‘Tegen de lente hebben we Raqqa bevrijd van de IS’
De Syrische Democratische Strijdkrachten doen het goed in de noordelijke provincie Hasaka. Sinds eind oktober is de nieuwe strijdmacht erin geslaagd de IS in ijltempo te verjagen – met dank aan de 45 ton wapens en munitie die Amerikaanse vliegtuigen dropten. Knack zocht de vertegenwoordigers op van de vier bevolkingsgroepen die de krachten bundelen. ‘Assad is een probleem voor later.’
Vier dagen geleden stonden we bij de christenen in noordwest-Irak aan de frontlijn, vandaag zijn we bij hun geloofsgenoten in het noordoosten van buurland Syrië beland. We turen naar de afscheiding die de Islamitische Staat anderhalve kilometer voor ons in het veld heeft opgetrokken: een lange rij opgehoopte bruine aarde. Daarachter huizen de jihadisten. Ze zijn een week geleden uit de voormalige legerbasis Mailabiyah verjaagd, op tien kilometer van de stad Hasaka. De IS had het terrein van het Syrische leger sinds juli 2014 in handen. Het is de zoveelste nederlaag voor de kalifaatstrijders in de provincie Hasaka. De afgelopen weken hebben de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF) meer dan tweehonderd dorpen in een gebied van bijna 1400 vierkante kilometer heroverd. Op Shadadi na, een stadje in het zuiden, is de hele provincie bevrijd. De SDF zijn een nieuwe coalitie van Koerden, Assyrische christenen, Turkmenen en Arabische stammen.
‘Shadadi ligt ruim tien kilometer verder, we komen steeds dichterbij’, zegt Kino Gabriël, woordvoerder van de christelijke militie MFS. We staan aan de ingang van de herwonnen legerbasis die bewaakt wordt door zestien strijders. Shadadi is het einddoel van de operatie in Hasaka. De stad is volgens Gabriël strategisch belangrijk voor de IS omdat ze op de route ligt richting Bagdad. ‘Ik vermoed dat we Shadadi binnen tien dagen kunnen bereiken. Neem daar drie dagen bij voor de inname van de stad zelf, dan hebben we de boel bevrijd vóór Kerstmis. Het zou een mooi cadeau zijn.’ Maar zover is het dus nog niet. De legerbasis is compleet omsingeld door de IS, alleen de weg naar het oosten is vrij. Het is opvallend stil. De commandant van de christenmilitie, die met zijn zonnebril, snor en groene sjaal om zijn hoofd behoorlijk rock-‘n-roll oogt, speurt de velden af. Geen sluipschutters, geen mortieren, niets. Alleen in de verte klinkt het gedonder van luchtbombardementen die de coalitie uitvoert op IS-posities.
‘De luchtaanvallen hebben effect, we beginnen het te merken’ grijnst Julian, een van de zestien strijders. ‘De IS is een stuk rustiger geworden, ze vermijden man-tegen-mangevechten, ze lopen ervan weg. Ze sturen ook veel minder zelfmoordterroristen in auto’s op pad. Maar ze beschieten ons elke dag, meestal tussen vier en zes uur ’s morgens.’ Hij lacht: ‘Drie dagen geleden probeerden ze ons te benaderen door zich tussen een groep schapen te verbergen. Zo slopen ze over het veld. Helaas voor hen waren ze duidelijk zichtbaar. Ze maakten geen schijn van kans, we hebben ze allemaal doodgeschoten.’
In Irak stak de IS autobanden in de fik om de coalitievliegtuigen te misleiden, in de provincie Hasaka verbranden ze olie: door de dikke zwarte rookwolken is het volgens de christenen vrijwel onmogelijk om de jihadisten vanuit de vliegtuigen te zien. ‘Het werkt, dat moet gezegd’, geeft Julian toe. ‘Maar het zijn en blijven lapmiddelen.’
Julian heeft al heel wat ervaring met de IS. Twee weken eerder stond hij vooraan tijdens de aanval op het stadje Al-Hole, niet ver van de Koerdisch-Iraakse grens. ’s Morgens om vier uur bestormden de SDF-troepen de eerste barricades, tegen de middag was de hele stad bevrijd. ‘Ik heb zeker vier of vijf IS-strijders gedood’, klinkt het niet zonder trots.
1. De Turkemen: ‘Samenwerken is de enige oplossing.’
Het offensief in de regio Hasaka, dat op 31 oktober van start ging, is de eerste samenwerking van de SDF. Nu de provincie op één na stad verlost is van de Islamitische Staat, kun je gerust spreken van een succes. Bij de SDF zien ze het dan ook helemaal zitten. Geen sprake van twijfel, ze gaan ervoor. De internationale coalitie steunt de SDF niet alleen met luchtsteun. In oktober dropten Amerikaanse vliegtuigen 45 ton aan wapens en munitie voor de nieuwe strijdkracht.
‘We zijn al lange tijd bezig met dit project in het noorden van Syrië’, zegt woordvoerder Talal Selo, van Turkmeense afkomst en gepensioneerd officier van het Syrische Leger. ‘De verschillende bevolkingsgroepen zien in dat samenwerking de enige oplossing is om een gezamenlijk doel te realiseren: de strijd tegen de terreur van de IS. Daarnaast willen we ook de eenheid bevorderen tussen de Turkmenen, Koerden, christenen, Arabieren en andere bewoners. We zijn nieuw, maar we hopen snel uit te breiden. De SDF bieden onderdak aan 30 verschillende milities. We zijn ook van plan een nationale militaire strijdkracht in het leven te roepen, we vertegenwoordigen tenslotte bijna 90 procent van de Syrische bevolking. Zo hopen we een toekomst op te bouwen voor alle Syriërs waarin gelijkheid, rechtvaardigheid en waardigheid vooropstaan.’
Selo klinkt zelfverzekerd. Met zijn twee meter lange verschijning ziet hij er ook niet uit alsof je hem snel van zijn sokken blaast.
De SDF zit in een overwinningsroes en wil dóórgaan. Als de IS straks uit Shadadi is verjaagd, hoopt Selo ofwel naar Raqqa te trekken ofwel naar Jarablus, de enige grensstad bij Turkije die de IS nog in handen heeft. ‘We overleggen binnenkort welke stad we eerst gaan aanpakken. Vaststaat dat de internationale coalitie ons daarbij zal steunen.’
Wat er na de oorlog met president Bashar al-Assad moet gebeuren, is voor later, vindt Selo. ‘Eerst moeten alle terroristen uit Syrië verslagen worden, ook Al-Nusra en Ahrar al-Sham. Er is nog veel werk aan de winkel.’
2. De Arabische stamvader: ‘Het zit in ons bloed.’
De Koerden en christenen opereerden al langer samen tegen de IS, maar sinds de vorming van de SDF hebben ze er een machtige partner bij: de Arabische stammen. In het piepkleine dorpje Tal Alub Arab hebben we een afspraak met sjeik Hamid Daham al-Hadi, leider van de invloedrijke Arabische Shammar-stam. Hij begroet ons met sigaren en supersterke koffie in zijn eigenhandig ontworpen paleis, een Arabische burcht op het platteland. De Shammar is een van de grootste stammen in het Midden-Oosten, met miljoenen leden verspreid over Irak, de Golfstaten, Jemen en Syrië. ‘In Syrië ben ik de stamvader’, introduceert de sjeik zichzelf. Zijn lijfwachten, de meesten in legeruniform, houden ons van verschillende kanten in de gaten terwijl de secretaris elk woord van de sjeik noteert. ‘Onze stam strijdt al honderden jaren tegen elke vorm van extremisme’, legt de sjeik uit. ‘Het zit in ons bloed, vechten is een traditie. Daarom nemen we graag deel aan de strijd van de SDF tegen de jihadisten, het is van essentieel belang voor ons. Tweede reden is dat we democratie willen in Syrië. Het regime heeft onze stam altijd proberen te verzwakken door ons uiteen te willen drijven. Wat Bashar Assad straks ook van plan is; dat zal hem niet meer lukken.’
De militaire tak van de Shammar, de Sanadeed, staat onder leiding van Bandar al-Hadi, zoon van de sjeik. Met 1700 strijders nemen ze deel aan het offensief van de SDF. ‘Maar onze strijdmacht is veel groter dan 1700 man’, zegt de sjeik. ‘Duizenden strijders van andere stammen hebben zich bij ons aangesloten. We werken volgens de stamcultuur: ik hoef mijn vinger maar op te heffen of ze nemen de wapens op tegen de IS.’
De secretaris knikt: ‘Echt waar. Hij hoeft inderdaad maar zijn vinger op te heffen.’
Ze hebben alleen nog een tekort aan wapens, verzucht de sjeik. ‘Zodra dat is opgelost, gaan we los. Ik verwacht dat we Raqqa in het begin van de lente bevrijd zullen hebben. En wat Deir-ez-Zor betreft: dat willen we zelf heroveren, zonder hulp van de SDF. Er wonen ongeveer 300.000 stamleden in de regio, waarvan de IS er zo’n 2000 zou hebben gedood. De overname van Deir-ez-Zor is dan ook een erezaak voor ons. We vragen wel luchtsteun aan de coalitie, maar op de grond kunnen we het makkelijk alleen klaren. Deir-ez-Zor is voor ons.’
3. De laatste christenen: ‘Wij zijn de ideale buffer.’
De militaire tak van de Assyrische christenen vormt qua aantal weliswaar een minderheid binnen de SDF, maar de christenen spelen wel een belangrijke rol als schakel tussen de Koerden en de Arabieren. ‘Beide bevolkingsgroepen worden gekenmerkt door vooroordelen’, zegt woordvoerder Kino Gabriël, die met ons meerijdt op de terugweg van de sjeik. ‘De Arabieren worden gewantrouwd omdat ze de terroristen zouden steunen, terwijl van de Koerden wordt gezegd dat ze alle macht naar zich toe willen trekken. Wij christenen zijn neutraal, we trekken geen partij en vormen de ideale buffer.’
Niet ver van de stad Qamishli stoppen we bij het buitenhuis van Ishow Goriye, voorzitter van de partij van de Assyrische christenen. In zijn woonkamer met grote tekeningen van Jezus aan de wand, gemaakt door zijn dochter, vertelt Goriye dat het grootste probleem van de christenen niet de Islamitische Staat is: ‘We dunnen vooral uit door de enorme migratie. Bijna de helft van de christenen uit de streek is vertrokken naar Europa, de meesten naar Zweden of Duitsland. Veel ouders sturen hun zonen weg; ze hebben liever dat die ergens veilig zitten dan dat ze voor hun geloofscultuur vechten. We hanteren een dienstplicht van zes maanden voor onze militaire tak. Dat wil niet zeggen dat je in die periode tegenover de IS komt te staan. Alleen degenen die willen, kunnen naar het front. Maar blijkbaar schrikt het mensen toch af. Nu, het zijn allang niet meer alleen jongeren die weggaan, ook de oudere generatie pakt de koffers. Vijf jaar geleden al vroegen we verschillende consulaten en ambassades om de christenen terug te sturen. Maar dat was tegen de mensenrechten zeiden ze. We hopen dat Europa ons dan in elk geval hier in de regio steunt. Zodat degenen die er nog wel zijn, willen blijven. Zij waarborgen het christendom, we hebben iedere man of vrouw hard nodig.’
Ondanks de leegloop groeit de militaire afdeling van de christenen langzaam. Elke maand melden zich zo’n vijftien tot twintig rekruten aan. Nieuw is dat er tegenwoordig ook vrouwelijke strijders actief zijn. Voorheen vertelden de mannen ons nog dat ze geen zin hadden om met vrouwen samen te werken aan het front, maar blijkbaar wordt daar nu anders over gedacht.
‘We hebben geen toestemming van de mannen nodig. We hebben hier helemaal zelf voor gekozen’, klinkt het strijdvaardig als de we volgende dag een bezoek brengen aan het trainingskamp van de vrouwen. De groep is eind augustus ontstaan. ‘We zijn nog maar met tien vrouwen,’ zegt commandant Spertha. ‘Maar de rekrutering is volop bezig, we maken ons geen zorgen. Ik ben zelf getraind door de mannen en leer mijn vaardigheden nu aan de vrouwen. Ons doel is meevechten tegen de IS. Niemand van ons heeft tot nu toe een IS-strijder naar de andere wereld geholpen, maar dat willen we graag.’
De overige negen vrouwen bevestigen dat. ‘We zijn tegen de migratie van christenen naar Europa. Niemand zou mogen weglopen, we moeten hier blijven en ons thuisland verdedigen. Dat betekent dus dat we moeten leren vechten,’ zegt Babelonia, moeder van twee kinderen. ‘Ik wil de toekomst voor mijn kinderen veiligstellen. Ze zijn nog klein maar ik leg hen uit waarom ik dit doe en ze begrijpen het. Ze willen later zelf ook vechten tegen de IS, zeggen ze.’
Lucy, achttien, is met school gestopt. ‘Ik zie het zo: als ik nu niets doe, zijn de christenen straks de dupe van de IS en kan ik helemaal niet meer studeren. Het is nu of nooit. Veel vriendinnen zitten in het buitenland. Ik probeer hen te overtuigen om terug te komen en hun thuisland te verdedigen.’
4. De Koerden: ‘Een maand trainen.’
Al lopen velen weg naar Europa en andere westerse landen, er zijn ook mensen die het omgekeerde doen. Verschillende westerlingen hebben zich het afgelopen jaar aangemeld om met de christenen mee te strijden. De YPG, de militaire arm van de Syrische Koerden die met zo’n 20.000 man de grootste macht binnen de SDF vormen, heeft een speciaal trainingskamp voor buitenlandse rekruten opgezet, op een verlaten plek in de buurt van het stadje Derik. Van buitenaf lijkt het kamp verlaten. Een gure wind waait over de vlakte, alleen een paar wapperende hemden aan de waslijn verraden dat de barakken bewoond zijn. Binnen worden we enthousiast verwelkomd door commandant Sason. Hij houdt zich bezig met de training van de nieuwkomers. De buitenlanders – hij noemt ze ‘onze vrienden’ – hebben vaak etnische banden met de Koerden, zegt hij. ‘Tijdens de training (van een maand, nvdr) leren we behalve gevechtstechnieken ook geschiedenis en de Koerdische cultuur en ideologie van de YPG aan. En natuurlijk onze taal. Daarna kunnen de rekruten kiezen of ze naar het front willen of dat ze iets anders willen doen.’
Momenteel volgen tien buitenlanders de YPG-training. Omdat sommigen in hun thuisland vervolgd kunnen worden voor aansluiting bij een buitenlandse gewapende strijdmacht, willen ze alleen spreken onder een schuilnaam. Ben, een Amerikaan van 24 uit Chicago, heeft eerst een tijdje met de Iraakse Peshmerga meegevochten, zegt hij. ‘Maar ik wilde naar de YPG omdat die meer gestructureerd zijn. Ik heb mijn legerdienst in de VS gedaan en besloot begin dit jaar om de Koerden te helpen. De nadruk ligt op helpen, ik wil me gerust met vluchtelingen bezighouden. Maar het liefst wil ik actie aan het front tegen de IS.’
Niet iedereen kiest voor het front. De Duitser Michael (22) is hierheen gekomen omdat de politieke situatie in de regio hem interesseert: ‘Ik wil juist níét vechten, ik wil bij een media-afdeling of iets dergelijks werken. Het systeem waarin de grootste drie bevolkingsgroepen allemaal evenveel te zeggen hebben in de nieuwe democratische regering van de regio en de gelijkwaardige rol van de vrouwen onder de Koerden, vind ik bijzonder boeiend. Mijn plan is om voor langere tijd te blijven, ook na de oorlog.’
Zijn ouders vonden zijn vertrek een minder goed idee, zegt hij. ‘Ze waren compleet overstuur toen ik vertelde dat ik naar de Koerden wilde, ze pakten mijn paspoort en knipten het in tweeën. Ik heb stiekem een nieuwe pas aangevraagd en ben vertrokken. Tegen mijn ouders zei ik dat ik een tijdje ging rondreizen. Ze denken dat ik op dit moment aan de andere kant van Duitsland verblijf. Voorlopig houd ik het zo. Maar ik hoop ze op een dag rustig uit te kunnen leggen dat het geen bevlieging is. Degenen voor wie dat wel zo is, houden het niet lang vol.’
Hij zwaait ons uit, samen met een Fransman en een Canadees. ‘Over een paar dagen is de training voorbij. Geen idee waar we dan terechtkomen. Maar het wordt vast spannend.’
DOOR JOANIE DE RIJKE, FOTO’S ALBERTO PRIETO
‘Ik hoef mijn vinger maar op te heffen of de andere Arabische stammen doen met ons mee tegen de IS.’
‘Tegen mijn ouders zei ik dat ik een tijdje ging rondreizen.’