Hans Memling, Rogier van der Weyden, Jan van Eyck, Hugo van der Goes: op de tentoonstelling Vlaamse Primitieven. De mooiste tweeluiken in het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten kunt u 36 meesterwerken uit de late middeleeuwen gaan bewonderen.
In stilte dialogerende sterfelijke en goddelijke wezens bevolken een stemmige zaal van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen. Het zijn zorgvuldig geregisseerde werken – 36 stuks – met laatmiddeleeuwse beelding die de hedendaagse beschouwer zullen betoveren.
De vorm van het diptiek – een scharnierend tweeluik – vindt zijn oorsprong ergens in de beschaving van het oude Griekenland. De grote populariteit tijdens de vijftiende en zestiende eeuw was mede een gevolg van veranderende geloofsintenties. Via de zogenaamde Devotio Moderna en de orden van de lekenbroeders kwam de nadruk te liggen op direct en ongecompliceerd, zintuiglijk contact met God. Het navolgen van Christus – de titel van het boek van Thomas à Kempis indachtig: De imitatione Christi – werd een belangrijke devotionele vernieuwing. Zoals in het voorbeeld van de heilige Franciscus van Assisi, van wie men zegt dat zijn doorgedreven navolging op miraculeuze wijze zelfs de stigmata veroorzaakte. Het accent kwam te liggen op de menselijkheid en sterfelijkheid van Jezus. Zo liet een franciscaner monnik zich in gebed afbeelden tegenover Christus met het kruis tijdens diens martelgang.
Naast de veranderde verhaalstof, speelde de grootte van dergelijke tweeluiken een rol in de overgang naar een intiemere geloofsbelijdenis. Het gaat in veel gevallen om schilderijen van geringe afmetingen die thuishoren in de beslotenheid van de woning. Sommige, zoals het precieuze diptiekje van Gerard David, zijn zo klein dat ze in de palm van een hand passen. Op een van de pronkstukken van de tentoonstelling, Madonna in de kerk en Christiaan de Hondt, abt van de Duinenabdij uit de collectie van het KMSKA zelf, wordt de genoemde abt in gebed afgebeeld in een slaapkamer, met in de bedstee een opgehangen tweeluikje – een hint voor het gebruik van diptieken.
De opdrachtgever van een diptiek probeerde vaak meerdere vliegen in één klap te slaan. Misschien wel het mooiste tweeluik op de tentoonstelling, Maria met kinden Maarten Van Nieuwenhove van Hans Memling, illustreert dat goed. Wie bad, had recht op een aflaat en door de vereeuwiging op een paneel leek dat recht continu verzekerd te zijn. Met deze vorm van commemoratie zorgde men ook na de dood voor het zielenheil. De patriciër Maarten Van Nieuwenhove verhoogde bovendien zijn persoonlijk prestige door zich door de grootste meester in Brugge op een bijna adellijke wijze te laten schilderen. Met deze imitatie van een sociaal hogere klasse beïnvloedde hij zelfbewust de perceptie – om een hedendaags modewoord te gebruiken – van zijn persoon.
De rol die religieuze kunst vervulde, namelijk de visuele ondersteuning en onderrichting van de Heilige Schrift, bleef bewaard. Maar de vorm, de inhoudelijke accenten en de beleving van de aanschouwer waren geëvolueerd.
VISUELE SPELLETJES
In elke vertelling over de zogenaamde Vlaamse Primitieven wordt steevast de levensechtheid van hun kunst geroemd. Realisme in de schilderkunst is evenwel een lastig begrip met vele valkuilen. In deze werken is de werkelijkheid door de schilder sterk gemanipuleerd en zijn visuele spelletjes minstens even belangrijk.
Het gaat hier bijvoorbeeld om de religieuze dialoog, zoals op het meesterlijke Maria met kind en Philippe De Croÿ van Rogier van der Weyden. In absolute stilte is De Croÿ naar de Madonna en het kind toegewend. De blik van de Maagd is gericht op zijn handen met rozenkrans en crucifix, terwijl haar zoon een kostbaar handschrift vasthoudt en daarmee mogelijk alludeert op de eruditie van de opdrachtgever. De toeschouwer vormt zelf de derde partij in deze meditatieve dialoog.
Of De engel Gabriël en Maria van de annunciatie van Jan van Eyck, zowat het summum van illusionisme. In grisaille geschilderde beelden op een sokkel staan in een enge nis en werpen hun schaduw af, als zijn het echte albasten sculpturen. De trompe-l’oeil wordt zo sterk volgehouden dat de beelden weerkaatst worden op de afsluitende glimmende zwarte platen en er op de profiellijst van de nis een illusionistisch lapidair schrift wordt geëvoceerd. Het onderste gedeelte van de sokkel is geschilderd op de lijst zelf, die op zich al een imitatie van rood marmer is. Dit gezichtsbedrog wordt door Van Eyck zelf doorgeprikt, door de statueske figuren te laten vergezellen van een duif – personificatie van de Heilige Geest – in dezelfde steenimitatie. Van Eyck laat zijn visitekaartje van pictor doctus na, intellectueel beslagen en mogelijk verwijzend naar het verhaal van de legendarische Zeuxis, die druiven schilderde die zo levensecht waren dat vogels tegen zijn schildersezel aan vlogen.
Een visuele attractie is ook het werkje van Geertgen tot Sint Jans. Wie met zijn neus op De verheerlijking van Maria gaat staan, begint te duizelen van de zwermen engeltjes rond Maria en kind. Het zal de gelovige indertijd beslist geholpen hebben bij een directe connectie met het hemelse.
HUWELIJKEN & ECHTSCHEIDINGEN
Eeuwenlang werd er bijzonder pragmatisch omgesprongen met dit kostbare erfgoed. Panelen werden bijgewerkt, doormidden gezaagd of apart verkocht om ze lucratiever te maken. De bedenker van deze tentoonstelling, Ron Spronk van de Harvard University Art Museums in Cambridge, had het in dit opzicht over ‘huwelijken’ en ‘echtscheidingen’. Scheidingen, want het huwelijk van sommige duo’s was niet historisch gelegitimeerd. Dit was het geval met twee onverwante panelen uit de groep Albrecht Bouts die men in de zeventiende eeuw tot een triptiek omvormde. Goddelijke creaties, maar niet altijd zo bejegend.
Op deze tentoonstelling zijn er ook enkele ‘geamputeerde’ werken die hier tijdelijk herenigd zijn. Er zijn veel bruiklenen uit buitenlandse musea en het is de vraag of dat in de toekomst in ons land nog mogelijk zal zijn. Er dient een legale regeling getroffen te worden, zoals dat in verschillende Europese landen al het geval is, waarbij de overheid borg staat voor de verzekeringskosten. Anders zullen buitenlandse musea steeds minder bereid zijn om hun schilderijen aan België uit te lenen.
Een absoluut ijkpunt in de schildertraditie van de Bourgondische Nederlanden is De zondeval en Bewening van Christus van de enigmatische Hugo van der Goes. Dit werk werd voor maar liefst 38 miljoen euro verzekerd! Van der Goes zou waanzinnig zijn geworden tijdens zijn poging om het Lam Gods te evenaren. Waar of niet waar, dit acribisch geborstelde kleinood bewijst in elk geval dat hij er zeker het nodige vakmanschap voor bezat. De Adam en Eva zijn gebaseerd op hun revolutionaire naakte voorlopers bij de gebroeders Van Eyck, evenals de mediterrane natuurpracht. De geaffecteerde tronies en houdingen bij de bewening lijken dan weer geïnspireerd op Van der Weyden – een best of both worlds, zo lijkt het wel.
Profane tweeluiken zijn aan het einde van de expo te vinden. Moederziel alleen hangt Satirisch tweeluik uit de zestiende eeuw, een burleske prent die aantoont dat de late middeleeuwen niet enkel een tijd van pilaarbijters waren. Maar was dit wel nodig als uitsmijter?
Geslaagder is de vermenging van oude met hedendaagse kunst middels een video van Bill Viola. Een huilende man en vrouw staan naast elkaar opgesteld, als in een tweeluik. Het beeld doorbreekt het soms hermetische karakter – niet op het esthetische maar op het gevoelsmatige plan – van de Vlaamse Primitieven. Viola’s stuk concordeert vormelijk en inhoudelijk wonderwel met deze zaal vol oude kunst.
‘VLAAMSE PRIMITIEVEN. DE MOOISTE TWEELUIKEN’ NOG TOT 27/5 IN HET KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN, LEOPOLD DE WAELPLAATS, ANTWERPEN, WWW.kmska.be
DOOR MATTHIAS DEPOORTER