Hij heeft nergens spijt van, maar hij heeft onderweg wel een paar lessen geleerd. ‘Toch weiger ik alles en iedereen te wantrouwen’, zegt hij. Zakenman Tony Mary over machteloze managers, rampzalige ministers en de vragen van Kathleen Cools.
‘Ik moet u waarschuwen: ik ben een gelukkig mens’, zegt Tony Mary als we hem vragen om aan onze nieuwe interviewreeks mee te werken. ‘Er zijn niet veel dingen die ik nooit meer zou doen. Ik ben altijd met alles gestopt als ik er ongelukkig van werd of erover begon te kankeren.’ De voormalige VRT-baas lijkt wel een van die schaarse mensen te zijn die nergens spijt van hebben, en die liever vooruitkijken. Ook nu nog, op zijn 63e.
‘Ik ben nog altijd druk bezig. Ik zit in allerlei raden van bestuur, en ik heb net twee weken met de kleinkinderen doorgebracht’, zegt Mary als hij ons ontvangt in zijn lichte flat in de buurt van Brussel Centraal. Sinds ze hun huis in Elsene van de hand hebben gedaan, wonen hij en zijn vrouw daar twee weken per maand. De rest van de tijd resideren ze in het Franse Montpellier, waar het leven volgens hen genoeglijker is. Maar zielsrust lijkt dat nieuwe, halftijdse bestaan Tony Mary niet gebracht te hebben. Hij is en blijft een geestdriftig man. Of hij nu praat over het Brusselse parkeerbeleid, de mankementen aan zijn digicorder of de onmacht van Vlaamse ondernemers. En dan, al pratend, blijken er toch wel dingen te zijn die hij niet meer wil doen. Acht dingen zelfs.
E-mails meteen beantwoorden
‘Vroeger, voor alles via het internet gebeurde, kreeg ik ook weleens een brief die me erg kwaad maakte. Zo’n bericht waarbij je in eerste instantie denkt: godverdomse klootzakken. Dan zette ik meteen een antwoord op papier en gooide dat op het bureau van mijn secretaresse. Die was meestal al naar huis – aan mijn post kwam ik pas na de werkuren toe – en zag het dus in het beste geval de volgende dag. Tegen de tijd dat ze het had uitgetypt en ik mijn antwoord herlas, was mijn woede alweer bekoeld. Dus maakte ik de tekst wat minder scherp of verscheurde ik de brief gewoon. Gescheurd dat ik heb in die tijd! (lacht) Maar nu zijn al die tussenstappen overbodig geworden: je krijgt een vervelende e-mail en kunt die bij wijze van spreken binnen de seconde beantwoorden. Heel gevaarlijk. Zelf doe ik dat niet meer. Elke avond lees ik mijn e-mails, maar ik beantwoord ze pas de volgende ochtend. Kwestie van de inhoud even te laten bezinken.
‘Ik weet wel dat ze van mij denken dat ik alles in een opwelling zeg en schrijf. Maar dat is echt niet zo: ik denk altijd lang na voor ik reageer. Herinnert u zich dat briefje dat ik een paar weken geleden aan Karel De Gucht heb geschreven over het onnozele idee dat spaarders zouden moeten opdraaien voor de redding van de banken? Daar had ik twee volle dagen op zitten broeden. En commentaar dat ik gekregen heb! Maar ik blijf er wel bij. Zeker weten. Ik blijf altijd wie ik ben: zwart-wit. Je signe et je persiste. Ik lees iets, denk er goed en lang over na en ga er dan voor. Lezen wat er staat, is trouwens heel belangrijk. De meeste mensen doen dat niet en daardoor wordt er in de samenleving veel gedebatteerd over dingen die nooit zijn geschreven. Zelf lees ik als een kind: met mijn vinger volg ik de tekst zodat ik geen enkel woord oversla.’
Veel televisiekijken
‘De enige periode in mijn leven waarin ik geregeld naar tv keek, was toen ik bij de VRT werkte. Nu kijk ik amper nog, want ik vind dat echt tijdverlies. Al die leuterprogramma’s. Ook op de VRT. In mijn ogen heeft een openbare omroep een grote maatschappelijke rol te vervullen, maar dat doet de VRT vandaag dus niet meer. Kijk maar hoe klein het verschil tussen de VRT en VTM is geworden: op beide zenders opent het nieuws nu met de faits divers van de dag. Goed dat de VRT ten minste nog Klara en Canvas heeft.
‘Waar ik me ook aan stoor, is dat de openbare omroep – en bij uitbreiding alle Vlaamse media – elke dag meer meeheult met bepaalde rechtse krachten in Vlaanderen. Analyseer bijvoorbeeld eens de vraagstelling van mevrouw Cools of meneer Verstraete in TerZake. Dan weet je het toch wel? Antwoordt de gast niet zoals zij willen, dan wordt die meteen onderbroken. Ik kan dat niet meer aanzien.’
Een groot bedrijf leiden in België
‘Ondanks al mijn jaren in het bedrijfsleven ben ik een overtuigd keynesiaanse econoom gebleven. Sommigen van mijn relaties beweren nu dat ik een communist ben geworden, maar dat is natuurlijk onzin. Ik ben geen voorstander van een marxistische samenleving met een planeconomie, maar ik geloof ook niet dat de vrije markt alles kan regelen. Het kleinste kind weet ondertussen dat zo’n systeem niet werkt.
‘IBM, waar ik ben grootgebracht, was een kerk – in wezen heb ik als vrijzinnige altijd voor kerken gewerkt. Het was een bedrijf met sterke waarden en beliefs, die bij het begin van elke vergadering trouw werden opgesomd: de medewerkers komen op de eerste plaats, onze klanten zijn het belangrijkst, excellentie is een manier van leven en we maken deel uit van de samenleving waarin we werken. Maar in de tweede helft van de jaren tachtig werd dat al minder belangrijk. Haast overnight werd shareholder value de belangrijkste waarde in onze samenleving. Plots was er maar één prioriteit meer: zo veel mogelijk geld verdienen. Het resultaat was dat ik IBM België moest herstructureren en het aantal personeelsleden van 2600 naar 1400 moest terugbrengen.
‘Het is voor die evolutie dat we vandaag de prijs betalen. Alles draait nu rond kwartaalcijfers en daardoor wordt er niet meer op langere termijn gedacht. Eigenlijk ben ik blij dat ik al 63 jaar oud ben en dat mijn carrière achter me ligt. Ik heb destijds nog de kans gekregen om te ondernemen, om dingen te doen en ideeën uit te werken. Dat is tegenwoordig wel anders. Zeker in België, waar we amper nog eigen bedrijven hebben. Wat blijft er hier vandaag nog over? Bekaert, Solvay en de UCB. Dat is het zowat. De meeste andere bedrijfsleiders staan aan het hoofd van de Belgische afdeling van een multinational en hebben haast niets meer te zeggen. Niet dat ik vroeger zomaar alles mocht doen wat ik wilde. Ik kreeg een strikt kader en een strategie op lange termijn mee, maar daarbinnen had ik behoorlijk wat bewegingsvrijheid. Toen we hier in België de pc lanceerden, deden we dat bijvoorbeeld op een andere manier dan de Franse of de Britse IBM-afdeling. Nu kan dat niet meer. Het is niet meer de Belgische baas die over zulke dingen beslist, maar wel de chef van de pc die op het internationale hoofdkwartier zit.
‘Dat zou niets voor mij zijn. Als ik vandaag aan het begin van mijn carrière zou staan, dan werd ik wellicht entrepreneur. Want kleine ondernemers kunnen wel nog een stempel op hun bedrijf drukken. (denkt na) Of misschien zou ik wel naar het buitenland trekken. Ja, dat zou ik doen. Hier is er toch niets meer.’
Werken
‘Sinds 1982 heb ik geprobeerd om niet te werken en daar ben ik ook redelijk goed in geslaagd. Toen ik bij IBM executive werd – ik was nog zeer jong, 32 pas – gaf mijn baas me een belangrijke boodschap mee. “Tony, vanaf vandaag ben je te duur om te werken”, zei hij. “We betalen je nu om na te denken en anderen te doen werken.” En dat is wat ik mijn verdere professionele leven heb proberen te doen: delegeren en coördineren. Dat betekent ook dat ik ongelooflijk veel uren naar mensen heb moeten luisteren. Al mijn medewerkers kenden hun verantwoordelijkheden en doelstellingen, en elke week zat ik minstens een uur met elk van hen samen om te horen hoe ze ervoor stonden. Vaak dachten ze dan dat ik niet luisterde, want tijdens zulke gesprekken doe ik vaak mijn ogen dicht. Dat komt doordat ik een kortslaper ben, en kortslapers doen overdag geregeld een nap. Omdat ze dus dachten dat ik het niet hoorde, vertelden ze me alles. Maar ook als mijn ogen dicht zijn, luister ik.
‘Daarnaast was ik ook altijd aanwezig op de werkvloer. Zo ging ik bij de VRT minstens een halve dag per maand bij de nieuwsdienst rondlopen en bezocht ik ook alle grote producties. En dan praatte ik met het volk, hè. Met de cameramannen, met de wachter bij de deur. Van hen kun je te weten komen of de dingen wel goed gaan. Niet van de baas, want die denkt altijd dat alles in orde is. Zo heb ik altijd mijn job gedaan, en ondertussen las ik veel om de strategie te kunnen bepalen. En als het eens fout ging, dan was ik natuurlijk de Duitse herder die de troepen weer in het gareel moest krijgen.’
Onder Geert Bourgeois werken
‘In mijn loopbaan heb ik voor twee overheidsbedrijven gewerkt: Belgacom en de VRT. Daar zat één groot nadeel aan: de politiek bemoeide zich vaak meer dan de bedoeling was. Ik werd er ook constant aan herinnerd dat ik met belastinggeld werkte. Heel vermoeiend. Nu is het natuurlijk de taak van politici om een kader te tekenen waarbinnen een overheidsbedrijf moet werken. Maar daarna moeten ze het wel laten doen, en dat was dus vaak het probleem. Zeker bij de VRT. Telkens als ik aan VTM raakte, mocht ik het gaan uitleggen in het parlement. Niet omdat de openbare omroep zijn rol niet speelde, maar omdat Christian Van Thillo niet content was.
‘Dirk Van Mechelen, mijn eerste voogdijminister en de man die me naar de VRT had gehaald, had het nochtans goed met de VRT voor. Als ik hem iets voorstelde, dacht hij daar rustig over na en kreeg ik een paar dagen later een duidelijk, gefundeerd antwoord. Met hem kon ik werken. Zijn opvolger daarentegen was de meest rampzalige mens die ik ooit ben tegengekomen. Tot op vandaag vraag ik me af hoe het mogelijk is dat iemand leiding geeft zoals Geert Bourgeois. Die man liegt gewoon: in je gezicht zegt hij ja, maar dan stapt hij buiten en doet hij precies het tegenovergestelde. Nee, tussen mij en Geert Bourgeois komt het nooit meer goed. Maar dat betekent niet dat ik spijt heb van mijn tijd bij de VRT of dat ik het niet opnieuw zou doen. Op het vlak van digitalisering hebben we daar in mijn eerste drie jaar ongelooflijke dingen gerealiseerd. Als er nu in duizenden huishoudens zo’n digitaal bakske staat, is dat allemaal dankzij de VRT. Mijn enige regret is dat we dat niet hebben kunnen afmaken. Toen Van Mechelen weg was, was er niemand meer die begreep waar hij mee bezig was geweest. Want denken jullie dat Bourgeois één keer met zijn voorganger heeft gepraat? Natuurlijk niet. Toen is mijn onbegrip ten opzichte van politici trouwens begonnen.
‘Als VRT-baas heb ik – zoals jullie weten – zelf ook veel kritiek gekregen. Om wat ik zei en om wat ik níét zei. (zucht) Nochtans heeft mijn voorganger, Bert De Graeve, voor een groot stuk hetzelfde gezegd als ik. Nog groffer soms. Lees er zijn toespraken maar eens op na. Bovendien communiceerde hij totaal niet. Ik gaf nog uitleg over wat we deden, maar De Graeve hield de boeken dicht. Alleen was hij de baas van de VRT op het moment dat de boel dreigde in te storten en daardoor kreeg hij geen tegenwind.
‘Dat was in mijn tijd wel anders. Vooral Vlaams Parlementslid Carl Decaluwé, die nu gouverneur van West-Vlaanderen is, vond er plezier in om de zaken altijd weer uit hun context te rukken. Vier dagen heeft hij destijds op het Rekenhof gezeten om al mijn onkostennota’s uit te pluizen. Uiteindelijk heeft hij er één gevonden waarvan hij dacht dat die niet klopte. Van toen ik met Guy Peeters, de voorzitter van mijn raad van bestuur, een glas had gedronken in de bar van het Radisson-Sas Hotel. Twaalf glazen champagne stonden op die rekening, waarschijnlijk omdat iemand ons had getrakteerd en we die een glas hadden terugbetaald – dat weet ik zelfs niet meer. In elk geval werd ik in de media als een graaier afgeschilderd, terwijl ik verdorie naar de VRT was gekomen voor een derde van wat ik daarvoor verdiende. Zelf trok ik me daar zo weinig mogelijk van aan, maar mijn moeder las dat natuurlijk ook allemaal. “Allezmanneke, dat heb jij toch niet echt gedaan?” vroeg ze. Niet gemakkelijk.’
In de politiek stappen
‘In de loop der jaren ben ik drie keer door het parlement gehoord. De eerste keer was nog bij IBM, toen de modernisering der instellingen begon. In de Kamer werden hoorzittingen over de rol van informatica georganiseerd met de bazen van de grote technologiebedrijven. Wekenlang was een staf van medewerkers met de voorbereiding bezig geweest en dat was ook nodig, want van parlementsleden als Herman Candries kregen we best moeilijke vragen voorgeschoteld. Ja, we moesten onze tenen uitkuisen. En bleven we het antwoord schuldig, dan vroegen ze ons om het op te zoeken en een week later terug te komen. Magnifique, hè.
‘Mijn tweede optreden in het parlement was in 1996 toen ik bij Belgacom werkte en Telenet werd opgericht. In de werkgroep van het Vlaams Parlement zat opnieuw Candries, maar ook Eric Van Rompuy en Dirk Van Mechelen waren erbij, en opnieuw kreeg ik vragen van hoog niveau.
‘Helemaal anders was het toen ik in 2002 als baas van de VRT voor de commissie Media verscheen. Toen zaten daar maar twee slimme mensen meer in. De rest stelde vragen die ik zo uit de losse pols kon beantwoorden. Margriet Hermans’ bijdrage was bijvoorbeeld om bij te huilen. Of Johan Verstreken, die altijd vragen stelde over De Rode Loper. Heel essentieel natuurlijk.
‘Dat Vlaams Parlement, dat is toch eigenlijk om te lachen? Je moet er eens op letten welke vragen daar tegenwoordig worden gesteld! En dan is nagenoeg de helft van die parlementariërs niet eens rechtstreeks verkozen. Als je sommigen van die mannetjes ziet: zo leg ik er elke dag twee tussen mijn boterhammen. Het probleem is dat ze allemaal medewerkers krijgen die alles netjes voor hen voorbereiden. Daardoor stellen ze vragen die ze zelf niet begrijpen. Triestig.
‘Nochtans heb ik mateloos veel respect voor een parlement dat zijn rol speelt. Ik ben zo grootgebracht door mijn vader, die zijn leven lang ambtenaar was. Had ik tegen hem gezegd wat ik hier nu allemaal beweer, dan had ik al lang een draai rond mijn oren gekregen.’ (lacht)
Te naïef zijn
‘Wees voorzichtig met mensen. Dat is een van mijn motto’s. Ik probeer dat ook echt toe te passen: zo voorzichtig en respectvol mogelijk omgaan met de mensen om me heen. Niet alleen in mijn privéleven, maar ook professioneel. Bij alles wat ik in mijn carrière heb gedaan, hield ik in mijn achterhoofd dat de mensen op de eerste plaats moesten komen. Ook al heb ik daar op een bepaald moment een zware prijs voor betaald. Dat was in 1992, ten tijde van die zware herstructurering bij IBM. Maandenlang hadden we aan dat plan gewerkt, want we wilden het op de minst pijnlijke manier doen. Uiteindelijk zouden er zeshonderd mensen moeten vertrekken en dat was natuurlijk nog altijd heel zwaar. Toen alles klaar was – ik weet het nog goed: het was een donderdag in oktober – riepen we de vakbonden samen om onze plannen toe te lichten. De volgende avond zouden we een persconferentie geven, maar eerst wilden we het personeel in vier sessies van vijfhonderd man uitleggen wat er te gebeuren stond. We vonden het niet kunnen dat ze dat in de krant zouden moeten lezen. Maar wat deden die smeerlappen van de vakbond? De volgende middag, nog voor we het personeel hadden kunnen spreken, vertelden ze alles al aan de pers. Daarmee hadden ze mij natuurlijk goed liggen. Uit dat incident heb ik vooral geleerd dat je de communicatie te allen tijde zelf in de hand moet houden. Toch ben ik nu soms nog een beetje naïef, want ik geloof fundamenteel in de goedheid van de mens. Ik weiger om alles en iedereen te wantrouwen. Maar ik ben natuurlijk ook niet gek. Ik kan veel vergeten en vergeven, maar niet als ik word belogen en bedrogen. Dan is het gedaan. Letterlijk voor altijd.’
Voltijds in België wonen
‘Dat ik nu de helft van de tijd in Frankrijk woon, komt simpelweg doordat het ginder zo veel zonniger is en de mensen er blijer zijn. Daarnaast heb ik het ook erg moeilijk met de bekrompen onder-de-kerktorenmentaliteit die in Vlaanderen dag na dag aan terrein wint. Al die vijandbeelden vind ik toch zo onbegrijpelijk. Vooral omdat ik die zogenaamde vijand heel goed ken, want ik ben een van de schaarse Vlamingen die nog perfect tweetalig zijn, regelmatig een Franstalige krant lezen en vrienden hebben over de taalgrens. Toen ik nog voorzitter van de drukgroep B-Plus was, heb ik vaak opgekeken van die vijandigheid. Hoe je tegenwoordig op je kop krijgt als je je tegen separatisme durft te verzetten! Dan noemen ze je meteen een belgicist. Maar dat ben ik helemaal niet: ik wil absoluut niet terug naar het oude België.
‘Wat me de voorbije jaren ook enorm heeft teleurgesteld, is dat zo veel ondernemers de Vlaams-nationalistische kaart trekken. Ondernemersverenigingen als Unizo of Voka zijn haast politieke partijen geworden. Luc De Bruyckere, bijvoorbeeld, was bestuurder van de Union Wallonne des Entreprises en zat bij Ter Beke met de helft van zijn productieapparaat in Wallonië, maar zodra hij voorzitter werd van Voka begon hij rare praat te verkopen. Onbegrijpelijk. Temeer omdat Wallonië nog altijd onze grootste afzetmarkt is. Blijkbaar zijn we aan het terugkeren naar het corporatistische Vlaanderen van de gildes. En dat is niet aan mij besteed, want daar ben ik te veel een kosmopoliet voor.
‘Weer voltijds in België wonen, daar heb ik geen zin meer in. Maar mijn kinderen en kleinkinderen leven hier nog wel, mijn oorsprong ligt hier en dus is mijn verontwaardiging over wat er in dit land gebeurt nog altijd even groot. Ik ben en blijf een Vlaming. Wat sommigen daar ook over mogen beweren.’
DOOR JOS GEYSELS EN ANN PEUTEMAN, FOTO’S FILIP VAN ROE
‘Het verschil tussen de VRT en VTM is veel te klein geworden: op beide zenders opent het nieuws nu met de faits divers van de dag.’
‘Ik ben geen belgicist: ik wil absoluut niet terug naar het oude België.’