandelen (60 procent) in handen heeft, hebben de Fransen als puntje bij paaltje komt het laatste woord. Als meerderheidsaandeelhouder kunnen ze zich altijd tegen de raad van bestuur keren. En dat is niet meteen geruststellend.
De versterkte positie van GDF Suez geeft immers geen garantie op een goed werkende gasmarkt. Barbé: ‘Iedereen moet tegen dezelfde voorwaarden en op dezelfde transparante manier toegang krijgen tot de opslag en de infrastructuur van gas. Met GDF Suez als eigenaar van de terminal is dat niet gegarandeerd.’
‘Bovendien kan GDF Suez dankzij de terminal ook zijn greep op de elektriciteitsmarkt in ons land verstevigen’, aldus Barbé. ‘Wie wil concurreren met Electrabel, moet immers nieuwe elektriciteitscentrales bouwen, en dat zijn doorgaans gasgestookte Stegcentrales. De kans is dan groot dat het gebruikte aardgas via Zeebrugge moet worden aangeleverd. En ook dat versterkt het status-quo van GDF Suez.’
Dat GDF Suez grote belangstelling toonde voor het kroonjuweel van de Belgische gassector, verbaast Barbé niet. Wat hij echter niet begrijpt, is dat de regering-Leterme niet heeft ingegrepen. ‘Alle grote partijen zijn vertegenwoordigd in Publigas, dat de onderhandelingen heeft gevoerd.’ Maar dat hielp niet. Ook Bruno Tobback (SP.A) stelde herhaaldelijk vragen aan minister van Klimaat en Energie Paul Magnette (PS) over de gang van zaken in dit dossier. In de bevoegde Kamercommissie verklaarde Tobback dat hij ‘niet begreep hoe het komt, dat niemand duidelijkheid wil scheppen over de vraag, of men al dan niet bezig is met de uitverkoop van een van de kroonjuwelen van het (Belgische) gasnetwerk voor een miserabele 250 miljoen euro.’ Hij verwees daarmee naar de bijdrage van Suez die de regering broodnodig had om de begroting in evenwicht te krijgen.
Ingrid Van Daele