‘Fractals’, een breinbreker voor ‘Beelden Buiten 2002’. De Tieltse biënnale focust op de perceptie in kunst & wetenschap.
Na twee jaar Royal College of Art in Londen kregen de net afgestudeerde curatoren een gemeenschappelijk tentoonstellingsproject op hun bord. Het thema, zo wijd als de zee, betrof kunstenaars & reizen. Vroeger en nu, schilderijen en performances, alle registers werden opengetrokken. Voor de jonge curator Andrea Wiarda (28) kan de nobele Britse landschapstraditie in de kunst – van William Turners Grand Tour tot de land art bij Richard Long – weinig geheimen meer hebben. Hoe kwam de in Brussel wonende Amsterdamse er dan in godsnaam toe om de biënnale Beelden Buiten in Tielt op te zadelen met de hersenkraker Fractals?
De normale bezoeker redt het met de lectuur van de kleine tentoonstellingsgids. Gekneusd door wiskunde en wetenschap, verzochten wij Andrea Wiarda zelf om bijkomende commentaar. Aan de vooravond van haar vakantie niet meer van plan om naar West-Vlaanderen af te zakken, deed ze in het Brusselse café Le Coq, na een nacht van werken, haar verhaal uiteen bij een kop sterke koffie.
Twee jaar geleden liet de vorige BB-curator Kurt Van Belleghem haar voor het eerst de plek zien. Ze klauterde over het hek van de gesloten tuin De Brabandere in Tielt, en stond er in een compleet verwilderd stukje natuur, in feite beschermd natuurgebied. Ze herkende er een ‘natuurlijk systeem’ in dat zich geïsoleerd had van de andere systemen, het dagelijkse leven in Tielt. ‘Ik zag het als een biotoop,’ zegt ze, ‘zo’n geïsoleerd stuk waar alles in elkaar gegroeid was en op elkaar afgestemd leek te zijn, ook op mijn verbeelding. Ik ben gefascineerd door natuurlijke systemen, structuren die groeien, op elkaar inspelen en elkaar in stand houden.’
Ze was nog maar net tot curator van Beelden Buiten 2002 aangesteld – door bouwwerken aan de naburige Europahal was er geen editie 2000 – toen de stad de tuin onder handen nam, bijknipte en -schoor, en een aantal bomen voorzag van een houten staander en een naamplaat in het Nederlands en het Latijn. (De ‘gesloten’ tuin gaat af en toe open voor educatieve doeleinden.) Toen dit gebeurde, was Wiarda hoogzwanger en niet in staat om de noodlottige verandering in te schatten. In zijn huidige staat is de tuin het best getypeerd door Paul Cruysberghs, hoogleraar filosofie aan de KU Leuven en lid van de filosofenpraatgroep Mariage de Raison, door Wiarda gevraagd om de theoretische onderbouw van het Fractals-project te verzorgen. Cruysberghs schrijft: ‘De hele ambiguïteit van de natuur en van het artefact is hier aan de orde. Dat dankt deze tuin precies aan het feit dat hij Frans noch Engels en evenmin Duits of Hollands is. Of beter: het is duidelijk dat hij geen van de vier is, dat hij, zeker na de recente restauratiewerken, een typisch Vlaams tussending is: niet gecultiveerd maar ook niet wild, niet complex maar ook niet eenvoudig, niet mooi maar ook niet lelijk, kortom hybride.’
ONEINDIG INZOOMEN
Romantiek is aan Andrea Wiarda niet besteed. Dat is niet de manier waarop ze naar de wereld kijkt. Contemplatieve bespiegelingen over natuur versus cultuur, die in beeldentuinen zo welig tieren, vervangt ze door systemen, ‘bijvoorbeeld de denksystemen in de kunst’. Haar interesseren kunstenaars die een speciaal onderzoeksgebied afbakenen, telkens opnieuw vergelijkbare vragen stellen en een hypothese opstellen. Ze engageren zich in kwesties die niet alleen met kunst te maken hebben, maar met wetenschap, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. Ze komen tot ‘kritische, inhoudelijke vragen en observaties’, zegt ze, ‘en dat is een interessant verband met de wetenschap, die ook almaar minder vast en zeker is geworden: iets is niet altijd één, maar soms vier’, afhankelijk van het gekozen uitgangspunt. Quantummechanica en chaostheorie hebben het onvoorspelbare, het onzekere en het subjectieve ook in de wetenschap geïntroduceerd.
Wat gebeurt daar? Wat zien wij? Hoe kijken we? Wat kunnen we weten? Kunnen we hypotheses opstellen? Kunst en wetenschap stellen vragen aan de werkelijkheid, ‘en proberen er iets mee te doen’. Beelden Buiten 2002 kon dus moeilijk anders worden dan een tentoonstelling over perceptie. In de gesprekken met de jonge kunstenaars werden alle mogelijke aspecten van de waarneming en de enorme hoeveelheid uitgangspunten onder de loep genomen. ‘Dat had ik niet van tevoren bedacht. Dat heeft zich ontwikkeld’, merkt Wiarda op.
En toen slopen er fractalen in de rangen. De term bestaat pas sinds 1983, toen de wiskundige Benoit Mandelbrot hem introduceerde voor het omschrijven van grillige geometrische figuren, ‘ontstaan door het uitzetten van punten in een complex vlak als resultaat van een (eenvoudige) formule die vele malen op zichzelf is toegepast’. De implicaties van fractals zijn talrijk maar goeddeels onbekend. Dat prikkelde de nieuwsgierigheid van de jonge curator. De term leverde haar alleszins een mentaal beeld op van ‘de mogelijkheid om oneindig in te zoomen en oneindig uit te zoomen’, en ook wel van het feit dat ‘je waarneming en begrip van iets wordt bepaald door de afstand die je ertegenover hebt’. De aarzeling van de leek overwinnend, wat Mariage de Raison-lectuur verbindend met de kunstwerken in Tielt, leek het fractaal ons ook bruikbaar om gelaagdheid, deling, reproductie en vervorming in natuurlijke en artificiële systemen aan te duiden.
Mariage de Raison-filosofe Judith Wambacq stelt vast dat de kwaliteit van een hedendaags kunstwerk soms ‘uitsluitend bestaat uit het hoogtechnologisch vernuft waarvan het getuigt’. Mag het een ietsje méér zijn? Wat de piekfijn toegetakelde tuin De Brabandere uiteindelijk te zien geeft, moet uit sterke beelden bestaan. Anders moeten we het geen kunst noemen. Eenmaal dat principe gehandhaafd, is de meerwaarde aan ‘fractalen’ en ‘natuurlijke systemen’ mooi meegenomen. En in dat verband zagen we in Tielt uiteindelijk enkele werken waarin niet zozeer hoogtechnologisch dan wel ecologisch vernuft een verstandshuwelijk aangaat met subtiel beeldende bedoelingen.
GRILLIGE GRENSLIJNEN
De Japanner Minoru Sato plantte vijf convergentielenzen in het gras. Ze bundelen het zonlicht en leiden het via glasvezelkabels om naar een campanula, verscholen in de schaduw onder de bomen. Als het systeem werkt, richt het bloempje zich naar het licht uit de kabel. Maar het werkte even niet, zodat de kopjes (wanhopig?) de richting van wat direct zonlicht opzochten.
Isabelle Cornaro legde in het onderhout een floraliaparcours in zakformaat aan. Op het traject staan lenzen opgesteld, om de tentoongestelde flora te bekijken. Hele grote en hele kleine, vergrotende en verkleinende, gefocuste en onscherpe. Zo wissen de gepotte bloemen en plantjes het onderscheid tussen micro- en macrokosmos goeddeels uit, in de waarneming. Door de ronde gaten die Engelen & Engelen in een laboratoriumtafel maakten, hebben ze bokaaltjes van verschillende grootte geschoven die insecten, blaadjes en twijgjes zullen vergaren, en ook regenwater, voor de vogels om van te drinken. Het tafelblad is geschilderd in bonte kleurvlakken met grillige grenslijnen. Ze deden Andrea Wiarda denken aan de ‘kustlijnstructuren die ook door fractalen gegenereerd worden’.
Ook bij Maria Blondeel wordt het kunstwerk rechtstreeks gevoed door de werkzame krachten in de natuur. Als het goed is, profiteert ze van de windturbulenties en lichtintensiteiten in de tuin om hoge, merkwaardige tonen te produceren (via twee windturbines die stroom sturen naar een FM-oscillator met lichtsensor en blokgolfgenerator). Met de radio-ontvangst tussen 100 en 108 MHz zat het tijdens onze twee bezoekbeurten goed fout, zodat we wel de Tour de France ontvingen, maar niet de Wind Power Tone waarvoor we eigenlijk gekomen waren. Geen gepruts met transistortjes bij Jürgen Deblonde, die uit de vijver in het midden van de tuin een uit vervormingen opgebouwd muziekstuk laat opstijgen, gemaakt op basis van het Butterflyeffect – een logisch gevolg van de theorie die zegt dat je de bewegingen van alle vlinders ter wereld zou moeten optekenen om exact plaats en tijd van een storm te kunnen voorspellen.
Meindert Koelink zonderde zijn beeldopnamen van de vlakte van Verdun af op filmstills, schoof ze als een set speelkaarten achter elkaar open en hing ze aan wasdraadjes op in plexiglazen boxen die op pootjes staan. Om in het blikveld opnieuw een samenhangend landschapsgezicht te krijgen, moet de kijker soms door de knieën gaan, ondervond ook Andrea Wiarda. Een blik omhoog dan weer, in de takken van twee naast elkaar staande bomen, waar Deborah Aschheim een rood en een blauw slangenstelsel in kunststof heeft aangebracht, aardig verlicht door gloeilampen. De Amerikaanse ontdekte dat boomtakken en zenuwbanen een verwante cellulaire structuur vertonen, en liet niets onverlet om ze beeldend met elkaar te verstrengelen.
De kwetsbaarheid van elk natuurlijk systeem bleek een kolfje naar de hand van de infiltrant Franco Angeloni. Uit een park in Rome smokkelde hij een hier onbekende plant, de conium maculatum mee en plantte hem in de tuin van Tielt. Geen onschuldige daad, want bij consumptie van deze gevlekte schering komt een gif vrij dat duizelingen veroorzaakt tot de dood erop volgt, zoals ooit Socrates ondervond. Dit basisgegeven zette Angeloni kracht bij met een geheimzinnige neoninstallatie, en ten slotte met een netwerk dat heel Tielt omspant (en bedreigt!). Een knooppunt van informatie bevindt zich in galerie CD van Christine De Ketelaere, die zoals altijd extra werk van de Beelden Buiten-kunstenaars presenteert. ‘Wie in de tuin van het gif proeft, heeft net voldoende tijd om naar hier te strompelen en dood neer te vallen’, bekent ze, door ons aan de tand gevoeld.
jan braet
Als het systeem werkt, richt het bloempje zich naar het licht uit de kabel.