‘Toen de Amerikanen sms’ten “Let’s talk”, wist ik: er komt een deal’

SMELTENDE IJSKAP 'Het feit dat geen enkele wereldleider zich liet tegenhouden door angst veranderde de toon van de onderhandelingen in Parijs.' © Getty Images

Grote internationale klimaatconferenties leken de voorbije jaren gedoemd te mislukken. Maar op de klimaattop in Parijs kwam de wereldgemeenschap eind vorig jaar plots wel tot een ambitieus akkoord. Hoe kregen de Fransen dat voor elkaar? En welke rol speelden Europa – en Papoea-Nieuw-Guinea – daarin? Een reconstructie.

‘Als we in Parijs geen overeenkomst sloten, dan stond het hele internationale klimaatbeleid op de helling. Het was nu of nooit’, zegt Jos Delbeke in zijn bureau acht hoog aan de rand van Brussel. De directeur-generaal voor het klimaat bij de Europese Commissie heeft een uitzicht op de stad zoals op een postkaart. Het leven op straat is er een detail op geworden. Uit de kast in de hoek haalt hij een boekje van een krappe 129 pagina’s waarin hij geschiedenis, heden, toekomst en krachtlijnen van het Europese klimaatbeleid heeft samengebald. Europa, zegt Delbeke – en dat vergeten we vaak – is de pionier van het klimaat. ‘We hebben met succes onze uitstoot teruggedreven, groene technologieën ontwikkeld en zelfs de economische groei losgekoppeld van koolstofemissies.’

Met 2015 als het warmste jaar sinds de metingen, met hevige orkanen die steeds vaker buiten het seizoen opduiken, met steeds meer mensen die niet alleen oorlog maar ook verwoestende droogte ontvluchten, is klimaatverandering niet langer een kwestie van abstracte partikels in de atmosfeer, maar een realiteit met een zware humanitaire en economische prijs.

Om de klimaatconferentie in Parijs (30 november-12 december 2015) tot het gewenste succes te maken, zo wist iedereen, was het cruciaal om China en de VS aan boord te hijsen. ‘Dat was één aspect’, verduidelijkt Delbeke. ‘Aan de andere kant moesten we een manier zoeken om de kloof tussen ontwikkelingslanden en ontwikkelde landen te dichten. Klimaatonderhandelingen sprongen tot nu altijd af op de tegenstelling tussen de landen die het gros van de broeikasgassen uitstoten en de landen die er de grootste gevolgen van dragen, waarbij de opkomende industrielanden – Brazilië, India, Zuid-Afrika en China – zich gemakshalve onder de paraplu van de ontwikkelingslanden schaarden en alle verantwoordelijkheid van zich af schoven. Dat was het werk voor Parijs: een coalitie smeden tussen gelijkgestemde landen over de ontwikkelingsgrenzen heen.’

Atolbewoners

Begin september 2015 landde Miguel Arias Canete als eerste Europese commissaris ooit in de luchthaven van Port Monesby in Papoea-Nieuw-Guinea, waar hij het 46e Pacific Island Forum bijwoonde. ‘Daar is de basis gelegd van de High Ambition Coalition’, vertelt Pierre Schellekens, kabinetschef van Canete, verwijzend naar de coalitie van landen die de meest ambitieuze doelstellingen hadden voor Parijs. ‘Kijk, voor de EU was het duidelijk: wij wilden een ambitieus klimaatakkoord. Niet voor niets hadden we al begin januari onze doelstellingen bekendgemaakt, waarbij we streven naar een reductie van de uitstoot van 80 procent tegen 2050 en naar een nuluitstoot tegen het einde van de eeuw. Eén ding wisten we zeker: we hadden anderen nodig om die boodschap mee te verdedigen.’

In Papoea-Nieuw-Guinea vond eurocommissaris voor Klimaatactie en Energie Canete de best denkbare medestanders: de bewoners van de kleine eilandstaten. Voor laaggelegen atols die vaak minder dan twee meter boven de huidige zeespiegel uitsteken, betekent een halve graad globale opwarming het verschil tussen overspoeld worden en overleven. Dat hadden de bewoners in 2009 al duidelijk gemaakt op de – mislukte – klimaattop van Kopenhagen,maar toen hadden ze vooral gehamerd op de behoefte aan financiële compensaties. In Parijs pakten ze het anders aan, onder invloed van Canete, maar ook dankzij Tony de Brum, op dat moment minister van Buitenlandse Zaken van de Marshalleilanden.

De Brum, een rijzige man van zeventig met een bril die altijd wat scheef op zijn neus hangt, heeft voor een man uit een klein land een opvallend breed netwerk dat hij ingenieus weet uit te spelen. Sinds 1968 is hij de hoofdonderhandelaar van de Marshalleilanden met de VS. Hij zag presidenten komen en gaan, kent hun gevoelige thema’s en weet wanneer hij moet doorbijten. ‘Een vertegenwoordiger van de VS antwoordde op ons eisenpakket voor een sterk klimaatbeleid dat het best mogelijk was om met de hele bevolking van de Marshalleilanden naar Wyoming te verhuizen, dat het probleem dan ook opgelost was’, vertelt De Brum met een brede glimlach via Skype in zijn woonkamer in Majuro. ‘Dat is culturele genocide, heb ik toen gezegd. Wij willen geen klimaatvluchtelingen worden. Daar draait het voor ons om: ons overleven verzekeren.’

Het woord ‘overleven’ is wars van grootspraak of pathetiek. Dit interview werd een paar keer uitgesteld omdat Winston over het naburige Fiji raasde en er als zwaarste cycloon ooit een spoor van vernieling trok. Het zijn records die De Brum nog wel beangstigen, maar niet meer verbazen. Hij weet dat als de wereld niets doet aan klimaatverandering Winston alweer overtroffen zal worden door een andere orkaan. ‘Kijk’, zegt hij en draait het scherm van zijn computer een kwartslag omhoog. Door het plafond steekt de neus van een vissersboot. ‘Op 4 juli 2015 keerde ik terug naar huis van een klimaatconferentie in New York en ik vond een boot die zich door de muur van mijn woonkamer op de eerste verdieping van mijn huis had geboord. Normaal zijn er geen orkanen in juli. Alles wordt extremer. De ene kant van het eiland krijgt steeds grotere golven over zich heen, aan de andere kant heerst droogte en dreigt een watertekort. Wij zijn geen land dat economisch doorweegt. Wij vormen geen bedreiging, maar wij zijn wel het menselijke gelaat van de klimaatverandering.’

Het is het gelaat dat De Brum in Parijs wilde tonen. Maar dat maakte niet op iedereen evenveel indruk. ‘So what?’, reageerde de Indiase minister van Milieu Prakash Javadekar tijdens een van de informele onderhandelingssessies toen De Brum het had over het naderende einde van de eilandstaten. Wat kon een handvol eilandbewoners dat dreigde te verzuipen een minister van een natie van een miljard wat schelen? ‘U bedoelt waarschijnlijk: wat zullen we eraan doen’, reageerde De Brum met de omzichtigheid van een ontmijner. Hij grinnikt bij de herinnering. ‘Tien jaar geleden had ik waarschijnlijk mijn microfoon naar het hoofd van de man gegooid. Maar dat heeft al die jaren internationaal onderhandelen me wel bijgebracht: met empathie kom je verder dan met bulderen. Het zijn allemaal mensen daar rond de tafel. Ze willen gehoord en begrepen worden.’

Als een mug die links en rechts bijt, zo zag De Brum zijn rol in Parijs. Maar met een helder eisenpakket: de opwarming van de aarde beperken tot 1,5 graad – een temperatuurstijging die wetenschappers als ‘minst gevaarlijk’ naar voren schuiven – in plaats van de politiek afgeklopte 2 graden, doelstellingen op lange termijn, vijfjaarlijkse herziening van de individuele ambities van landen en een transparante boekhouding van de globale uitstoot, zodat men kan controleren dat men doet wat men beweert.

In september in Papoea-Nieuw-Guinea wist Europees commissaris Canete al wat het zou kosten om een brede coalitie te smeden: de EU moest een halve graad toegeven. Van 2 graden als veilige grens zakken naar 1,5 graad. Europees was dat nog niet doorgesproken. Dat zou in Parijs gebeuren.

Franse wijnen

‘Er hing iets bijzonders in de lucht, die eerste dag van de top in Parijs’, vertelt Sandrine Dixson-Declève. Als directeur van de Prince of Wales Corporate Leaders Group verdedigt en verenigt ze de eisen van zo’n 130 multinationals en bedrijven die willen inzetten op een duidelijk, transparant en effectief klimaatbeleid. ‘Normaal zijn die eerste dagen van een klimaatconferentie er vooral voor selfies en fotomomenten. Maar in Parijs gebeurde iets anders. Het feit dat al die wereldleiders besloten om te komen en toonden dat ze zich niet lieten tegenhouden door angst. Het was duidelijk dat ze een punt wilden maken, dat klimaatverandering de grootste uitdaging is voor de mensheid. Dat veranderde de toon van de onderhandelingen. Iedereen – ook de traditionele tegenstanders – was bereid er echt voor te gaan.’

De goede wil en bedoelingen waren er. ‘Bovendien wisten de Fransen dat in de juiste banen te leiden’, zegt Jos Delbeke. ‘De Fransen, hoe je het ook draait of keert, hebben die traditie van grandeur. Ze pakten uit met een strakke regie en veel ceremonie. Mij doet het niet zo veel om te dineren in de Quai d’Orsay, maar voor anderen is dat een belangrijke vorm van erkenning.’ Zo wil het gerucht dat de Franse diplomatieke dienst er alles aan deed om de Russische delegatie een aangenaam en amusant verblijf te bezorgen. Met etentjes, excellente wijnen en bijzondere gerechten. Hoe ver dat ging, is niet duidelijk. Maar waar iedereen voor vreesde – een veto van Rusland – is nooit een echt risico geweest.

De hete hangijzers doken elders op, niet geheel onverwacht. Het was een van de redenen waarom eurocommissaris Canete altijd tijd vrij maakte om met hoofdonderhandelaar Paul Oquist van Nicaragua een koffie te drinken. ‘Zou je dat nu wel doen?’ zei Delbeke soms. Maar Canete noemde het een investering in vertrouwen op lange termijn. Het zou nog nodig blijken.

Ook de VS zetten in op zulke investeringen. Op zondag 6 december schoof Todd Stern, de leidende klimaatonderhandelaar van de Verenigde Staten, aan tafel aan bij een delegatie van de kleine eilandstaten. ‘Ik ben een eilandzoon’, had de Amerikaanse president Barack Obama eerder al verklaard. Ze aten kabeljauw. Stern hoorde wat er in de lucht hing: een High Ambition Coalition. ‘De Amerikanen hadden een grote bekommernis in Parijs: de uitstootvermindering in het verdrag mocht niet wettelijk bindend zijn. Het was de voorwaarde om het door het Congres te loodsen en het in de handen van de president te leggen’, stelt Delbeke. ‘Verder was het duidelijk dat Obama zich aan de ‘juiste’ kant wilde scharen.’

Op maandag lag tijdens het overleg van het EU-coördinatieteam de 1,5 graad op tafel. ‘Er was discussie over, dat spreekt voor zich’, stelt Schellekens. ‘Het viel buiten de officiële positie van de EU. Uiteindelijk zijn we erin geslaagd om die 1,5 graad te omschrijven als ‘ideaal streefdoel’ met 2 graden als absolute grens.’ Het is wel vaker het niveau van onderhandelen op zo’n conferentie. Het is een gestruikel over woorden, een gepulk aan cijfers, een discussiëren over drie woorden en twee zinnen. Geen enkel voorstel wordt op mail gezet tot het bekrachtigd wordt om ieder risico op een lek te vermijden. Delbeke: ‘We werken met korte zinnen op stukjes papier die als ze niet langer van belang zijn onmiddellijk in de versnipperaar verdwijnen. Ook dat heeft de Franse organisatie goed aangepakt: er zijn nooit verschillende versies van de tekst in omloop geweest. Zij hielden dat strak in de hand.’

Met de principeovereenkomst over 1,5 graad hadden de EU en de eilandstaten hun coalitie. Een die niet de traditionele lijn van de industrielanden volgde, maar over de muur tussen Noord en Zuid sprong. Schellekens: ‘Uit onze contacten met Afrikaanse, Caribische en andere Aziatische landen wisten we dat het een brede coalitie kon worden, een die makkelijk honderd landen verenigde. “We moeten iets doen”, stelde Delbeke voor. “Dit moet iedereen weten.”’ Op dinsdag was er een geïmproviseerde persconferentie voor het paviljoen van de Europese Unie waarop de High Ambition Coalition werd voorgesteld. Nauwelijks een kwartier later kregen Delbeke en Schellekens dezelfde sms van Stern: ‘Let’s talk.’ Delbeke: ‘Toen wist ik: er komt een deal in Parijs.’

De vraag was alleen: hoe ambitieus zou die overeenkomst zijn? Als je alle nationale plannen bij elkaar optelde, kwam je nog steeds uit op een opwarming tegen het einde van de eeuw van 2,7 graden volgens optimisten en 3,2 graden volgens pessimisten. En als je de grens van twee graden ernstig nam, had je het over een reductie van 80 tot 90 procent van de uitstoot tegen 2050. Om 1,5 graad te bereiken, moest men tegen 2050 globaal klimaatneutraal worden. Daar waren de onderhandelaars tegen het einde van die tweede week, met zicht op de deadline op vrijdagavond nog lang niet.

Brazilië had zich met een afspraak rond de mondialisering van de handel in emissierechten wel achter de High Ambition Coalition geschaard, maar ondertussen had China ook laten weten dat die coalitie ‘niet meer dan een poppenkast is’. Wat, volgens Delbeke, dan weer poppenkast van China was. ‘Het voelde zich vooral uitgedaagd.’

Should en shall

Toen op zaterdag om halftwee de finale tekst werd rondgedeeld, bleef het oog van een medewerker van Delbeke aan één woord haken: in artikel vier op pagina 21 had tot dan altijd ‘should’ gestaan. Dat arikel zegt dat ontwikkelde landen hun emissies in hun gehele economie zouden moeten terugbrengen. Het vrijblijvende ‘should’ was cruciaal om ervoor te zorgen dat de tekst niet door het Amerikaanse Congres – waar de Republikeinen in de meerderheid zijn – geratificeerd hoefde te worden. Nu stond er in de plaats van ‘should’ plotseling ‘shall’. Niemand wist hoe of waarom. ‘Wat is dit? Hebben jullie dit gezien?’ vroeg de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Jim Kerry aan eurocommissaris Canete, terwijl hij de bewuste passage aanstipte. ‘Voor ons speelde die should en die shall niet zo’n grote rol. Integendeel. Shall was beter voor ons’, vertelt Schellekens. ‘Voor de Amerikanen maakte het juridisch een groot verschil. Het was een no go, zo veel was duidelijk.’

Het minieme verschil tussen twee woorden leidde tot een ultiem uitstel van de finale goedkeuring (het werd uiteindelijk ‘should’). Het was het tijdsvacuüm waar onderhandelaar Oquist van Nicaragua in sprong om in een toespraak van 45 minuten aan de verenigde wereld duidelijk te maken waarom hij een pak fundamentelere bezwaren had op dit voorstel tot akkoord dan de verandering van should in shall. De overeenkomst zoals die voorlag, bood volgens hem niet voldoende waarborgen om de opwarming terug te dringen.

Toen kwamen de vele koffies die eurocommissaris Canete met hem had gedronken van pas. Hij nam Oquist apart. ‘Laat me vertellen wat ik te zeggen heb’, zei die. ‘Als je het verdrag goedkeurt’, antwoordde Canete. Oquist knikte, de twee mannen klopten elkaar op de schouders. Daarop nam conferentievoorzitter Laurent Fabius het woord. Zijn stem trilde en hij was duidelijk geëmotioneerd toen hij meedeelde dat het akkoord dat voorlag fair, duurzaam, dynamisch, evenwichtig was en hij het tot slot ‘het best mogelijke’ noemde. Hij liet zijn groene hamer op tafel neervallen en verklaarde het ‘voor aanvaard.’ In de zaal omhelsden onbekenden elkaar uitvoerig.

‘Het was een euforisch moment, ja’, stelt Delbeke. ‘Een waarvan je het belang moeilijk kunt overschatten. Het is spijtig dat we nog niet op koers zitten van de twee graden. Dat is ook normaal als je aan landen vraagt wat ze bereid zijn te doen. Maar we zijn met de hele wereld overeengekomen dat we om de vijf jaar de doelen bijstellen, waarbij niemand de ambities mag verminderen. Cruciaal is dat dit het eerste, echte globale akkoord over klimaatverandering is. Met het Kyotoprotocol dekten we 12 procent van de uitstoot, nu hebben we het over 98 procent. Dus ja, Parijs is een kantelmoment. Nu is het aan iedereen om het bijzondere van dat moment om te zetten in actie. En nee, dat zal niet eenvoudig zijn. Dat is het nooit.’

DOOR TINE HENS

‘Tien jaar geleden had ik wellicht mijn microfoon naar de Indiase minister van Milieu gegooid. Nu weet ik: met empathie kom je verder.’

Excellente wijnen en bijzondere gerechten: de Franse diplomatieke dienst deed er alles aan om de Russische delegatie te plezieren. Met succes.

‘Met het Kyotoprotocol dekten we 12 procent van de uitstoot, nu hebben we het over 98 procent. Dus ja, Parijs is een kantelmoment.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content