‘Turkije heeft bijgedragen aan de creatie van een monster’

President Recep Tayyip Erdogan heeft het bestaan van de Islamitische Staat in Turkije altijd ontkend. Intussen bleef de 900 km lange grens met Syrië de afgelopen twee jaar open voor duizenden buitenlandse jihadisten. Onder internationale druk heeft Turkije nu beloofd de grensbewaking te verscherpen. Maar de IS in eigen land wordt nog altijd gedoogd. ‘De hypocrisie van de regering aangaande de IS is schandalig.’

Meer dan vijftien procent van de Turkse bevolking zou de Islamitische Staat steunen, volgens politieke analisten. Wegens religieuze motieven, maar ook uit angst dat Bashar Al-Assad de oorlog in Syrië zal winnen. De ideologie – en het geld – van de IS trekt ook steeds meer Turkse jongeren aan. De krant Milliyet heeft het over minstens 3000 Turken die zich bij de radicale terreurbeweging hebben aangesloten. Er wordt tot diep in Istanbul geronseld. De houding van de overheid is op zijn zachtst gezegd onduidelijk. De grens met Syrië wordt weliswaar beter in de gaten gehouden, maar niet in die mate dat het onmogelijk is om als jihadist over te steken. Integendeel, de toestroom van buitenlandse en Turkse rekruten zou sinds begin september weer zijn toegenomen. In steden bij de grens, maar ook in Istanbul en Ankara zijn verschillende opvanghuizen van de IS waar strijders op adem kunnen komen van de oorlog en zich hergroeperen.

De halfslachtige aanpak van de regering heeft verschillende oorzaken. Als buur van twee landen waar de Islamitische Staat oorlog voert, voelt Turkije de hete adem van de extremistische beweging constant in de nek. De 49 Turkse gijzelaars die de IS sinds juni in Irak gevangenhield zijn dan wel bevrijd, maar dat neemt de vrees voor IS-aanslagen in Turkije niet weg. Daarnaast zal de overheid nooit toegeven dat ze een foute inschatting heeft gemaakt door de IS en andere radicale groeperingen in Syrië te steunen. De Turken hadden nooit kunnen vermoeden dat de IS zou uitgroeien tot zo’n radicale, sterk georganiseerde beweging. Het welpje veranderde in een levensgevaarlijke wolf, met het gevolg dat Turkije nu klem zit tussen de consequenties van zijn steun aan de Syrische oppositie en de druk van het Westen om deel te nemen aan de strijd tegen de jihadisten.

Intussen rijzen de problemen in Turkije. De ziekenhuizen liggen vol met Syrische vluchtelingen, onder wie ook IS-strijders. In steden aan de grens en in bepaalde buurten in Istanbul worden stickers en vlaggen van de radicale groepering gesignaleerd, waardoor de spanning onder de lokale bevolking toeneemt. Desondanks is er weinig openlijke kritiek op de ambivalentie van de overheid. Met een president die weigert de IS als terroristen te bestempelen en bijna tachtig procent van de media aan zijn kant heeft, is zien, horen en zwijgen de tendens.

Verpleegster van de IS

Toch verandert er stilaan wel iets. Afgelopen weekend was er in Istanbul een betoging tegen de IS, waarbij de overheid ervan werd beschuldigd de terreurbeweging te ‘voeden’. Ook in de zuidoostelijke regio van het land gingen mensen de straat op. In de steden Yuksekova, Van en Mardin greep de politie in met traangas en waterkanonnen. En in Mersin, Zuid-Turkije, publiceerde een verpleegster vorige week een brief in de media met de klacht dat ze het beu was om IS-strijders te verzorgen die daarna allemaal ongehinderd terug naar Syrië keerden ‘om mensen te onthoofden’.

‘Ik ben diep beschaamd om deze mannen te helpen bij hun genezing’, betoogde de verpleegster die alleen met haar initialen werd vermeld. ‘Ze komen het ziekenhuis binnen onder een valse naam en verdwijnen als het hen uitkomt. Begin augustus werd een IS-commandant binnengebracht. Een zekere Mohammed Ali R. Hij was constant omringd door bodyguards. Ook hij verdween weer met de noorderzon. Zo zijn er al veel leiders gekomen en gegaan. Ik wil ze niet langer verzorgen. Daarom vraag ik de regering om dit ziekenhuis te komen controleren.’ De overheid reageerde niet.

Een parlementslid van de oppositiepartij CHP uit Gaziantep, bekend als hotspot voor IS-strijders, was het zo beu dat hij naar Ankara vertrok om de regering ter verantwoording te roepen. Hij gooide een lijst met adressen van IS-opvanghuizen op tafel met de vraag waarom er niets aan werd gedaan. Tot nu toe heeft hij geen antwoord gekregen.

‘Dat zal hij ook niet krijgen’, schampert Mehmet Kilic. Hij is Koerdisch en journalist van de lokale krant Urfanatik in Urfa. De zuidwestelijke stad van bijna 800.000 inwoners – van wie 60 procent Koerdisch – ligt op 75 kilometer van de grens met Syrië. Urfa zou momenteel meer IS-strijders herbergen dan Gaziantep, zegt Kilic. Vanuit Urfa trekken ze de grens over bij het van oudsher bekende smokkeloord Akçakale, op 30 kilometer van Ain al-Arab, de Koerdische stad in Noord-Syrië die de IS momenteel probeert te veroveren. Ook Ceylanpinar, niet ver van de Syrisch-Koerdische stad Al Hasakah, is een druk bezochte oversteekplaats.

‘Nu Turkije onder druk staat om zijn steentje bij te dragen aan de jacht op de IS, gedragen de IS-strijders zich minder opvallend op straat’, vertelt Kilic. We ontmoeten hem in het kantoor van de HDP, de Koerdische partij in Oost-Turkije. ‘Een maand geleden liepen ze nog met veel bravoure rond en intimideerden ze de bevolking met hun aanwezigheid. Nu zingen ze een toontje lager. Ze beseffen dat ze moeten oppassen. Ook in de ziekenhuizen is het aantal IS-strijders afgenomen. Hoewel ze nog altijd worden opgenomen. Geen enkele gewonde kan tenslotte worden geweigerd, ongeacht zijn politieke achtergrond of afkomst. Iedereen uit Syrië staat geregistreerd als vluchteling. Voor het personeel is het niet altijd duidelijk wanneer het met IS-strijders te maken heeft. Maar vaak zijn ze op een kilometer afstand te herkennen, je kunt moeilijk naast hun baarden kijken. Je zou dan ook verwachten dat er minstens een verhoor van de politie volgt in zo’n ziekenhuis, maar daar is geen sprake van. De jihadisten worden met rust gelaten. Terwijl er wel een politieman voor de kamer van een gewonde vrouwelijke strijder van de YPG is neergezet (de militaire tak van de Koerden in Noord-Syrië, nvdr). De vrouw is ook al ondervraagd. Het is veelzeggend dat de politie haar verhoort en de IS ongemoeid laat.’

De Turken houden de YPG in de gaten omdat die gesteund wordt door de Koerdische PKK, in Turkije nog altijd geboekstaafd als terroristische organisatie, ondanks de wapenstilstand die sinds 2012 van kracht is. Als de Koerden in Syrië en Irak worden bewapend, kan dat ook de PKK sterker maken, waardoor de onderhandelingen met de Turkse regering bemoeilijkt kunnen worden. De overheid wil dat voorkomen, nog een reden voor de terughoudendheid om de IS het land uit te jagen.

Schuilplaats

In Urfa is ook een schuilplaats van de Islamitische Staat gevestigd, zegt Kilic. ‘Het is geen onopvallende woning, er verblijven tussen de 100 en 150 personen, zowel Turken als Arabieren. Ik vermoed dat er ook West-Europeanen bij zijn. Ze huizen daar al een klein jaar. De hele buurt weet ervan, je kunt het aan iedereen vragen. Maar ook in de rest van de stad is de plek bekend. De gemeente is ervan op de hoogte, al doet die alsof haar neus bloedt.’

Gewapend met een camera verborgen in jawel, een pen, volgen we Kilic door Urfa op weg naar de schuilplaats. We parkeren om de hoek van de straat en wandelen tot aan de overkant van het bewuste gebouw, in de Karakoyunstraat in het district Piyazza. Pal tegenover het huis staat Kilic stil en doet net alsof hij ons – domme toeristen – uitlegt waar de eeuwenoude beroemde citadel van Urfa is. Hij wijst in de verte terwijl wij zo onopvallend mogelijk foto’s van het gebouw proberen te maken. Een paar mannen hangen rond aan de voorzijde. Het is een groot pand, met de ruimtes achteraan kunnen er zo te zien inderdaad makkelijk 100 man in verblijven. We lopen verder, steken over en wandelen dan over de stoep pal voor de woning. Boven zijn de ramen open, een jongen leunt uit de vensterbank maar verdwijnt zodra we in de buurt komen. Op de gesloten rolluiken op de begane grond zijn nog vaag de letters te zien die het woord Allah vormen. Kilic spreekt luid over de heilige karpervijver bij de Halil Rahmanmoskee, een pleisterplaats in het centrum waar ooit de aartsvader Abraham zou hebben gewoond. Die moeten we zeker gaan bezichtigen, zegt hij. De rondhangende jongens negeren ons.

We steken opnieuw over en passeren een werkplaats voor motors. ‘Sommige strijders kopen hier benzine of verdunner en mengen dat met Bally, een lijmmengsel dat ze snuiven’, legt Kilic uit. ‘Ik weet het omdat ik een jongen ken die ook verslaafd is aan dat spul en contact heeft met andere gebruikers onder wie IS-aanhangers. Er zijn redelijk wat Turkse rekruten met een verslavingsverleden. Jongens uit arme wijken die hun redding zien in de jihad. Ze hebben weinig kans op werk terwijl ze bij de IS tussen de 4000 en 6000 dollar (3100 en 4679 euro) per maand kunnen verdienen. Dat is veel geld, maar die bedragen horen we overal opduiken. De roes van de oorlog is een vervanging voor de kick van de drugs, met de stichting van het kalifaat als excuus. Maar de meerderheid van de Turkse IS-strijders doet het omdat ze de religieuze ideologie van de Islamitische Staat aanhangt, die trekt meer aan dan het islamitische gedachtegoed van president Erdogan.’

Kilic neemt ons mee naar het Mehmet Akif Inanziekenhuis, een overheidsinstelling. De meeste jihadisten liggen in privéziekenhuizen, maar daar kom je als buitenstaander heel moeilijk binnen, weet Kilic. Op het plein naast het gebouw zitten mensen aan tafels en op de grond te wachten op het bezoekuur. Kilic troont ons mee naar een tafel met vijf jongens. Een heeft zijn been in het gips. ‘Zie je? Deze hebben hun baard afgeschoren. Maar ik weet dat ze van de IS zijn.’

In het ziekenhuis zelf, waar een contact van Kilic ons binnenlaat, zien we ook bebaarde jongens rondwandelen die duidelijk niet tot de doorsneebezoekers behoren. Niemand die op hen let. ‘Dat is precies de bedoeling’, zegt Kilic. ‘Maar de onvrede bij de bevolking neemt toe. Ik hoor mensen klagen over de IS in de ziekenhuizen. En het zal er niet beter op worden nu Turkije de grenzen heeft geopend voor de nieuwe stroom Koerdische vluchtelingen uit Syrië.’

Als we het ziekenhuis verlaten, hinkt een man op krukken achter ons aan. Hij is in het gezelschap van zijn vader en wacht net als wij op de bus. De vader vertelt aan Kilic dat ze van Deir ez-Zor in Syrië komen. Zijn zoon is gewond geraakt in een gevecht. In de bus horen we de oude man tegen een andere passagier zeggen dat zijn zoon in de rangen van de IS strijdt. Kilic kijkt grimmig. ‘Drie dagen geleden klopten wij, als afgevaardigden van de Koerdische partij, bij de burgemeester van Urfa aan. We hadden vernomen dat er tussen de 30 en 50 buitenlandse strijders in het politiebureau vastzaten. Ze waren onlangs opgepakt toen ze de grens wilden oversteken. Dit zijn terroristen, waarom sturen jullie hen niet door? vroegen we. Volgens de burgemeester konden ze niet veel doen. Er was contact met de landen van herkomst, ze moesten wachten op orders van hogerhand. Hij zei ook dat er 170.000 vluchtelingen in het district verblijven en dat de politie niet altijd weet of daar IS-strijders tussen zitten. In sommige gevallen probeert de politie echt wel iets te doen. Maar het is willekeurig, er zit geen enkele lijn in. Terwijl ze aan de ene grensplaats 10 strijders oppakken, laten ze er 30 kilometer verder 100 door.’

Brits of Frans paspoort

In Gaziantep, 150 kilometer westwaarts van Urfa, vertelt een medewerker op de luchthaven dat de politie dagelijks te maken heeft met jongens van wie ze zeker weet dat ze voor de IS komen. Ze hebben een Brits of Frans paspoort en als de politie vraagt wat ze hier komen doen, zeggen ze botweg dat ze Gaziantep komen bezoeken. ‘Tja, wat kan de politie dan doen?’ zegt de medewerker schouderophalend. ‘Ze weer laten gaan, dat is alles.’

Volgens bewoners zouden er een paar duizend extremisten in Gaziantep zitten. Van de IS, maar ook Jabhat al Nusra en andere radicale groeperingen zijn er thuis.

We gaan naar een groot huis met spiegelramen in de Kaymakan Ismetstraat, volgens ons contact een soort rehabilitatieoord van de IS. Het pand is recht tegenover een gebouw van de VN gevestigd. Een Turkse VN-ambtenaar van wie we de naam niet mogen vermelden, vertelt dat de ‘militante groepering uit Syrië’ net twee dagen geleden is vertrokken uit het huis: ‘Ze hebben hier ongeveer een maand gezeten. Binnen de kortste keren wist iedereen het. De hele dag kwamen ze af en aan. Het hotel ernaast zag dat natuurlijk niet zitten. Samen met andere omwonenden zijn ze naar de politie gestapt. Nu is het huis voor zover we weten weer leeg. De groepering is ongetwijfeld naar een andere woning in de stad getrokken. Zo gaat dat, ze verplaatsen zich van huis tot huis. Wij als VN waren er vanaf het begin van op de hoogte. Maar we zijn een onpartijdige instelling. We houden ons bezig met de vluchtelingenkampen aan de grens, niet met radicale bewegingen.’

De aanwezigheid van de IS ligt in Gaziantep veel moeilijker dan in Urfa, horen we van Ökkes Özeksi, eigenaar van de lokale krant Gaziantep 27. ‘Antep is een hub voor jihadisten. Maar niemand durft zijn mond open te doen want de macht van de AKP (de regeringspartij, nvdr) is groot in deze stad. Er zijn zes lokale tv-zenders, allemaal onder controle van de AKP. Ik bezit een van de vele plaatselijke kranten, ook ik moet voorzichtig zijn. Ik weet wat er gebeurt als ik iets publiceer dat ronduit tégen de AKP zou zijn. Op een dag zal ik een dagvaarding in mijn brievenbus vinden, zonder duidelijke opgave van reden. In de rechtbank zal ik veroordeeld worden als iemand die de staat ondermijnt of als lid van een terroristische organisatie omdat ik ‘hun propaganda via de media verspreid’. Waarna je een gepeperde belastingaanslag kunt verwachten of op andere manieren wordt gedwarsboomd. In Antep kent iedereen elkaar. Als ‘lid van een terroristische organisatie’ zal ik al gauw merken dat de adverteerders en andere mensen wegblijven en word je tegen wil en dank een paria.’

Brandbom in moskee

In de regio’s aan de Syrische grens doen ook verhalen de ronde over IS-trainingskampen en boerderijen te velde. Maar daar kun je volgens de bewoners onmogelijk dichtbij komen zonder te worden opgemerkt. ‘Of je moet graag een kogel door je hoofd krijgen’, klinkt het van verschillende kanten. Een Turkse journalist die probeerde uit te vissen waar de opvanghuizen van de IS zijn in Gaziantep, zei dat ze doodsbedreigingen had gekregen. Maar volgens Urfanatik-journalist Mehmet Kilic uit Urfa loopt het allemaal niet zo’n vaart. ‘Die jongens gebruiken Turkije als uitvalsbasis, ze gaan hier niets uithalen, daar doen ze zichzelf alleen maar tekort mee. Je moet gewoon zorgen dat je op tijd weg bent als je bepaalde zaken aan het licht brengt.’ Of hij dan zelf geen gevaar loopt? Hij glimlacht. ‘Ik ben een Koerd, ik ben voor niets en niemand bang. De hypocrisie van de regering aangaande de IS is schandalig. Ik wil dat aantonen. Ga ik straks de gevangenis is, dan moet dat maar. Ik heb het er voor over.’

In Istanbul horen we wel berichten over gewelddadigheden van ‘extremistische elementen’. In juni werden twee sjiitische moskeeën met brandbommen bestookt, volgens omwonenden door IS-aanhangers. De Muhammediye Camiimoskee in Esenyurt, een district aan de rand van Istanbul, was er het ergst aan toe. De sjiitische gemeenschap in Turkije is klein, ongeveer één procent van de bevolking. Van de drie sjiitische moskeeën in Istanbul werden er dit jaar twee in brand gestoken.

‘De aanval gebeurde ’s nachts, om twee uur’, vertelt Hamza Aydan, imam van de moskee. Hij heeft ons uitgenodigd voor de thee. ‘Ik was niet aanwezig, mijn zoon wel. Hij hoorde lawaai, toen hij ging kijken, zag hij twee mannen die het hek opentrapten. Ze verdwenen zodra ze mijn zoon in het vizier kregen. Tien minuten later stond de moskee in vuur en vlam. De bibliotheek brandde het hevigst, dat is het oudste deel van het gebouw. De vier boeken van de Koran en minstens driehonderd andere heilige boeken gingen volledig in vlammen op. We weten niet zeker of de daders van de IS waren, maar het lijkt er wel op. Het is de eerste keer dat Turkse sjiitische moskeeën aangevallen worden en het gebeurde niet lang na de vernieling van sjiitische moskeeën in Irak door de IS. Tien dagen voor de aanval stond er plots een man in de moskee. Het was na het avondgebed, ik was alleen en wilde juist naar buiten. De man riep me. Of ik de imam van deze moskee was? En een sjiiet? Hij kwam dichterbij en vertelde dat hij salafist was. “U aanbidt stenen”, zei hij plots op agressieve toon. “Daarom zullen we deze moskee tot aan de grond toe afbranden, met u erbij.” Hij raasde verder. Over dat ik ook Ataturk en de Turkse republiek aanbad. “We zullen de republiek vernietigen en alle moskeeën verbranden”, zei hij. Daarna zouden ze de sharia invoeren.’

De moskee is inmiddels weer opgelapt en voorzien van camera’s en 24 uur bewaking. De IS zou een kantoor in de buurt hebben waar ze onder andere vlaggen en stickers verdelen, maar niemand kan bewijzen dat de groepering achter de aanvallen op de moskeeën zat.

Bevrijding van Istanbul

De kans op aanslagen van de IS in Turkije is reëel. Vorig jaar vielen er 52 doden bij twee bomaanslagen in Reyhanli. In propagandafilms spreekt de IS dreigende taal over de ‘bevrijding’ van Istanbul. De Turkse fotojournalist Bunyamin Aygun die eind vorig jaar veertig dagen door de IS werd vastgehouden, zei dat Turkse IS-leden aan hem vertelden dat ze de kennis en de mogelijkheid hadden om het hele land op zijn kop te zetten door aanslagen.

‘Onze eigen domme schuld’, foetert CHP-parlementslid Hursid Günes. ‘Turkije heeft bijgedragen aan de creatie van een monster. En het ergste is dat de regering er nog altijd niet tegen optreedt. Neem alleen de verkoop van olie uit Irak en Syrië, een enorme bron van inkomsten voor de IS, rond het miljoen dollar per dag. De olie gaat via Turkije de grens over, onder andere bij Akçakalar, Killis en Hatay en wordt hier ook grotendeels afgenomen. De Turkse grenswachters houden niemand tegen. Natuurlijk weten de inlichtingendiensten waar de olie de grens over gaat, net zoals ze perfect op de hoogte zijn van de oversteekplaatsen van jihadisten. Als Turkije zijn slappe IS-beleid niet omgooit, krijgt de beweging binnenkort gevaarlijk veel invloed in het land. We hebben ruim 1,5 miljoen Syrische vluchtelingen. Laten we zeggen dat 1 procent daarvan de IS steunt, al ligt dat getal waarschijnlijk hoger. Dan hebben we het over 15.000 strijders die de grens oversteken en telkens terugkeren naar Turkije. Een tikkende tijdbom. Het is al vaak gezegd door de oppositie en het Westen: de overheid moet dringend beginnen met het sluiten van de grens. Geef jihadisten niet langer de kans om over te steken. Verzorg de gewonden maar laat ze daarna niet gaan. Ik vrees dat het voorlopig ijdele hoop is. Turkije zal zo lang mogelijk blijven schipperen tussen de internationale alliantie en de Islamitische Staat.’

De gouverneur van Urfa en de burgemeester van Gaziantep lieten beiden weten dat ze geen tijd hadden om een reactie te geven op de IS-schuilplaatsen in hun stad.

DOOR JOANIE DE RIJKE

Er zijn redelijk wat Turkse rekruten met een verslavingsverleden. Jongens uit arme wijken die hun redding zien in de jihad.

‘De verkoop van olie uit Irak en Syrië is een enorme bron van inkomsten voor de IS, rond het miljoen dollar per dag. De olie gaat via Turkije de grens over.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content