“Vlaanderen en Castilla y León” : kunst uit Spaans bezit in de katedraal van Antwerpen.

IN DE JAREN 1496 en 1497 schilderde de Castiliaanse meester Diego de la Cruz een veelluik in de typische stijl die als hispano-flamenco bekend staat. Op één van de panelen, nu in de National Gallery in Washington, is een “Bruiloft van Kana” geschilderd, een onderwerp dat in die dagen niet zó populair was. Vermoed wordt dat het tema te maken had met de aktualiteit, namelijk de dubbele bruiloft van de prinsenkinderen van de Nederlanden met die van Castilië.

Maximiliaan van Oostenrijk, de weduwnaar van Maria van Bourgondië, was overeengekomen om zijn twee kinderen te laten trouwen met twee kinderen van Ferdinand van Aragon en Isabella van Castilië. Zo trouwde Margaretha van Oostenrijk in 1497 in Castilië met de infant Juan, de troonopvolger. Haar broer Filips was een jaar eerder in Lier getrouwd met Juana of Johanna, de jongere zus van Juan. De band tussen de Nederlanden en Spanje zou blijven bestaan tot aan het begin van de achttiende eeuw.

Het noodlot wilde immers dat alle kinderen en kleinkinderen van Ferdinand en Isabella vrij jong stierven, behalve Juana. Zij werd zo de enige erfgename, en bij de dood van Isabella in 1504 werd zij koningin van Castilië. Haar man Filips de Schone riep zichzelf meteen uit tot koning Filips I. Als zodanig werd hij twee jaar later ook erkend door zijn schoonvader Ferdinand, die zelf tot zijn dood in 1516 koning bleef van Aragon. Toen Juana in 1500 in Gent het leven schonk aan een zoon, Karel, stond niets meer het ontstaan van een wereldrijk in de weg.

De Habsburgse bezittingen in Duitsland en Italië, de Nederlanden, Spanje (Castilië en Aragon) en de ontdekte en nog te ontdekken gebieden in Amerika behoorden later allemaal toe aan Karel V, in Spanje Carlos I. Hij werd de man in wiens rijk de zon nooit onderging. Intussen was ook Filips de Schone gestorven (1506) en Johanna kreeg het psychisch moeilijk. Zij hield er de bijnaam “de Waanzinnige” aan over en moest zich terugtrekken in Tordesillas. Zij zou er pas sterven in 1555, het jaar waarin haar zoon Karel zelf al troonsafstand deed ten voordele van zijn eigen zoon, Filips II.

Het was niet altijd de grote liefde tussen de Nederlanden en Spanje. Maar al te vaak wordt dat verhaal bij ons herleid tot Filips II, de hertog van Alva, de inquisitie, de opstand, de Spaanse Furie, de vervolging van protestanten en andersdenkenden, allemaal personages en feiten echter uit de tweede helft van de zestiende eeuw. Filips II had inderdaad weinig begrip voor de situatie in de Nederlanden. Hij was in Spanje opgevoed en hij regeerde vanuit Spanje. Zijn halfzuster Margaretha van Parma en haar opvolgers moesten het hier maar weten te klaren. Het zoeken naar een evenwicht tussen de wensen van Filips en de belangen van de plaatselijke adel en de bevolking was geen sinecure. Het was ooit anders geweest. Filips I en Karel V regeerden Castilië meestal vanuit de Nederlanden. En dat vonden de Castilianen ook niet leuk.

VIJFDE LUIK.

Over die eerste kontakten tussen Vlaanderen, pars pro toto voor de Nederlanden en Castilië, pars pro toto voor Spanje, gaat de tentoonstelling Vlaanderen en Castilla y León, op de drempel van Europa in de katedraal van Antwerpen. De elf bisdommen van Castilië beschikken over een immens historisch en artistiek patrimonium. In 1988 werd een tentoonstellingsprojekt gestart. In de katedraal van Valladolid werd een deel van dat kultureel erfgoed tentoongesteld. Burgos (1990), León (1991) en Salamanca (1993) hebben het projekt voortgezet. Na die vier binnenlandse tentoonstellingen wilden de organizatoren ook wel eens naar het buitenland. Het verhaal doet de ronde dat het koning Juan Carlos zelf was die suggereerde om kontakt te zoeken met ons land.

Het vijfde luik van het projekt, Las Edades del Hombre wat zoiets betekent als de levensfazen van de mens gaat zodoende in de katedraal van Antwerpen door. Het grootste deel van de kunstwerken die er getoond worden, waren immers oorspronkelijk voor kerken en kloosters bestemd. Het is ook vanuit een kristelijk mensbeeld dat de expositie is samengesteld.

Waarom kiezen voor Antwerpen en Vlaanderen ? De suggestie van Juan Carlos heeft wel een reden van bestaan, namelijk de grote invloed van de Vlaamse kunst op de Castiliaanse in de vijftiende en zestiende eeuw. Diego de la Cruz was maar één van de vele schilders van de arte hispano-flamenco.

De prinsenhuwelijken bevestigden dan wel de relaties tussen de Nederlanden en Castilië, maar die relaties hadden ook een stevige ekonomische basis. In de vijftiende eeuw was de Castiliaanse kolonie in Brugge wellicht even sterk als die van de Italianen. Terwijl deze laatsten vooral als bankiers optraden, waren de Castilianen in de eerste plaats kooplieden. Zij voerden wol en leder aan, wijn en zout, suiker en specerijen van de Canarische Eilanden, en vooral ertsen. Die werden in onze streken dan omgesmolten en bewerkt tot, bijvoorbeeld, gebruiks- en siervoorwerpen die deels opnieuw hun weg naar Castilië vonden.

Ook Vlaamse kunstwerken, schilderijen, beelden en boeken kwamen op die manier op het schiereiland terecht. Jan van Eyck zelf is ooit in Portugal, en waarschijnlijk ook enkele keren in Spanje geweest om portretten te schilderen van mogelijke prinselijke bruiden voor de Bourgondiërs. Met zijn werk waren ze zeker vertrouwd. En de hofschilder van Isabella van Castilië staat bekend als Juan De Flandes, Jan van Vlaanderen. Werk van hem vinden we alleen in Spanje of is uit Spaanse kollekties afkomstig. Een enkel paneel, “Herodias”, in het Antwerpse Museum Mayer van den Bergh niet te na gesproken.

Filips de Schone en Karel V brachten met hun Vlaamse hofhoudingen ook Vlaamse kunstenaars en ambachtslui mee naar Spanje. Uit de konfrontatie van de Vlaamse stijl met de plaatselijke stijl, die nog een sterk Moors-oriëntaals karakter had, ontstond de arte hispano-flamenco. Als we dit werk vergelijken met dat van de “Vlaamse primitieven”, kunnen we spreken van een scherper lichtgebruik met slagschaduwen, een andere manier van omgaan met de ruimte, meer suggestieve gelaatsuitdrukkingen en een uitgesproken gevoel voor tragiek.

TOLERANTIE.

De Spanjaarden willen niet dat we hun kunstenaars als “navolgers” van de Vlaamse kunstenaars beschouwen. In hun opinie zijn zij evenveel waard als de Vlamingen, alleen hebben zij de Vlaamse invloed op hun eigen manier verwerkt. Dat moet ook duidelijk worden in de tentoonstelling. Die is helemaal gemaakt door Spaanse curatoren. Er was wel enige inspraak van de Vlaamse mede-organizatoren, en dat was ook nodig. Er bleken immers nogal wat wederzijdse vooroordelen te bestaan : over Filips II, Alva, de inquisitie en nog veel meer.

Daarnaast liggen de gevoeligheden ook enigszins anders, de geschiedenis was gewoon anders. In Spanje waren er, bijvoorbeeld, praktisch geen protestanten aktief, terwijl de onder dwang bekeerde moslims en joden op tijd en stond klachten lieten horen en dat ook konden doen over de inquisitie die over hun “waar” geloof moest waken. Lutheranen, anabaptisten en calvinisten bekonkureerden elkaar in de Nederlanden en in de Duitse gebieden, terwijl er in Antwerpen een belangrijke kolonie gevluchte joden uit Spanje aktief was. Al die aspekten en problemen spelen een rol op de achtergrond van de tentoonstelling.

Zowel de expositie als de catalogus zullen wellicht de vooroordelen bij het publiek wegnemen. Spanje was, bijvoorbeeld, niet hét uitgesproken katoliek land en Vlaanderen koos niet massaal voor het protestantisme. In beide landen werden pleidooien gehouden voor tolerantie, en wilden de meeste mensen niets liever dan vreedzaam samenleven met hun buren die er een andere overtuiging of religie op na hielden.

In de religieuze krisis die de kerk en de gelovigen in de veertiende en vijftiende eeuw doormaakten, boden de geschriften van de Nederlandse “Devotio moderna” en Jan van Ruusbroec ook in Castilië enige vernieuwing en soelaas. De Devotio legde de nadruk op een praktische en voor iedereen toegankelijke spiritualiteit, met het lijden van Jezus en het leven van Maria als te kontempleren en na te volgen voorbeelden. Gentse en Brugse getijdenboeken met hun realistische miniaturen vonden ook op het Iberische schiereiland gretige afnemers. Zelfs de geschriften van Erasmus gingen naar Castilië. Hij werd er enkele keren uitgenodigd, maar Erasmus vond dat het land nog teveel Moorse en joodse invloeden vertoonde, en daar hield de humanist niet van.

De diocesane musea van Castilië beschikken niet enkel over schitterende kunstschatten, ook hun archieven zijn niet te versmaden. Onderzoek heeft intussen heel wat informatie opgeleverd over de bedrijvigheid van de Vlaamse kunstenaars omstreeks 1500. De beeldhouwer Gil de Siloé, die onder meer opdrachten uitvoerde voor Isabella van Castilië, was waarschijnlijk afkomstig uit Antwerpen. Andere kunstenaars staan bekend als “de Brujas” of “de Bruselas”.

De tentoonstelling van zo’n tweehonderd voorwerpen, muziekinstrumenten, schilderijen, beelden, boeken en partituren besteedt niet enkel aandacht aan de grote politiek en de kunst, er wordt ook een beeld opgeroepen van het dagelijkse leven, de kledij en de gebruiken, zowel in Vlaanderen als in Castilië. Na de Fiamminghi a Roma is dit de tweede expositie in korte tijd die wijst op de belangrijke plaats die Vlaanderen, de Nederlanden en hun kunstenaars in de vijftiende en zestiende eeuw in Europa innamen.

Paul Dossche

“Vlaanderen en Castilla y León. Op de drempel van Europa”, in de katedraal van Antwerpen van 16 september tot 10 december.

Jan Provost, “Ecce Homo”, eind 15de eeuw : een uitgesproken gevoel voor tragiek.

Alejo De Vahia, Engel van de annunciatie, Gabriël, rond 1490-1510 : vanuit een kristelijk mensbeeld.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content