Zondag is het Club Brugge-Anderlecht. Als Club één punt pakt, is het voor de dertiende keer kampioen. Het kan zich deze week ook plaatsen voor de bekerfinale. Assistent-trainer Chris Van Puyvelde over het seizoen van FC B, olé olé.
Even situeren: Club Brugge kent u. Chris Van Puyvelde zou u moeten kennen. Hij is 45, woont in Lokeren, speelde zelf op provinciaal niveau bij Waasmunster en Wetteren, is regent Nederlands-Engels, haalde al op zijn 28e met grote onderscheiding zijn trainersdiploma, gaf later zelf les aan de Heizelschool, was trainer en hulptrainer bij Sint-Niklaas, Lokeren en Eendracht Aalst, was in Aalst ook sportief manager, en trok midden 2000 als assistent van de Noor Trond Sollied naar Club Brugge.
Van Puyvelde is Trond-kenner bij uitstek, en bezeten van voetbal. Hij kan met Club een tweede titel en een derde beker winnen, al heeft de 0-0 van vorige vrijdag bij rode lantaarn Bergen nog maar eens geleerd wat elke lezer van Knack al lang weet: ‘Voorspel nooit iets in de sport, want vóór uw woorden volledig zijn uitgesproken, zijn ze al door de feiten weerlegd.’
CHRIS VAN PUYVELDE: Ons parcours is zo goed als vlekkeloos geweest, al heb je in elk seizoen wel een klein dipje en één of twee wedstrijden die je verliest. Voor ons was dat enkel op Anderlecht en Genk, en de nederlaag op Genk was dan nog onverdiend. Tegen Bergen hadden we kansen genoeg voor vier goals, maar onze zenuwachtigheid en hun keeper hebben dat verhinderd. We zullen dus geconcentreerd moeten blijven, maar ik ben ervan overtuigd dat we tegen Anderlecht en Sint-Truiden minstens dat ene nodige puntje pakken.
Tot nu toe is er maar één match die ik vervloek: Shaktar Donetsk. Daar hebben we de kwalificatie voor de Champions League, en dus veel geld, verspeeld. Er waren tal van redenen, bijvoorbeeld dat de Oekraïners al langer aan hun competitie bezig waren en dat ze een zeer sterke kern hadden gekocht. Maar de waarheid is dat wij defensief zwaar geblunderd hebben. Op Europees niveau wordt dat afgestraft. Later hebben we voor de UEFA-cup nog eens verloren in Oekraïne, bij Dnjepropetrovsk, ook door defensieve flaters. Het is daar slechte grond voor Club.
In de Belgische competitie liep alles perfect. Na vijf speeldagen alleen aan de leiding, en die hebben jullie niet meer afgestaan. Tot nu toe toch niet.
VAN PUYVELDE: We hebben weinig slechte matchen gehad. En de scharniermomenten waren meestal in ons voordeel. Onze doelman pakt een moeilijke bal, en een minuut later scoren we zelf aan de overkant. Als je niet in vorm bent, draaien die momenten in je nadeel uit.
Jullie doelman Tomi Butina heeft tijdens Euro 2004 een metamorfose ondergaan. Van een aarzelende naar een zelfverzekerde keeper.
VAN PUYVELDE: Hij heeft door dat EK aan présence gewonnen, en er was ook het afhaken van Dany Verlinden en diens aantreden als keeperstrainer. Zo viel voor Butina een concurrent weg, die hem nu bovendien waardevolle tips geeft. Wij hebben een duidelijke hiërarchie: Butina één, Stijn Stijnen twee, en Glenn Verbauwhede, keeper van de nationale beloften, drie. Een doelman moet concurrentie voelen, maar hij mag niet op het veld staan met het idee dat elke fout hem zijn kop kost. We hebben met aandacht de keepersperikelen bij Anderlecht gevolgd.
‘Het spel van Club Brugge oogt niet mooi’, zo onthullen ons de voetbalprofeten.
VAN PUYVELDE: Dat is een cliché. We stevenen af op een zeer hoog aantal punten, we hebben de meeste goals gemaakt en de minste tegen gekregen, en alleen tegen Lokeren en op Bergen hebben we niet kunnen scoren. In vijf jaar tijd is ons toeschouwersgemiddelde gestegen van elfduizend naar vierentwintigduizend. Het aantal vip-gasten is gestegen, het aantal sponsors is gestegen… dat kan niet als het voetbal niet om aan te zien is.
Wat op het veld gebeurt, blijft de core-business. Is die in orde, dan kan een goede structuur alle andere geledingen van de club meetrekken. Ons stadion is eigendom van de stad, dat is een voordeel, maar het zadelt ons ook op met beperkingen. We zouden veel meer eters moeten hebben, en veel meer activiteiten moeten kunnen organiseren. Marc Degryse heeft al eens een proefballonnetje over een nieuw stadion opgelaten.
De kortste weg naar het faillissement.
VAN PUYVELDE: Daar ben ik het niet mee eens. Toen ik sportief manager van Eendracht Aalst was, had ik contact met Britse zakenlui die wilden investeren in een nieuw stadion, maar dat moest dan wel multifunctioneel zijn. Het is niet doorgegaan omdat Aalst andere zorgen had, maar zulke lui zijn te vinden. We moeten alleen durven innoveren. We hebben de kans gehad het trainingscomplex van Shaktar Donetsk te bezoeken. Je gelooft je ogen niet. Zelfs Alex Ferguson van Manchester United vond dit het mooiste complex dat hij ooit had gezien.
Ik mag er niet aan denken hoe ze dat gefinancierd hebben.
VAN PUYVELDE: Best mogelijk, maar ze hebben het toch maar. Er is zelfs een trainingshall waar ze verschillende klimatologische omstandigheden kunnen creëren. Als ze naar Parma moeten, trainen ze in het klimaat dat in Parma zal heersen. Dat wordt berekend met een weersatelliet. Ze hebben een eigen kliniek, een vijfsterrenhotel, en biljartlakens als oefenvelden. Belgische clubs mogen niet blijven stilstaan. Met ons budget van 15 miljoen euro kunnen we in Europa niet mee. Dus moeten we een manier zoeken om dat te verhogen. Degryse hamert op het systeem van PSV, dat stoelt op een professioneel scoutingapparaat, een optimaal gebruik van het stadion, en een investeringsfonds om spelers te kopen. We moeten dat procédé durven kopiëren. Men wijst vaak op hun exploitatietekorten, maar die zijn voor een groot stuk boekhoudkundig.
Trond Sollied is aan zijn vijfde jaar bij Club bezig. Dat zorgt voor continuïteit, maar de keerzijde is dat de verveling kan toeslaan. Tactiek en trainingen zijn altijd dezelfde.
VAN PUYVELDE: Ook een cliché. Wij zouden altijd van achteren uit een lange bal naar de punt gooien, en dan hopen dat Rune Lange er zijn kop tegen zet. Onzin. Weinig ploegen benutten zoveel de hoeken van het veld als wij. En onze doelpunten zijn misschien niet allemaal van wereldklasse, maar ze zijn wel het resultaat van gericht werken tijdens de week. De filosofie en de werkmethode van Sollied zijn echt zo ingewikkeld niet. Op een veld staan geen bomen, maar voetballers. En die moeten dus voetballen. Dat vereist techniek, fysiek, snelheid, en inventiviteit, en dat oefenen wij de hele week in. Twee uur per dag, en steeds met de bal, is dat saai? Wie daarover zeurt, zit in de verkeerde sport. Sollied geeft iedereen ook veel vrijheid, en staat open voor de spelers, zijn assistenten, en iedereen die iets met de club te maken heeft. ‘Respect’ is zijn sleutelwoord. Je geeft respect, en je krijgt respect.
Hij zou een goede CD&V’er zijn.
VAN PUYVELDE: Wat mij het meest bevalt, is dat hij gewoon doet. Zo gewoon dat velen er onwennig bij worden. Journalisten bijvoorbeeld, omdat hij eenvoudige dingen zegt. Zo werkt hij ook op training, en zo voetballen wij ook: keep it simple. Wij gaan ervan uit dat we één goal meer moeten maken dan de tegenpartij, en we proberen rond de bal altijd een man meer te hebben dan de tegenstander. Dat is uiteraard niet nieuw, ons zonevoetbal is dat misschien wel. Ik merk dat meer en meer ploegen ons daarin imiteren. Iedereen zegt wel dat Club Brugge geen geheim heeft voor de tegenstander en gemakkelijk te bespelen is, maar dat blijkt dan toch niet uit de uitslagen.
Sollied is de man van de looplijnen. Daar is vaak om gelachen, onder meer in Knack, maar in de praktijk bewijzen ze hun nut.
VAN PUYVELDE: Een speler is per match gemiddeld twee minuten aan de bal, het is dus belangrijk wat hij tijdens die andere achtentachtig doet. Hij moet juist bewegen, zich vrij lopen, breed durven gaan, de vleugels opzoeken, infiltreren vanuit de verdediging en vanuit het middenveld. Trond houdt van elke match statistieken bij, in dat fameuze schriftje waarin hij voortdurend zit te krabbelen. Onder andere hoeveel en welke kansen wij creëren, en vanwaar de assists kwamen. Als je die statistieken op het einde van het seizoen samen legt, krijg je een blauwdruk van onze trainingen. Dat bewijst dat we goed gewerkt hebben.
Wij hebben geen spelers die drie of vier man dribbelen, maar wij lossen het op andere manieren op. Een goede voetballer is een combinatie van talent, mentaliteit, fysiek, agressiviteit en intelligentie. Talent is een belangrijk onderdeel, maar niet het enige. Gert Verheyen is het beste voorbeeld. Die wordt beter met de jaren. Slimmer ook, efficiënter. Hij is dit seizoen zeker een van onze belangrijkste spelers geweest. Idem voor Rune Lange. Voor ouderen als Verheyen is werken onder Sollied het verlengen van hun carrière, jongeren maken hun carrière dankzij hem, en de middencategorie wordt onder hem international. Bovendien pakt hij mogelijk zijn tweede titel en zijn derde beker. Veel meer kun je van een trainer niet verlangen.
En dan roepen de kranten dat sportleider Marc Degryse hem het liefst weg zou hebben. Omdat hun visie op voetbal niet overeenstemt.
VAN PUYVELDE: Nonsens. Ik zou de sportief directeur eens willen zien die niet tekent voor de resultaten van Sollied. Marc leeft dicht bij de ploeg, en praat vaak met Trond. Dat ze het niet altijd eens zijn, kan best. Maar dat hoeft ook niet. Sollied overlegt constant: met Marc, met René Verheyen, met mij, en ook met Dany Verlinden. Ik heb Dany in korte tijd van een speler in een trainer zien veranderen. Dat is ook weer voor een stuk dankzij Trond. Die man heeft Club Brugge gouden diensten bewezen.
Jij bent niet alleen zijn assistent, maar ook een goede vriend. Hoe heb je hem leren kennen?
VAN PUYVELDE: Toen ik bij Aalst sportief directeur was, ging ik soms scouten in Noorwegen. Via een gemeenschappelijke kennis hebben we elkaar ontmoet. Hij was trainer bij Rosenborg. We hebben telefoonnummers uitgewisseld, en toen hij naar België kwam, heb ik hem uitgenodigd in Aalst. Later is hij mij komen opzoeken toen Rosenborg tegen Club Brugge moest spelen. Gent heeft hem dan aangetrokken, en zo is het contact verstevigd. Toen hij één jaar later naar Club Brugge ging heeft hij mij mee gevraagd. Ik heb niet lang moeten nadenken. Wij zijn allebei van ’59, we houden van dezelfde muziek, en we hebben dezelfde levensfilosofie. We houden van druk en spanning, maar ook van de rust van de natuur.
Zijn er veel fjorden in Lokeren?
VAN PUYVELDE: Nee, maar waar ik woon is wel ruimte. En het is de ruimte die Scandinaviërs zo speciaal maakt. Ze stappen hun deur uit, en kunnen vijfhonderd meter verder in volstrekte rust en eenzaamheid op zalm gaan vissen. Dan kun je de belangrijke zaken onderscheiden van de ballast. Vandaar dat ze geen druktemakers zijn.
Marc Degryse heeft als sportleider vooral moeten snoeien in de kern.
VAN PUYVELDE: Antoine Vanhove heeft jarenlang op zijn onnavolgbare manier voor continuïteit in het sportieve beleid gezorgd, en met Degryse is die opnieuw verzekerd. Die continuïteit zie je ook in de spelerskern, en dat blijft niet zonder resultaat: tien jaar op rij niet buiten de eerste twee, dat is sensationeler dan men beseft.
Degryse heeft om economische redenen de kern moeten inkrimpen. In een jaar zonder Champions League moet Club alle zeilen bijzetten om de eindjes aan elkaar te knopen. Daar moeten de trainers zich bij neerleggen. Er is ons gevraagd de eigen jeugd kansen te geven, dat is in ruime mate gebeurd. Het valt niet zo op omdat er meerdere jongeren zijn uitgeleend of verkocht. Niet omdat ze niet goed genoeg waren, maar omdat ze gebarreerd werden door mannen met meer ervaring die beter waren.
Degryse heeft twee keer op rij de transfers voor het seizoen nadien tijdens de winterstop gedaan. Vorig jaar Bosko Balaban, Victor en Jonathan Blondel. Nu Michael Klukowski en Manasseh Ishiaku.
VAN PUYVELDE: Een goede strategie. Het zorgt voor rust in de ploeg, en de nieuwelingen krijgen de tijd om zich in te passen. Ik hoor links en rechts al morren dat die transfers niet voldoende renderen, maar dat is niet zo. Bosko Balaban heeft in het begin van het seizoen meer dan gerendeerd, en Jonathan Blondel heeft ook al zijn waarde bewezen. Maar ook hij is in concurrentie met Nastja Ceh, en is bovendien nog maar 21. Klukowski komt volgend seizoen in de plaats van Peter Van der Heyden, en Ishiaku krijgt ook zijn kans. De mensen moeten wat meer geduld hebben.
Tot slot de vrije tribune die Knack ter beschikking stelt aan ieder die het goed meent met het Belgisch voetbal: de jeugdopleiding. En het schuldig verzuim van de overheid.
VAN PUYVELDE: Mijn stokpaardje. Zolang we in België niet drastisch ons onderwijssysteem veranderen, blijft het dweilen met de kraan open. Men moet nu zaken durven beslissen, waarvan het effect pas over tien jaar zichtbaar zal zijn. Onze jeugd beweegt te weinig, dat zeggen alle rapporten. Zelfs één uur sport per dag is onvoldoende, maar vele kinderen komen hoogstens aan twee uur per week.
Wie blinkt uit in de sport? Mensen die er dag en nacht mee bezig zijn. De tennisscholen hebben getoond hoe je het traditionele onderwijs moet combineren met sport. Waarom steekt Vincent Kompany er bovenuit? Omdat hij de Afrikaanse morfologie heeft, en omdat hij elke dag uren op straat heeft gevoetbald. Wij zien bij ons hetzelfde bij Janvion Yulu-Matondo, ook iemand met Afrikaanse roots. Onze Belgische jeugd is dat natuurlijke bewegen kwijt. Zes uur per dag op een stoel in de klas, dan thuis twee uur op een stoel voor het huiswerk, een paar uurtjes op een stoel voor computer- of Playstation-scherm, nog enkele uurtjes in de zetel voor televisie, en dan plat in hun bed. Dat is een dramatische ontwikkeling.
In het voetbal heeft Frankrijk hét voorbeeld gegeven. Op een bepaald moment stonden de Fransen nergens meer. Ze zijn dan met steun van de overheid en in samenwerking met het onderwijs begonnen met hun Centres de Formation, waar jongeren massaal worden opgeleid. Tien jaar later waren ze wereldkampioen, Europees kampioen, en leverden ze spelers aan alle topclubs van Europa. Hun derde of vierde garnituur komt naar Charleroi of La Louvière, en overvleugelt onmiddellijk alle Belgen. Onze jeugdtrainers doen met hart en ziel hun best, maar je kunt met drie uur training per week nooit op tegen jongens die tien jaar lang drie uur training per dag hebben gehad.
Wij moeten dat voorbeeld volgen, maar daarvoor is een revolutie in ons onderwijs nodig. De verantwoordelijken moeten dringend wakker worden, want ze zijn ongewild grote schade aan het aanrichten.
Koen Meulenaere
‘Trond Sollied heeft Club gouden diensten bewezen.’