December 2006, niet elf september 2001, is het echte begin van de 21e eeuw. Zo zal het verdict binnen honderd jaar misschien luiden. De geschiedenis oordeelt. Twee documenten zullen voor onze toekomstige historici het bewijs vormen dat de post-Koude Oorlog voorbij was en dat tijdgenoten eindelijk de nevelen over de toekomst zagen optrekken. Het eerste rapport signaleerde het einde van de Amerikaanse dominantie in de wereldpolitiek. Het tweede het einde van de westerse dominantie in de wereldeconomie.
Op 6 december verscheen het rapport van de Iraq Study Group. Onze historici zullen besluiten dat de tijdgenoten toen inzagen dat het een illusie was om te geloven dat Amerika een hyperpuissance was. Washington kan om het even welk land de oorlog verklaren, maar zonder bondgenoten kan het de vrede niet verzekeren, zo betoogden de auteurs. Op die manier maakten zij een einde aan de Amerikaanse zelfoverschatting, het idee dat de Verenigde Staten zo oppermachtig waren dat zij op eigen kracht het Midden-Oosten, of de hele wereld, kunnen kneden.
President George W. Bush heeft er voorlopig geen oren naar. In Washington gonst het van de geruchten dat hij van plan zou zijn de Amerikaanse troepen te versterken. Het is een achterhoedegevecht. De grondstroom van het advies van de Iraq Study Group is onmiskenbaar: de Verenigde Staten zijn natuurlijk nog steeds een grote mogendheid – zoals China, Rusland of de Europese Unie – momenteel nog een primus inter pares, maar ook niet meer dan dat.
Het tweede rapport volgde een week later. Tot verbazing van onze historici ging dat gepaard met heel wat minder mediaheisa. In ons halve land meldde enkel Jan Bohets in De Standaard de publicatie van het jaarlijkse Global Economic Patterns van de Wereldbank. De Wereldbank bevestigde daarin wat sommige waarnemers al enkele jaren voorspelden: het einde van de westerse dominantie in de wereldeconomie.
Raghuram Rajan, hoofdeconoom bij het Internationaal Monetair Fonds, en de onvolprezen journalist John Vandaele van Mo*, waren de eersten om dat te verwoorden. Toen een ministeriële vergadering van de Wereldhandelsorganisatie in 2003 in Cancun mislukte, ging hen een licht op. Vier jaar eerder was een soortgelijke vergadering in Seattle nog gestruikeld over een meningsverschil tussen de twee grote economische reuzen, de Europese Unie en de Verenigde Staten. De boodschap van Cancun was volgens hen echter meer verstrekkend: de tijd is voorbij dat de rijke landen de agenda dicteerden, schreef Vandaele. Grote ontwikkelingslanden als China, India, Rusland en Brazilië zouden de komende jaren aan economisch gewicht en dus politieke invloed winnen.
Het rapport van de Wereldbank gaat nu een stap verder. Niet alleen het economische gewicht van de grote ontwikkelingslanden, maar van alle ontwikkelingslanden is snel aan het groeien. Zij worden de echte motor van de wereldeconomie. Afhankelijk van de berekeningswijze vertegenwoordigen zij vandaag al een derde tot meer dan de helft van de economische macht in de wereld.
Beide rapporten samen bieden een kijk op wat de echte nieuwe wereldorde zal zijn: een postwesterse wereld, waarin het Westen een stap terug zal moeten zetten en de rest van de wereld een stap vooruit. Dat zal gepaard gaan met onvermijdelijke wrijvingen en strubbelingen. Wie macht heeft, staat die immers niet graag af. Wie macht verwerft, wil die ook gebruiken. Heel rustig zal onze eenentwintigste eeuw dus niet worden.
RIK COOLSAET DOCEERT INTERNATIONALE POLITIEK AAN DE UNIVERSITEIT GENT.
Rik Coolsaet