Vrijdag is het Anderlecht-Club Brugge. Bij winst is Club weg naar de titel. Over hoogten en laagten in Brugge : aanvoerder Gert Verheyen.
Twee weken geleden hield Club Brugge in het Jan Breydelstadion zijn sinterklaasfeest. Een glunderende directeur Antoine Vanhove blikte goedkeurend rond en sprak : ‘Meer volk dan op de thuismatchen van de Cercle.’
Het spijt ons voor wie nachtmerries overhoudt aan ouderwetse beleidstechnieken in voetbalclubs, het spijt ons voor wie pleit voor eigentijds management en verjonging, maar geef ons maar de oude garde. En liefst van al mannen die liever doodvallen dan een stap opzij te zetten : Eddy Wauters, Constant Vanden Stock, het duo Van Maele-Vanhove. Jammer dat Jean Wauters op Standard weg is. Hij had, met nauwelijks honderd en vier jaar op de teller, nog heel wat goede jaren voor zich.
We hoeven de klok niet eens twaalf maanden terug te draaien, en bij Club Brugge waren het allemaal klungelaars. Niet mee met de nieuwe tijd, het woord ‘seniel’ viel net niet in de giftige perscommentaren. De koopmansgeest, het ontzag voor pater familias Michel Van Maele, het werken op zijn West-Vlaams… dat waren in het verleden misschien sleutels geweest tot enig succes, maar in het huidige voetballandschap leidden ze recht naar de ondergang. Dat men maar een voorbeeld nam aan een modern geleide vereniging als Racing Genk.
Zoals met alles in de sport, zijn het ook nu weer de feiten die roet in het theoretische eten gooien. Achter de schermen van zowel Anderlecht als Club Brugge wordt nog steeds aan de touwtjes getrokken door twee kranige knarren van om of in de tachtig. En wat is het resultaat ? Anderlecht heeft dit seizoen uitslagen behaald die de grootste optimist in paars en wit nooit had durven dromen. Winnen van Porto, PSV (twee keer), Kiev, Manchester United en Lazio Roma, wie dat kan, is weer mee op het Europese toneel. En Club Brugge, dat na de vaudeville rond ex-voorzitter Fernand De Clerck, rond trainer René Verheyen en rond publiekslieveling Vital Borkelmans was afgeschreven als een overjaarse carnavalsvereniging, staat na veertien wedstrijden met het maximum van de punten aan de leiding in de competitie. Een historisch record in het Belgische voetbal. Dat kan dan wel een gevolg zijn van de zwakte van de andere teams, maar je moet die zwakte wel kunnen uitbuiten.
Volgens vele waarnemers, onder wie – waarom het versteken zou Willy Claes zeggen – wijzelf, was de legendarische fijne neus voor talent, waarmee Club Brugge dertig jaar aan de top heeft gestaan in België en af en toe aan de subtop in Europa, uitgesnoven. Maar zie, de Peruviaan Andrés Mendoza, de grootste bok die de Brugse tranferverantwoordelijken ooit hadden geschoten (gekocht op basis van videobeelden, stel u voor), is ondertussen een vaste waarde en zou mits wat meer regelmaat tot een van de betere spitsen in de competitie kunnen uitgroeien. En Timmy Simons van Lommel en Peter Van der Heyden van Aalst en voordien Denderleeuw zijn voltreffers op de Belgische transfermarkt geweest. Met trainer Trond Sollied zit dan weer de grote goeroe van het nieuwerwetse voetbal in Brugge. Weliswaar na een pijnlijk conflict met AA Gent, maar hij zit er toch maar. En het conflict was pijnlijker voor Gent dan voor Brugge.
Ook aanvoerder Gert Verheyen zit er nog. Meer, hij scoort er aan de lopende band en is aan het beste seizoen uit zijn carrière bezig. Vorige maand werd zijn hoofd op hol gebracht door een lucratief voorstel van Ipswich Town, maar het Clubbestuur hield het been stijf, en trapte dus niet in de val waarin zoveel andere, dat van Racing Genk op kop, wel zijn getrapt. Maar dommeriken hoor, in Brugge. Een keer horen bij de Gert. Goede verstaanders, zij die aan een half woord genoeg hebben, zullen merken dat de aanvoerder iets minder enthousiast is dan uw dienaar.
Eén jaar in de tijd teruggaan, is altijd leerrijk. Toen werden jullie uit de Europabeker gewipt door Maccabi Haifa, en verloren nadien vier keer op rij. Voor Club de zwartste periode sinds 1982, toen het onder Spitz Kohn en Rik Coppens bijna uit eerste klasse tuimelde.
Gert Verheyen : We hebben nog andere slechte periodes gekend, maar die van vorig jaar was inderdaad heel erg. Ik voelde me daar iets minder bij betrokken omdat ik gekwetst was. De malaise was te wijten aan een samenloop van meerdere factoren. Je had het wegvallen van Franky Van der Elst op het veld en van Eric Gerets ernaast, de inpassing van een paar nieuwelingen die moeizaam verliep, een paar geblesseerden, gerommel in de bestuurskamer… alles liep op hetzelfde moment verkeerd. We zijn uiteindelijk nog tweede geëindigd, op het eind van het seizoen viel de schade mee. Het is dankzij die tweede plaats dat we nu tegen Barcelona spelen.
Jullie begonnen pas opnieuw goed te draaien toen René Verheyen zijn ontslag indiende, waarna hij assistent-trainer werd zonder een hoofdtrainer boven zich. Een absurde situatie.
Verheyen : Op dat moment was het zo erg, dat de spelersgroep zich uit zichzelf herpakt heeft. We beseften allemaal : nu zijn we wel heel diep gevallen, zo kan het niet langer. Ook omdat we ons realiseerden dat René Verheyen het slachtoffer was van ons falen.
Er waren vorig jaar problemen met de buitenlanders, zodat er binnen de ploeg clans ontstonden.
Verheyen : Er waren vooral problemen met één buitenlander : Darko Anic, die zijn landgenoten mee ten onder trok. Zonder hem hadden we met de anderen nooit dezelfde moeilijkheden gehad. Er zitten nu trouwens ook verschillende jongens uit ex-Joegoslavië in de kern. Maar we moeten de hand in eigen boezem steken : er waren buitenlanders die zich door de Belgen uitgesloten voelden. Dat hebben we pas nadien vernomen, we hebben daar te weinig oog voor gehad.
In vergelijking met vorig seizoen lijkt jullie kern niet versterkt. Deflandre, Borkelmans, Ilic, Anic en Fadiga zijn vertrokken. En alleen Simons en Peter Van der Heyden zijn erbij gekomen. Onlangs ook Simic. Toch hebben jullie nu wel succes. De Brugse koopmansgeest heeft het dus weer gedaan.
Verheyen : Blijkbaar wel hé.
Sprak hij zonder veel overtuiging.
Verheyen :(lacht) Ik weet natuurlijk niet hoe die transfers precies tot stand komen. Maar Simons en Van der Heyden zijn ontegensprekelijk prima aankopen. Niet alleen draaiden ze onmiddellijk goed mee, ze gaven het elftal van meet af aan een surplus. Van de snelle in- en aanpassing van Peter Van der Heyden sta ik te kijken. Dat Timmy Simons iets in zijn mars had, wist ik, want als we tegen Lommel speelden, was hij mijn directe tegenstander. Ik had het altijd moeilijk tegen hem.
Lommel speelde dan ook maar twee matchen per seizoen : uit en thuis tegen Club Brugge.
Verheyen : Tegen ons was het telkens met het mes tussen de tanden, dat klopt. Hadden ze dat elke week gedaan, waren ze nooit gedegradeerd. Maar ook in de andere wedstrijden stak Simons er bovenuit, dat zag iedereen. De verdienste van de Clubmensen is dat zij het weer zijn die hem gestrikt hebben.
De grote verklaring voor het succes van Club is de komst van trainer Trond Sollied. De nieuwe Messias van het voetbal.
Verheyen : Het was nodig dat er iemand kwam voor wie de spelers een beetje schrik hadden. Als Sollied iets opdraagt, zal iedereen proberen dat goed uit te voeren. Er moet een beetje afstand tot de trainer blijven, want anders is de scherpte weg. Dat was vorig jaar een deel van ons probleem. Dus was het goed dat er iemand kwam die voor ons nieuw was, en die elders in korte tijd een enorme reputatie had opgebouwd.
De methode van Sollied is intussen alom bekend. Intensief trainen op positiespel. Is dat nu zo anders dan wat Belgische oefenmeesters doen ?
Verheyen : Zijn ideeën op zich zijn niet nieuw. Ik ben er zeker van dat al jaren geleden veel coaches dezelfde voetbalprincipes huldigden. Maar het komt erop aan ze ook in de praktijk toe te passen. En dat is wat Sollied onderscheidt van de meeste van zijn collega’s : hij blijft dezelfde oefeningen eindeloos herhalen, en altijd weer hameren op fouten en tekortkomingen. Dat is niet altijd prettig. Het is veel aangenamer om een wedstrijdje te spelen of wat op balbezit te oefenen, dan tegen een denkbeeldige tegenstander honderd keer hetzelfde patroon te moeten instuderen. Maar het rendeert in de matchen, dat is inmiddels zowel bij Gent als bij ons gebleken. Andere trainers geven het sneller op, daar zit hem het grote verschil. In het begin van het seizoen leggen ze ook de nadruk op specifieke spelsituaties, maar na korte tijd verwatert dat. Bij Sollied is het andersom : hij is langzaam beginnen opbouwen, maar blijft systematisch werken op automatismen, en schaven aan de fouten. Er zijn niet veel trainers die zoveel belang hechten aan de nabeschouwing, zeker niet als je gewonnen hebt. Sollied analyseert elke match, bij manier van spreken elke spelfase. Dat is niet altijd even plezierig hoor.
Het belangrijkste is dat wat hij zegt juist is.
Verheyen : Daardoor dwingt hij ontzag af. Wij hebben een vrij slechte voorbereiding op dit seizoen gekend. In duels met tweede- en derdeklassers liep het van geen kanten. Er zullen er toen wel een paar gedacht hebben dat de reputatie van Sollied fel overdreven was. Maar dan kwam de laatste oefenmatch, de Brugse Metten, en veegden we PSV met 4-0 van het veld. Het is pas op dat moment dat iedereen plots inzag dat Sollied gelijk had. Sindsdien hebben we negentien keer gewonnen, één keer gelijkgespeeld, en alleen verloren tegen La Louvière en Barcelona.
De grote twee !
Verheyen : Tegen Barcelona konden we niet op, maar dat is geen drama. Ook al zaten ze in een vormcrisis, je hebt te maken met een man of zestien van wereldniveau. Dat verschil in kwaliteit kan je alleen uitvlakken als zij in een rotdag verkeren en jijzelf in een superdag. Dat was niet het geval, duidelijk. Die 0-2 vind ik dus niet zo erg. Je moet niet dromen, en dat hebben er vóór die partij misschien te velen gedaan. Wat La Louvière betreft, dat is een ander verhaal. Die Belgische beker is blijkbaar ons zwarte beest. Als we er niet tegen een zwakkere tegenstander uitgaan, zoals op Lokeren of Tilleur, krijgen we in de finale 4-0, zoals tegen Racing Genk. Ik heb er geen verklaring voor, tenzij dat niemand het erg vindt. De beker van België interesseert de mensen niet meer. Alleen de finale spreekt tot de verbeelding.
Sollied werkt meer met posities dan met namen. Dus als Fadiga vertrekt, is dat geen ramp.
Verheyen : Het voordeel van Club Brugge is dat er niet veel grote namen zijn. Maar verkijk je niet op die posities, het individuele talent van de speler blijft doorslaggevend. Je kan perfect in je positie spelen, maar als je daar elk duel verliest, levert dat weinig op.
Afwerken op doel is ook een vast onderdeel van zijn oefenstof.
Verheyen : Terecht. Dat wordt door veel van zijn collega’s onderschat. Als je een hele week niet op doel schiet, zal je zondags ook niet scoren. Ook dat werk werpt zijn vruchten af. Ik zit al aan twaalf doelpunten, en ook anderen als Vermant en Mendoza scoren aan de lopende band. Ons spel is niet afgestemd op één of twee centrumspitsen die alle doelpunten voor hun rekening nemen.
Brugge en Anderlecht steken met kop en schouders boven de concurrentie uit. Dat is verontrustend.
Verheyen : Dit seizoen is het heel opvallend, maar het was in feite vorig jaar al zo. Dat wij ondanks negen nederlagen tweede konden worden, zegt veel over de anderen. Het Belgisch voetbal moet dringend een nieuwe weg inslaan. Er zijn te veel clubs met financiële problemen, en de weerslag daarvan zie je op het veld. Het verschil tussen de top en zeg maar de laatste acht uit de rangschikking is enorm. En daarvan wordt ook die top slechter. Je moet wedstrijden van niveau spelen, of je komt bij internationale confrontaties tekort. Eerlijk gezegd zie ik maar één oplossing : drastisch snijden in het aantal eersteklassers. Maar dan niet twee ploegen minder, zoals de profliga schoorvoetend overweegt, maar ineens zes of acht.
Ofwel moeten de groten eruit stappen. Tot nu toe was Club Brugge tegen de Euroleauge, maar Antoine Vanhove heeft zich laten overtuigen.
Verheyen : Ik denk dat de spelers gewonnen zijn voor die Euroleague. De vraag is of de supporters het willen. Want mee op verplaatsing gaan, wordt dan wel erg duur. De inkrimping van eerste klasse is een alternatief. Je bent beter met een ploeg of tien twaalf die vier keer per jaar tegen mekaar spelen, zoals in Schotland.
Zou vier keer Anderlecht-Brugge ook niet snel vervelen ?
Verheyen : Dat denk ik niet. Kijk naar de play-offs in het basketbal. Daar spelen ze zeven keer tegen mekaar, maar dat schaadt niet aan de belangstelling, integendeel. Een play-offsysteem is ook het overwegen waard.
Club leek Europees ook weer mee te draaien, in tegenstelling tot de vorige seizoenen toen er altijd wel iets misliep. Maar tegen Barcelona was het alweer raak. De manier waarop Lembi het eerste doelpunt weggeeft, is vreselijk.
Verheyen : Tegen Barcelona sneuvelen is geen schande. Maar de vorige jaren zijn we verscheidene keren uitgeschakeld door ploegen die we moeiteloos de baas hadden moeten zijn. De ene keer door pech, de andere keer door een flater of te weinig concentratie. De gemeenschappelijke oorzaak is dat we onvoldoende wedstrijden op het scherp van de snee spelen. Als er dan toch eentje komt, ben je net niet alert genoeg. Dit jaar lukte het al beter, precies omdat Sollied niet achterover gaat leunen bij de gemakkelijke overwinningen in de Belgische competitie. Dat wij op Sankt-Gallen in de negentigste minuut de beslissende treffer scoren, is al een grote verbetering. Vorig jaar hadden we hem tegen gekregen.
Vrijdag is het Anderlecht-Club Brugge. Als je de twee ploegen op papier bekijkt, zou je zeggen dat Anderlecht beter is. Maar jullie staan zes punten voor. Mocht je vrijdag winnen negen.
Verheyen : Ik denk niet dat onze programma’s zoveel verschilden, maar de intensiteit van hun Europese wedstrijden lag veel hoger dan die van ons. Porto, Manchester United, Kiev, PSV… dat is andere koek dan Flora Talinn, Apoël Nicosia en Sankt-Gallen. Aan de ene kant heeft Anderlecht dankzij de Champions League het tempo en het zelfvertrouwen opgetrokken, waardoor het ploegen als Lokeren of Charleroi op een hoopje kan keren. Aan de andere kant sluipt er naast fysieke ook mentale vermoeidheid in de gelederen, waardoor je net dat tikkeltje extra mist dat nodig is om ook op Standard of Genk te winnen. Het grootste nadeel van een drukke Europese campagne is het risico op blessures, die door de vermoeidheid in de hand worden gewerkt. Daarmee wordt Anderlecht nu geconfronteerd, al zorgt het feit dat ze tegen Lazio moeiteloos hun drie centrale verdedigers konden vervangen, weer voor een extra kick. Tot nu toe hebben wij bij Club niet al te veel problemen met geblesseerden. We hebben het elftal weinig moeten wijzigen.
Anderlecht kreunt onder de vele zware opdrachten. Voor jullie komt de topper op het ideale moment.
Verheyen : Ja, maar dat ideale moment kan na twee minuten voorbij zijn. Aan dat soort uitspraken vertil ik me niet meer. Als Anderlecht tegen ons speelt zoals het in de Champions League doet, krijgen we het moeilijk. Een goede test voor ons geroemde systeem.
Moeten jullie de match altijd in handen nemen ?
Verheyen : Nee, we laten de tegenstanders soms vrij veel komen. En precies tegen ploegen als Anderlecht kan je het je veroorloven afwachtender te spelen. Tegen Aalst of Beveren verwacht iedereen dat we erin vliegen. De tactiek van Anderlecht verschilt grondig van de onze, omdat hun veldbezetting anders is. Zij spelen 4-4-2, wij 4-3-3. Al hangt dat af van hoe de tegenstander zich weert. Het kan bij ons ook 4-5-1 worden. Wij houden constant drie mensen in het midden, terwijl zij er daar in principe maar twee hebben staan. Als we man tegen man even sterk zijn, wat mee afhangt van de vorm van de dag, zou het systeem de doorslag kunnen geven. Het wordt een interessant aspect van dat duel.
Jijzelf kreeg een dikke maand geleden een mooi aanbod van Ipswich, maar tot je grote ontgoocheling en woede zei het Clubbestuur njet. Had je het diplomatischer moeten aanpakken ?
Verheyen : Ik heb het diplomatisch aangepakt. Ik ben hen beleefd gaan uitleggen dat dit voor mij financieel een kans uit de duizend was, en of ze me die kans wilden geven. Dat hebben ze niet gedaan. De ontgoocheling blijft, maar heeft geen invloed op mijn inzet of mijn prestaties.
Je hebt gedreigd met de wet van ’78, die je toelaat mits een opzeggingsvergoeding onder je contract uit te geraken.
Verheyen : Gedreigd heb ik niet. Ik heb gezegd dat als zich opnieuw zo’n kans voordoet, ik alle juridische middelen zal gebruiken. Ik hoop dat het de volgende keer op een sympathiekere manier kan verlopen. De interesse van Ipswich is niet weg. Gelukkig doen ze het vrij goed in de Engelse competitie. Mochten ze onderaan staan, zou de drang om vers bloed aan te trekken groter zijn, en hadden ze allang iemand in mijn plaats aangeworven. Nu blijf ik hopen dat ze mij na dit seizoen opnieuw komen opzoeken.
Vanhove zegt : hij heeft vorig jaar een contract van vijf jaar bij ons getekend, en was daar heel tevreden mee.
Verheyen : Dat is ook zo. Ik zou dat nu niet meer doen. Vóór je dertigste moet je je niet voor een zo lange periode binden. Maar toen ik bijtekende had ik net gebouwd in Brugge, mijn vrouw was in verwachting, er was geen concrete interesse van andere clubs, en dus heb ik me laten verleiden door de zekerheid van een langlopend contract. Ik vind het geen oneer daarop terug te komen.
Maar heeft het bestuur geen gelijk als het stelt : die man moeten we houden. Racing Genk heeft Strupar en Oulare laten gaan, op het eerste gezicht tot profijt van beide partijen, maar kijk waar ze nu staan.
Verheyen : Ik begrijp de houding van het Clubbestuur, maar of ze gelijk hebben, kan alleen de toekomst uitwijzen. Ipswich bood 120 miljoen frank, die heeft Club laten liggen. Stel dat ik er volgend jaar maar twintig meer waard ben, dan hebben ze honderd miljoen verloren.
Misschien worden alle transfersommen binnenkort door de Europese Commissie verboden. Zit dat in je achterhoofd ?
Verheyen : Als die kans zich voordoet, zal ik ze grijpen. Een profsporter moet in deze zaken in de eerste plaats naar zichzelf kijken. Ik ben maar interessant voor Club zolang ik presteer. Als dat niet meer het geval is, zetten ze mij de deur uit hoor, en dat gebeurt niet altijd in de prettigste omstandigheden. Zoals meer zogenaamde boegbeelden hebben ervaren.
Sommige spelers, bijvoorbeeld Sven Vermant, wachten rustig het einde van hun contract af. Op gevaar af naar de B-kern te worden verwezen.
Verheyen : Als Sven heeft beslist dat hij weg wil, is dit voor hem ongetwijfeld de beste manier. Als hij speelt zoals nu, zal hij zonder problemen een nieuwe ploeg vinden. Die moet dan tekengeld aan hem betalen, maar dat zal nooit zo hoog zijn als het transferbedrag dat ze had moeten ophoesten mocht hij een lopend contract hebben. De club is er niet mee gebaat om hem naar de B-kern te sturen. Ik zie een trainer als Sollied dat nooit aanvaarden. Die moet resultaten voorleggen, zijn eigen marktwaarde hangt ervan af. Hij heeft zijn beste elementen dus nodig. De trainer beslist wie wordt opgesteld, niet het bestuur. Daar ga ik toch van uit.
Ben je tevreden met je persoonlijke erelijst ?
Verheyen : Eén titel en één beker met Anderlecht. Met Club twee titels en twee bekers. En, als ik me niet vergis, voor de rest één keer zesde, en alle andere jaren tweede. Dat is ook een merkwaardige prestatie. Maar ik hecht weinig belang aan een erelijst. Als je stopt, zal één titel of beker meer of minder je geluk niet bepalen.
Wat is jouw beste uitslag in ‘De gouden schoen’ ?
Verheyen : De plaats weet ik niet. Maar ik heb nooit meer dan vijf punten gekregen.
Wablief !?
Verheyen : Mijn gemiddelde is twee punten.
Maar enfin, dat kan niet.
Verheyen : Kijk het maar na. De journalisten zullen vinden dat ik niet kan voetballen zeker ?
Maar wat voor kloefkappers zijn wij dan ?
Verheyen : Tja… dat is moeilijk te beantwoorden. Pas op, ik zit daar niet mee, maar het is wel opmerkelijk, niet ?
Opmerkelijk ? Het is een schande. Gert, in naam van de Belgische Vereniging van Sportjournalisten, en sinds de recente opsplitsing zeker in naam van de Vlaamse Vereniging van Sportjournalisten, duizendmaal excuus voor deze grove onrechtvaardigheid.
Verheyen : ’t Is al goed, we spreken er niet meer over.
Koen Meulenaere