Met ‘Dani Bennoni’ heeft Bart Moeyaert het gevoel dat hij op een keerpunt is beland. Een gesprek over twintig jaar schrijverschap.

INFO : Bart Moeyaert, ‘Dani Bennoni (lang zal hij leven)’, Querido, Amsterdam/Antwerpen, 84 blz., euro 11,50

Bart Moeyaert, ’56 kilometer’, Querido, Amsterdam/ Antwerpen

www.bartmoeyaert.com

De middelmaat is niet de maatstaf, leerde Bart Moeyaert (40) ooit uit de film Amadeus. Hij moet die gedachte de voorbije twintig jaar met stevige punaises boven zijn schrijftafel opgeprikt gehouden hebben. Zelden lees je boeken waarin een auteur de bewegingen en de lichamelijkheid van zijn personages zo filmisch registreert, terwijl ze weloverwogen formuleren. Wat ze niet zeggen, kan de lezer voor zichzelf invullen. Dat is opnieuw het geval in Dani Bennoni (lang zal hij leven). Uit allerlei details leid je af dat het verhaal zich in 1939, aan de vooravond van de oorlog, afspeelt. Bing Kessels hoopt dat zijn broer Moon snel naar huis komt. Om hem te verrassen, wil hij leren voetballen. Dani Bennoni, de rots in de branding van Daring Club, ziet de voetbalkwaliteiten van Bing niet meteen zitten. Met de hulp van zijn vriend Lenny en via Bennoni’s oogappel Martha probeert Bing in dit machtsspel zijn slag thuis te halen. Maar het boek eindigt subtiel, met meer halve verliezers dan hele winnaars.

Zo genuanceerd, als met potlood geschreven, is het wereldbeeld van Bart Moeyaert in zijn romans. Het potlood is niet toevallig het leidmotief in zijn autobiografische notities 56 kilometer, een prachtig kleinood dat hij zijn trouwe lezers met plezier in de hand stopt.

Bart Moeyaert schrijft erg beeldend. Suggereert het gebruik van het potlood dat schrijven een vorm van tekenen zou kunnen zijn?

Moeyaert: ‘Ik heb altijd een voorliefde voor het potlood gehad. Als kind tekende ik ermee, later verzamelde ik ze. Aidan Chambers heeft me jaren geleden een nieuwe kijk op het tekenen gegeven door me duidelijk te maken dat schrijven een ándere vorm van tekenen is. Als je een aap tekent, staat er maar één. Als je het woord aap schrijft, wordt het voor iedereen een ander dier: groot of oud of gorilla. Het is bijgevolg belangrijk te weten dat woorden betrekkelijk zijn, en ideeën uitwisbaar. Je moet de dingen in twijfel durven trekken, uitgummen, wijzigen, zoals je met een potloodlijn kunt doen.

‘Met het cadeauboek 56 kilometer heb ik voor het eerst mijn ideeën over literatuur gebundeld. Nu het belangrijkste op papier staat, kan ik met een nieuwe fase beginnen. Met een nieuw potlood kun je een lijn van 56 kilometer trekken. De titel van het boek slaat wat mij betreft ook op ‘onderweg zijn’ en op het feit dat je in de loop van de tijd dingen noteert over films, boeken, mensen, muziek. Gedachten die bij je opkomen. Uit je eigen notities kun je opmaken hoe het komt dat je denkt zoals je denkt.’

Een potlood dient ook om veelkantigheid te laten zien. Je schrijft in ’56 kilometer’: ‘Ga ik schrijven, ga ik tekenen? Doe ik het hard of zacht, geslepen of bot?’ Misschien wil je het clichébeeld van de zachtmoedige Bart Moeyaert die sombere boeken schrijft, doorbreken.

BART MOEYAERT: Ik ben het inderdaad beu om altijd weer tegen etiketten te moeten vechten. Door Blote handen is vanaf 1995 het clichébeeld gegroeid dat ik donkere boeken zou schrijven, waarin het leven lastig is. Er zijn mensen die daardoor afhaken of bevooroordeeld aan het lezen beginnen. Toen Broere verscheen, een boek waarin tragiek én humor zit, zei men zelfs dat ik ontrouw aan mezelf was. Het is een groot onrecht om een boek niet te lezen zoals het voor je ligt, maar zoals je denkt het te moeten lezen. Pas sinds een paar jaar ontplooi ik die veelkantigheid, zoals jij het noemt. Ik ben vroeger te voorzichtig geweest als ik dingen duidelijk wilde maken. Nu laat ik het van het moment afhangen of het hard of zacht wordt.

Heb je van Bing Kessels, het hoofdpersonage uit ‘Dani Bennoni’, bewust een complex personage gemaakt? Hij probeert Martha te gebruiken als tussenpersoon om Dani Bennoni voor zich te winnen.

MOEYAERT: Personages groeien vanzelf uit zoals ze zijn. Een kind als Bing ziet hoe volwassenen omgaan met elkaar, en heeft snel door hoe ze iets verkrijgen. Er wordt nog steeds moeilijk aanvaard dat een kind niet alleen maar lief is. Als volwassenen voortdurend drijfveren hebben om de dingen naar hun hand te zetten, waarom zou een kind dan geen verborgen agenda hebben?

Waarom hanteren volwassenen nog altijd zulke simplistische opvattingen over kinderen? We zouden toch allang beter moeten weten?

MOEYAERT: Volwassenen zijn wegens al hun zorgen vanaf hun twintigste op de toekomst gericht. Ze vereenvoudigen hun beeld van wat er in het verleden met hen is gebeurd. Sinds Dutroux kijken we op een heel dubbelzinnige manier naar kinderen. De mode doet ze op mama of papa lijken. Als idool krijgen ze drie jonge vrouwen die zich als meisjes van tien gedragen – en eigenlijk Lolita’s zijn, voor wie het durft te zien. Op een bill-boardreclame van SN Brussels Airlines liggen een meisje en een jongetje van vijf als een volwassen stel op het strand. Maar zodra in dit post-Dutrouxtijdperk het woord seksualiteit in combinatie met kinderen valt, worden diezelfde kinderen snel op schoot getrokken.

Echte seksualiteit, of het nu om iemand gaat van tien, dertig of tweeënzestig, is nog altijd gevaarlijk. Terwijl we allemaal een lichaam hebben waar veel huid en gevoel aan vastzitten.

Met de indeling in leeftijdscategorie-en, niet alleen als het om het doelpubliek voor boeken gaat, moet je voorzichtig zijn. Jim Morisson heeft in een gedicht geschreven dat de scharniermomenten in je leven niet bepaald worden door je Eerste Communie of je rijbewijs, maar wel door ingrijpende gebeurtenissen en ervaringen als de dood van je vader of je eerste sekservaring. Om kind of puber af te zijn, moet je iets belangrijks meemaken, en dat gebeurt niet per se op je zevende of je achttiende.

Kun je je, omwille van die fascinatie voor intimiteit, voorstellen dat je ooit een roman schrijft waarin niet kinderen of jongeren, maar oudere mensen een sleutelrol krijgen?

MOEYAERT: Regisseur Lieven De Brauwer krijgt vaak de omgekeerde vraag, en geeft een antwoord dat ook het mijne is: dat hij het niet kan voorspellen. Waarom ben ik bezig met mensen jonger dan twintig? Misschien vind ik de eerste twintig levensjaren nog altijd de belangrijkste? Met mijn kindertijd is niets mis geweest, wel met mijn puberteit. Misschien probeer ik er al jaren achter te komen wat er toen aan de hand was. Die paar uitzonderingen waarbij een ouder hoofdpersonage zich aandiende, kan ik op één hand tellen. De Schepping, bijvoorbeeld, kun je lezen als het verhaal van een volwassene. Ik ben tot nu toe bezig geweest met wie ik ben en vooral met wie ik geweest ben. Het waren noodzakelijke stapstenen: van somber naar vrolijk en uitgesproken hoopvol. Ik heb nu het gevoel dat ik met Dani Bennoni op een keerpunt ben beland.

Is ‘Dani Bennoni’ een voorstudie van de roman over de kindertijd van jouw moeder op een kasteel?

MOEYAERT: Het onafgemaakte boek over mijn moeders verleden heeft absoluut zijn invloed gehad, maar ik heb spijt dat ik ooit over dat plan heb verteld. Blijkbaar moest ik al die jaren met dat verhaal bezig zijn om Broere, De Schepping of Dani Bennoni te kunnen schrijven. In die zin is het onafgemaakte boek dus de voorstudie.

Al dan niet goed kunnen voetballen, is een belangrijke kwestie in de kindertijd. Dat alleen al geeft het verhaal ‘Dani Bennoni’ een kader van psychische spanning. In jouw kindertijd, met al die broers die we uit ‘Broere’ kennen, moet voetballen ook centraal hebben gestaan.

MOEYAERT: Mijn broers zetten me als doelwachter voor de poort van de garage, maar eigenlijk was ik de schietschijf. En bij het verdelen van de jongensklas in twee ploegen werd ik ongeveer als laatste gekozen. Op het veld deed ik extra mijn best, maar precies daardoor liep ik in de weg.

De wetten van het voetbal gelden ook voor de verhouding tussen de personages in ‘Dani Bennoni’: buitenspel staan, vuil spel spelen.

MOEYAERT: Ik heb dat gaandeweg beseft. Er is een mannenwereld van voetballen en fysiek werk. Daarnaast is er de vrouwenwereld, die zich in de keuken afspeelt: de vrouwen communiceren, weten daardoor wat er aan de hand is, en werken elkaar eventueel tegen, maar ze práten wel. In de mannenwereld wordt er over gevoelens gezwegen. Het strootje in de mondhoek zorgt ervoor dat ze niet te veel moeten zeggen.

Dat strootje zit ook in jouw mondhoek als je schrijft. Je suggereert liever. De periode waarin ‘Dani Bennoni’ zich precies afspeelt, wordt bijvoorbeeld niet expliciet vermeld.

MOEYAERT: Als alwetende schrijver had ik alle facetten van augustus 1939 kunnen vermelden. Zodra je het leest, wordt het waar. Maar als je het verhaal vanuit Bing, die tien is, vertelt, is het anders. Dan wordt een gesprek vooral lichaamstaal, en heel veel onbekends. Ik kan jouw angsten op dit moment niet raden, terwijl we allebei van Dutroux, Beslan en Irak weten. We zullen het er alleen maar over hebben als we er expliciet over beginnen. Met andere woorden: in Dani Bennoni moet de lezer samen met Bing aan de slag met het verhaal. Met dat wat je niet weet. Het enige wat kan helpen is je eigen verleden, en de flaptekst. Die aanwijzing is belangrijk om bijvoorbeeld te begrijpen waarom Martha’s moeder op een bepaalde manier reageert. Zij heeft al een oorlog meegemaakt. Als je je eigen kennis en verleden niet tussen de regels durft te stoppen, omdat je dat confronterend vindt, dan voorkom je natuurlijk dat het verhaal je raakt.

Misschien niet toevallig binnen het wereldbeeld dat uit jouw boeken blijkt: een oorlog is het noodlot dat toeslaat.

MOEYAERT: Vroeger dacht ik inderdaad: je moet de dingen laten gebeuren, je bent ertoe voorbestemd. Sinds een viertal jaar ben ik me ervan bewust dat een mens kan ingrijpen. Bing is iemand die wil ingrijpen, maar tegelijk rekent hij op wat de volwassenen gaan doen.

Je bent altijd aanwezig in jouw boeken: in heel wat personages kun je een afsplitsing van jezelf zien.

MOEYAERT: Een tijdlang schaamde ik me daarvoor. Nu ben ik erachter dat mensen je kunnen afwijzen of accepteren, dus als neveneffect valt dat nogal mee. En natuurlijk geef ik niet alles van mezelf prijs.

Ik heb een grote passie voor Carson McCullers. Er zijn brievenboeken van haar samengesteld en biografieën over haar geschreven. Haar zwaarmoedigheid wordt gretig gelinkt aan haar boeken. Dat vind ik mooi voor een auteur, maar natuurlijk is er weer het risico van het obligate etiket: als je één keer gezegd hebt dat je perfectionistisch bent ingesteld, gaan mensen alleen maar op zoek naar de fouten. Soms denk ik: ik moet vaker zwijgen.

Lijkt het jou wat om verder te gaan in de richting van ‘Broere’ en nog meer feiten en fictie in elkaar te verweven, zoals Charlotte Mutsaers dat heel intrigerend doet?

MOEYAERT: Dat boeit me zeker. In Broere is niet alles werkelijk zo gebeurd, maar het komt erop aan om van de waarheid literatuur te maken. Charlotte Mutsaers vult haar belevingswereld in tekstvorm met tekeningen aan. Het spreekt me aan om dat ook te doen, maar tot nu toe heb ik aan woorden genoeg.

Jouw stijl is veranderd in de loop van de jaren. Hebben jouw ervaringen met theater en zelf acteren jou beïnvloed?

MOEYAERT: Ik ben vooral beïnvloed door de rust die in mijn leven is gekomen, en daar heeft mijn geliefde veel mee te maken. Ik sta alweer verder dan Dani Bennoni, waar ik de afgelopen drie jaar, tot in april, aan heb gewerkt.

Wanneer kan een boek de wereld in?

MOEYAERT: Dat is moeilijk uit te leggen. Ik volg het hoofdpersonage, maar ook de andere mensen in het boek. Zeggen ze me dat alles klopt? Vergelijk het met een moeilijke zwangerschap, met alle pijn en angst die erbij hoort, alleen kun je er in het geval van een boek geen termijn op plakken.

Ik ben altijd bezig met het schrijven, zelfs als ik zogenaamd ontspannen naar de film ga. Dan vraag ik me voortdurend af of ik erin zou knippen, een dialoog anders zou opbouwen. Ik speel trouwens meer en meer met het idee om aan een film te beginnen. Met Dani Bennoni wist ik voor het eerst zeker dat dit boek beeld kon verdragen. Dat beeld heeft het nu gekregen, op mijn website. Door een klik op een geheime link kom je in de wereld van Dani Bennoni terecht. Het stemt overeen met hoe een boek bij mij ontstaat: alles begint in mijn hoofd, met een beeld van een paar seconden – en dan is het aan jou om verder te gaan, of niet.

Door Paul Demets

‘Als je een aap tekent, staat er maar één. Als je het woord aap schrijft, wordt het voor iedereen een ander dier: groot of oud of gorilla.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content