Terugkeren naar de werkvloer is een mijlpaal voor vrouwen die herstellen van borstkanker. Maar dat is een complex proces, zo blijkt uit onderzoek van de KU Leuven.
Borstkanker is de meest voorkomende kanker bij westerse vrouwen. In België wordt jaarlijks bij meer dan negenduizend vrouwen een tumor in de borst vastgesteld. Een groot deel van die vrouwen werkt en is in staat na herstel terug te keren naar de werkvloer. ‘Maar na een emotionele periode van arbeidsongeschiktheid is dat vaak een complex proces’, zegt Corine Tiedtke, onderzoekster aan de KU Leuven. ‘Soms zijn vrouwen langdurig afwezig van hun werk. Werkgevers weten niet altijd hoe ze de re-integratie het best aanpakken en hoe ze de werknemer kunnen ondersteunen.’
Op vraag van de Vlaamse Liga tegen Kanker onderzocht Tiedtke voor haar doctoraal onderzoek hoe vrouwen het ervaren om na borstkanker weer aan het werk te gaan en welke ondersteuning een werkgever daarbij kan geven. Uit diepte-interviews met 22 vrouwen die in 2006 een chirurgische ingreep ondergingen, leidde Tiedtke af dat werknemers hun ziekte en arbeidsongeschiktheid op heel verschillende manieren beleven.
‘Vrouwen met borstkanker gaan doorgaans op drie manieren met hun diagnose om’, zegt ze. ‘Voor de ene betekent het een ontwrichting van haar leven, getekend door een groot verlies, waarna niets nog is wat het was. Voor de andere voelt het als een moeilijke maar tijdelijke episode. En er zijn ook vrouwen die een enorme betekenis geven aan de periode en later bewust stilstaan bij hun nieuwe leven. Allemaal hebben ze een andere soort steun nodig wanneer ze weer gaan werken. De ene vrouw zal het meest gebaat zijn met wat minder werkuren, terwijl de andere vooral nood heeft aan begrip en erkenning van de werkgever voor haar persoonlijke situatie.’
Kleine aanpassingen kunnen een groot verschil maken, zegt Tiedtke. ‘Het belangrijkste voor een werkgever is dat hij de behoefte van de werknemer begrijpt. Het kan niet dat een vrouw na borstkanker behandeld wordt alsof er niets gebeurd is. Veel van de vrouwen die ik sprak blijken erg gemotiveerd te zijn om weer aan de slag te gaan. Tegelijk heeft de ziekte zo’n impact gehad dat ze zich kwetsbaar voelen. Voor een werkgever is het vaak niet gemakkelijk om de noden van de werknemer en de belangen van het bedrijf in evenwicht te houden.’
Tiedtke heeft een aantal aanbevelingen voor werkgevers en werknemers, waaronder goede communicatie, ook tijdens de afwezigheid. ‘Werkhervatting na kanker vraagt een aanpak op maat, maar sommige zaken zijn in België niet goed geregeld. Zo hoef je als werknemer officieel pas één dag voor je weer gaat werken de werkgever op de hoogte te brengen. Van een goede voorbereiding is dan geen sprake. Ook weten werkgevers en -nemers niet altijd hoe het systeem van progressieve werkhervatting, waarbij je tijdens je ziekteverlof af en toe al wat taken opneemt, in de praktijk functioneert. Bovendien is het uiteindelijk de werkgever die beslist of en hoe de werknemer mag terugkeren.’
Elke Lahousse