?Ten Oorlog? van de Blauwe Maandag Compagnie : een totale Shakespeare en de eigentijdse mens in acht Koningdrama’s.

Zelden is William Shakespeare zo uitvoerig aan bod gekomen als nu. Met ?Midzomernachtsdroom? is het Nederlands Toneel Gent zijn tweede leven begonnen, het jonge Nederlandse gezelschap ’t Barre Land was in ons land met een spetterende eigen bewerking van de complete ?Henry IV? en Dood Paard, eveneens uit Nederland, komt nog met ?Titus Andronicus?. Vrijdag 7 november gaan in de Monty (Antwerpen) De Roovers van start met ?Venetië?, waarin ze ?Othello? en ?De koopman van Venetië? op één lijn zetten, en zondag is het dan zover : de Blauwe Maandag Compagnie (BMCie) speelt vanaf 11 uur in de Gentse Vooruit de eerste marathonvoorstelling van ?Ten Oorlog?, de integrale opvoering van de War of Roses-cyclus.

Het is even wennen aan de subtitels die de stukken van Shakespeare in de vertaling van Tom Lanoye meekregen, en aan de citaten boven elk onderdeel, en aan die gekke namen voor bepaalde personages : Richaar Deuzième, La Reine, La Falstaff, Risjaar Modderfokker, Onze Sjors.

Lanoye maakte een vrije vertaling. Op het eerste gezicht vallen soepele verzen op, de eenvoudige spreektaal, de frisse woordkeuze.

De volledige cyclus bestaat uit drie grote delen van elk twee stukken. De literaire, soms klassieke vertaling van de eerste delen, slaat in Deel III over in een agressieve, experimentele en veelal tegendraadse aanpak. Het afscheid van Richard III lijkt wel met zeer zwarte inkt geschreven : O mama mia, fokking klotezeug,/ Sweet Modder die mij in de wereld scheet : /De lafheid van je liefde liet mij leven/Waar echte liefde mij gewurgd zou hebben…

Zelden zijn stukken van Shakespeare zo diepgaand en met zoveel verwachtingen aangepakt als deze Koningsdrama’s. Met 17 mensen is er 15 maanden aan gerepeteerd, elke dag van 10 tot 5 en 2 keer per week in avondrepetitie. Toch is een cast van 17 spelers voor het verwerken van zoveel materiaal eerder aan de krappe kant. ?BMCie is wel goed gesubsidieerd?, zegt regisseur Luk Perceval, ?maar niet voldoende om Shakespeare te ensceneren zoals bijvoorbeeld een Muntschouwburg dat zou doen. Maar één van de grote vergissingen met Shakespeare is dat je als maker meteen in overdrive schiet. Ik heb al meerdere grootse ensceneringen gezien waar je uiteindelijk niet meer hoort wat Shakespeare geschreven heeft, waar de taal door ze te overbelasten geen verbeelding meer losmaakt. Wij hebben gekozen voor een versie die uit de stilte voortkomt en die heel bewust met die stilte speelt, in de hoop dat de toeschouwer een eigen verbeelding heeft, en de slagvelden niet die slagvelden hoeven te zijn die je in films kan zien. Vandaar ook dat het decor zeer eenvoudig is. We gaan er vanuit dat de mens bepaald wordt door zijn omgeving en die is de aarde. Het symbool voor de aarde is de plankenvloer. In dat decor onderscheiden we drie niveaus waarop alles gebeurt.?

In de loop van de repetities zijn een aantal ?koningen? afvallig geworden…

LUK PERCEVAL : Er zijn in totaal zes mensen opgestapt en dat was bijzonder pijnlijk. Ik ben ervan overtuigd dat het allemaal eigenlijk niets met de productie te maken heeft. Waarover het wel ging zit in de persoonlijke sfeer en daar praat ik niet over. Theater is ook onderhevig aan verandering en het zou fout zijn die krampachtig tegen te gaan. We hebben dat gemerkt bij sommige Vlaamse toneelhuizen en we kennen daar ook de resultaten van. Je kan dat weggaan ook zien als een signaal tot bezinning. Ik ben daar niet meer rouwig om want dat heeft ons verplicht rollen te herschikken en we zijn uiteindelijk bij een interessantere casting uitgekomen. Wat me zeer verheugt is dat er mensen meespelen die pas afgestudeerd zijn en dus voor het eerst in een groot project staan, in een versdrama dan nog, en op 15 maanden tijd een enorme groei hebben doorgemaakt. Het is een organische zuivering geweest, een louteringsproces bijna.

Is een repetitieperiode van 15 maanden wel uit te houden ?

PERCEVAL : Tijdens zo’n periode stapel je natuurlijk veel twijfels op. Zolang er geen publiek in de zaal zit heb je ook geen reële respons, je bent in feite hypothetisch bezig. Tussendoor hebben we wel try-outs gespeeld van telkens één aflevering en dat heeft ons veel wijzer gemaakt. Als regisseur ben je natuurlijk het punt waar alle twijfels samenkomen. Bij momenten denk je dan dat je alleen aan het roeien bent en dan nog tegen de stroom op. Maar de mensen die ermee zijn doorgegaan, zijn zeer overtuigd en gemotiveerd.

Voor zo’n grote onderneming had samenwerking met Nederland misschien gekund ?

PERCEVAL : Daar heb ik aanvankelijk aan gedacht, maar het probleem is dat het politieke aspect van Shakespeare bij ons zeer Vlaams vertaald is en ik weet niet of men daar in Nederland direct een boodschap aan heeft. Dat zal moeten blijken tijdens de voorstellingen in Rotterdam. Anderzijds is het zo dat, als je een verbond aangaat met een ander gezelschap, je ook een deel van je vrijheid afgeeft. Ik heb geopteerd voor een eigenzinnige voorstelling, eerder dan voor een compromis.?

SPREEKSPIER

Over de naam, de persoon en het werk van William Shakespeare is het altijd oorlog geweest. Sinds zijn dood in 1616 zijn hele generaties met elkaar in de clinch gegaan om zijn echtheid te bevestigen of te ontkennen, om zich aan zijn sonnetten te laven of zich aan zijn toneelwerk te vergrijpen. Shakespeare zelf is er de schuld van dat er zo vrijpostig met zijn levensloop en zijn werk wordt omgesprongen. Hij liet weinig houvast achter, en van dat weinige is dan nog een deel verloren gegaan in de grote brand van Londen (1666), in die van zijn Globe-Theatre en van het huis van Ben Jonson.

Lange tijd werd er getwist over de juiste spelling van zijn naam. John Michell noteert in ?Who wrote Shakespeare ?? (1996, Thames & Hudson) 57 verschillende schrijfwijzen, van Chacsper tot Shexpere. Uiteindelijk is het voor eens en altijd Shakespeare geworden.

Een belangrijke getuige omtrent het bestaan en de betekenis van Shakespeare was de bereisde en berooide tijdgenoot Robert Greene (1558-1592), roman-, toneel- en pamfletschrijver en zeker geen vriend van William. Greene zag in Shakespeare niet alleen een concurrent maar verweet hem in een spotschrift zich te tooien met andermans veren en de pretentie te hebben de enige Spreekspier van het land te zijn. Pretentie mocht William wel hebben als je weet hoe moeilijk het de toneelmakers in zijn tijd werd gemaakt en hoe hij ondanks alles in de korte tijd tussen 1587 en 1611 een blitzcarrière maakte.

De theaterwijk van het zestiende eeuwse Londen lag, ver van het puriteinse centrum, op de zuidoever van de Theems. Daar verrezen de berentheaters, waar de berenleiders optraden, en ook het nu volledig heropgerichte Globetheater, de Wooden O, waaraan Shakespeare verbonden was. Er kwamen meerdere theaters die elkaar beconcurreerden. Stukken van Shakespeare werden tijdens de voorstellingen opgeschreven en enkele dagen later door een ander theater gespeeld. Geregeld waren er rellen in de theaters of brak er pest uit en dan werden ze van hogerhand gesloten.

Voor de overheid stonden toneelspelers gelijk met uitschot. Alleen wie tot een groep van een vermogende heer behoorde, kreeg aanzien. Dat maakte hun positie zeer ambivalent. In 1593 maakte Shakespeare deel uit van de spelers van Lord Chamberlain en later zou hij goede contacten hebben gehad met Ferdinando Stanley, een hoveling bij koningin Elisabeth, als katholiek sterk geschaduwd en in een wankele positie. Stanley was de beschermheer en geldschieter van de toneelgroep Lord Strange Men, die vermoedelijk met stukken van Shakespeare aan het hof optrad.

Eén en ander maakt duidelijk waarom Shakepeare in onder meer zijn Koningsdrama’s nogal vrij omspringt met bepaalde geschiedkundige gegevens. In ?Richard III? bijvoorbeeld laat hij een voorouder van Stanley Richard tot koning kronen. Over de historische Richard tast men trouwens in het duister, maar Shakespeare maakt hem lichamelijk mismaakt en beladen met alle mogelijke misdaden. Die berusten op kronieken en een biografie die Sir Thomas More schreef toen Richard al gestorven was. More was secretaris van Henry VII, die Richard versloeg en doodde en aldus de eerste koning werd uit het huis van Tudor. Shakespeare maakte daar tachtig jaar nadien een reeks stukken over, als onderdaan van een koningin die, als kleindochter van Henry VII, ook een Tudor was.

DE BROEDERMOORD

De betwistbare politieke houding die Shakepeare soms aanneemt in zijn werk, staat de kwaliteit ervan niet in de weg. Belangrijk is dat hij het geestesleven van zijn tijd niet alleen heeft geassimileerd, maar er ook impulsen aan heeft gegeven. Zijn grote openheid voor de Europese cultuur is in al zijn werken terug te vinden. Hij laafde zich aan alle toen bekende bronnen en ?elke bron is rijker gaan stromen bij zijn nadering?, stelt de Nederlandse publicist Daniël de Lange. Een groot deel van het Europees erfgoed kwam in zijn werk tesamen en hij gaf er een nieuwe vorm aan. Daarom werd hij na zijn felle doorbraak snel weer gestopt. De vrije vorm waarin hij zijn toneel schreef, paste niet bij het statische classicisme van die tijd en ook de inhoud stond de heersende klasse en het koningshuis niet zo aan. Er waren te veel gelijkenissen met de eigen corruptie en losbandigheid.

De eerste Shakespeare-revival komt er met de romantiek : de explosie van de grote gevoelens, de pathos en het brede gebaar. Zo eert elke tijd zijn Shakespeare en herkent elke generatie in zijn werk een deel van zichzelf. Nu eens ziet men hem als katholiek, dan weer als Freigeist, als bohémien, zedenmeester, homofiel, revolutionair. Voor de enen behoort hij tot de literatuur, voor de anderen tot het theater. Stilaan is de Shakespeariaanse open toneelvorm een begrip geworden dat door opeenvolgende regisseurs telkens weer anders wordt geïnterpreteerd. Inhoudelijk ontsnapt hij niet aan de Freudiaanse leer. De karakters in zijn stukken worden met behulp van de dieptepsychologie ontleed. Men dringt door tot een ?verborgen? Shakespeare. Er staat niet wat er staat ; niet de woorden tellen, maar wat erachter zit is belangrijk.

Geen enkele theatermaker die naam waardig, ontsnapt aan Shakespeare. Bertolt Brecht (1898-1956) heeft er zich grondig in verdiept en is er schatplichtig aan voor zijn ?Coriolanus?. In ?Arturo Ui? verwerkt hij scènes die aan ?Richard III? zijn ontleend. Meteen komt Shakespeare als een geëngageerd auteur naar voor, staat hij in een politieke context maar staat hij er vooral als tijdgenoot.

Voor Perceval is het niet de bedoeling met ?Ten Oorlog? een historisch verhaal van pakweg honderd jaar te vertellen, maar de geschiedenis van de mens te spelen vanaf het begin, zijn eerste zonde : de broedermoord, tot op de dag van vandaag waar hij met een totale zelfdestructie bezig is. Ook De Roovers vertrekken voor ?Venetië? vanuit een hedendaags onbehagen. Zij kiezen stukken die gaan over de plaats van het individu in de maatschappij en Othello en Shylock, de koopman, herkennen ze als outcasts. Hoe verschillend die twee personages ook reageren en hoe anders ook het verloop van de handeling is, ze worden sowieso gekelderd.

Een dergelijke benadering van het Shakespearemateriaal rechtvaardigt een grondige bewerking. De Roovers houden in ?De koopman van Venetië? alleen nog de Shylocklijn over ; bij ?Othello? worden meerdere lijnen gevolgd, waaraan ook een aantal belangrijke details vasthangen. Anders dan BMCie werken De Roovers zonder regisseur, maar is er een collectieve controle op het samenspel.

In ?Ten oorlog? wordt een sluitend geheel gemaakt van een hele reeks stukken die door sommigen worden afgedaan als zwak werk. Perceval was erdoor gefascineerd, onder meer omdat er de totale Shakespeare in aan bod komt.

Voor de bewerking van de stukken hebt u nauw samengewerkt met Tom Lanoye, die ze eigenlijk herschreven heeft.

PERCEVAL : Vijf jaar geleden wou ik ?Richard III? doen met Jan Decleir. Dan zag ik dat dit stuk het eindpunt was van een vertelling en dat ik dus ook de voorgaande stukken moest bekijken. Ik begon zelf aan een bewerking en vond het nodig dat de hele cyclus door een dichter tot een eenheid werd gebracht, in ieder geval door een schrijver met een ruim palet, want Shakespeare schrijft nu eens proza, dan weer verzen, soms zeer vulgariserend, soms hoogdravend, filosoferend of politiek. Voor mij moest Tom Lanoye dat doen, omdat hij ook in zijn romans, gedichten en toneel die felheid heeft om de dingen tot mythologische proporties te verheffen. Ik had een synopsis in het hoofd die neerkwam op de subtitels die we aan de drie delen hebben gegeven. Samen hebben we gezocht naar een gemeenschappelijke invalshoek. We ontdekten dat we eenruïne aan het opgraven waren. Hoe meer we de stukken ontdeden van de anekdotiek, van het stof van de Britse geschiedenis dat erop lag, hoe dichter we bij een mythologisch verhaal kwamen dat vanuit filosofisch standpunt zeer fascinerend is.

We vertrekken van Richard II, een weeskind dat wordt opgevoed door de zes broers van zijn vader, want Edward III had zeven zonen. Je voelt daar al direct de symboliek van de getallen. Er zijn geen vrouwen, tenzij Richards kindvrouwtje en een oude weduwe die zelfmoord pleegt. Richard laat de broer van zijn vader vermoorden. Dat zetten we in een classicistisch toneelkader, niet dat we het in Griekse rokken spelen, maar wel statisch, en we eindigen de cyclus met ?Richard III? in een soort filmscenario van Tarantino. De literaire verschuivingen die Tom Lanoye maakt, trachten wij ook in de dramaturgie, de vormgeving en het acteren te maken. Halfweg zitten we bij Botho Strauss om te eindigen in een dramaturgie die verder gaat dan bijvoorbeeld Werner Schwab, omdat ze dichter staat bij de soap en de filmmontage. Op de duur maken we geen gelijkmatige overgangen meer, maar grote sprongen.

Tijdens het repetitieproces van ?Ten Oorlog? werd vooral het principe less is more gehuldigd en werd alles verbannen wat de essentie, de mens, in de weg kon staan. Het gaat wel over zes koningen, maar uiteindelijk staan zij voor een bepaald soort bewustzijn.

PERCEVAL : Bijzonder is dat Shakespeare per koning telkens een trap dieper afdaalt in de menselijke psyche. Bij Richard II vertrekt hij van een bedreigd weeskind, dat levenszekerheid wil en wordt omgebracht door een neef. Deze Hendrik IV loopt rond met een enorm schuldbewustzijn en eist van zijn zoon dat hij dat uitzuivert. Maar Hendrik V vermoordt zijn vader en verdringt zijn authenticiteit. Hij kolonialiseert Frankrijk, de vrouw zeg maar, alhoewel hij homofiel is. Hij heeft een verhouding met Falstaff en verschillende pages. Daarmee zitten we bij Hendrik VI in Renaissancetijd. De vrouw laat zich horen in ?the war of sexes? : ziedaar de dienstmaagd des heren. De psychologie wordt complexer in de confrontatie tussen een vrouw die puur van passie en instinct leeft en een koning die het materiële wil afleggen om spiritueel te leven, maar in conflict komt met zijn gevoelens als mens. De volgende koning is daar het alter ego van : een bon-vivant, een vrouwenloper die zich geen enkele morele vraag meer stelt en alles wat vóór zijn voeten loopt omverknalt. De laatste, Richard III, gaat door het ?allerdiepste oog van de orkaan?, zoals Shakespeare schrijft. Die daalt echt af in zijn diepste zelf, volgt zijn moordlust ongeremd, beliegt en bedriegt de hele wereld.

Het wonderlijke is dat je op het einde met al die moordenaars en wellustelingen mededogen krijgt. Voor mij vertelt Shakespeare een mystiek verhaal waarin hij aantoont dat de bron van de liefde naast die ligt van de haat, van de zelfdestructie, het negativisme of hoe je het noemen wilt.

Het fascinerende aan heel dat ding is dat je deemoedig de meester, die Shakespeare hier ontegensprekelijk bewijst te zijn, moet volgen. Je moet zijn taal dienen, en hij dwingt je naar de juiste analyse te zoeken. Vind je die niet, dan heb je hopeloos je tijd en energie verspild.

Hebben jullie in die 13 jaar dat BMCie nu bezig is, niet een eigen taal ontwikkeld ?

PERCEVAL : Ik heb niet de indruk dat we ons van één taal bediend hebben. We zijn heel vaak vertrokken vanuit het niet weten : lezen wat er staat, de vloer op gaan en duizend en één dingen uitproberen om dan ergens naartoe geleid te worden. BMCie heeft altijd gezocht naar een emotioneel statement, naar de ontroering. Vanuit de ontroering gaan we naar de herkenning, van de herkenning naar het ideële, het gedachtengoed. Die ontroering hebben we via diverse wegen gezocht. Om eens twee uitersten aan te halen : voor ?Wilde Lea? was dat via veel kitsch en lawaai, voor ?All for love? was dat met zeer veel respect voor het versdrama. Maar steeds is de regel : proberen met zo weinig mogelijk, zo duidelijk mogelijk te zijn.

Roger Arteel

Info Thassos (03) 235.04.90.

Jan Decleir als Risjaar III Modderfokker : door het allerdiepste oog van de orkaan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content