De Vlaamse podiumkunsten gaan beslissende tijden tegemoet. Erik Temmerman van Vooruit Gent is bezorgd. Een gesprek.

HET KLEINE wereldje van de Vlaamse podiumkunsten staat op enkele maanden van twee cruciale data. De Vlaamse regering moet voor 30 juni 1996 beslissen over de subsidiëring van de kunstencentra, dans- en muziekteaters, en voor 31 december 1996 over het geld voor de tekst- en figurenteaters. In alle gevallen worden de beslissingen genomen op basis van de aanbevelingen van vier verschillende raden van advies. Omdat het bestuderen van en debatteren over stapels dossiers en werkingsverslagen een werk van lange adem is, zijn de komende maanden dus beslissend voor de Vlaamse toneelwereld.

Het Brusselse Kaaitheater, de Antwerpse Monty, het Leuvense Stuc, de Werf in Brugge, de Kortrijkse Limelight en de Vooruit en het Nieuwpoortteater in Gent de zeven officieel erkende en betoelaagde Vlaamse kunstencentra moeten voor 1 september 1995 bij de overheid een projekt indienen met hun artistieke plannen voor de periode 1997-2000.

Met grote belangstelling wordt uitgekeken naar de intenties van het Nieuwpoortteater. Na het onverwachte vertrek van artistiek leider Annemie Vanackere die van half september af mee de programmering verzorgt van de Rotterdamse Schouwburg gaan Johan Dehollander en Arne Sierens voortaan de dienst uitmaken in het elf jaar oude kunstencentrum. Dat betekent dat voor het eerst in de jonge geschiedenis van de kunstencentra, artiesten zelf het roer in handen nemen. Artiesten die elkaar niet alleen perfekt aanvoelen, maar ook de Gentse kunstwereld door en door kennen en voor opvallende en sterke produkties zorgden bij onder meer Blauwe Maandag Compagnie, Oud Huis Stekelbees, Victoria, De Enthousiasten.

Vanuit de vaststelling dat in Gent zeer veel gemaakt en getoond wordt wie dezer dagen het Theaterfestival bezoekt, krijgt daar nog maar eens een illustratie van , definiëren Dehollander en Sierens het Nieuwpoortteater als “een vrijplaats voor werk dat elders niet gemaakt kàn worden. ” Tegelijk benadrukken zij dat ze hun lopende engagementen bij NTG, Victoria, Zuidelijk Toneel, BMCie,… ten volle willen nakomen.

PRIJSKAARTJE.

Ze beschouwen het Nieuwpoortteater als “een uitvalsbasis” om strukturen op een positieve manier open te breken en zo de doorstroming tussen jonge en oude garde, tussen kunstencentra en tekstteater, tussen producent en afnemer te verzekeren. In een voorlopige mededeling van Bart de Baere en Kristof Jonkheere, lid van de raad van bestuur en zakelijk leider van het Nieuwpoortteater, staat ook dat Dehollander, Sierens en Stef Ampe erop rekenen dat zowel de stad als de provincie steun verlenen bij het oplossen van de infrastrukturele problemen, en dat de Vlaamse Gemeenschap de strukturele subsidies gevoelig verhoogt.

Een gelijkaardige hulpkreet komt er vanuit het andere Gentse kunstencentrum, de Vooruit. De restauratie van het “Feestlokaal van Vooruit” en van het pand “Supercoop” is flink opgeschoten, en de buitenstaander die het imposante café of het gloednieuwe bespreekkantoor betreedt, heeft dan ook geen idee van de “onhoudbare positie” waarin de Vooruit zich volgens direkteur Erik Temmerman bevindt.

Temmerman : “Het is natuurlijk prettig en een voorrecht om in deze historische omgeving te kunnen werken. Maar er hangt aan zo’n historisch patrimonium een behoorlijk prijskaartje. Niet alleen de restauratie, maar ook de voortdurende onderhoudslasten maken er een dure operatie van. Die laatste zijn vergelijkbaar met die van de andere kunstencentra. Het verschil is dat wij daar bovenop de restauratielasten moeten dragen. “

“Samen met deSingel en het Kaaitheater hebben we de onderhoudslasten (bewaking, schoonmaak, water, gas, elektriciteit, onroerende voorheffing, verzekering,…) berekend, en we komen op zo’n 25 miljoen frank per jaar. Onze cijfers leunen, wat dat betreft, zeer dicht bij mekaar aan. In deSingel hebben ze echter een aparte subsidie van 40 miljoen voor het onderhoud. Dat geld dient ook om de BRT en het Conservatorium het gebouw te laten gebruiken, maar toch. Bij het Kaaitheater werd iets vergelijkbaars opgezet. De VZW La Luna wordt apart gesubsidieerd met vijf miljoen frank voor het onderhoud van het Kaaitheater. “

“Vandaar dat wij ook bij de Vlaamse Gemeenschap aandringen op eenzelfde operatie. Waarbij ze zouden kunnen zeggen : er zijn drie hoofdstedelijke kunstencentra. DeSingel in Antwerpen, Kaaitheater in Brussel en Vooruit in Gent. Die krijgen een artistiek budget èn daarnaast een onderhoudsbudget voor het beheer van hun infrastruktuur. “

“Daarbij leeft het gevoel dat we best op twee snelheden werken. Voor de infrastruktuur-problematiek zouden we liever een lange termijn zien. Bij de subsidiëring van een gebouw moeten we over een periode van, bijvoorbeeld, twintig jaar rekenen, en niet de vier jaar van de artistieke werking. “

Dat zou, volgens Temmerman, toelaten de artistieke aktiviteiten met meer vrijheid te evalueren. “Stel dat de artistieke werking negatief wordt beoordeeld en we voor vier jaar uit de subsidieboot vallen. Moet dan meteen het gebouw worden gesloten, waar we al die investeringen in hebben gedaan. Het is verstandig om de artistieke werking en het infrastruktuurdossier los te koppelen. “

CAFE.

In overleg met deSingel en het Kaaitheater heeft de Vooruit het debat op gang getrokken. Temmerman : “Voor ons is de problematiek schrijnender dan in de kleinere kunstencentra omdat we met een enorm gebouw zitten. In verhouding tot de globale lasten is het onderhoud een fiks pakket. Op een budget van 130 miljoen frank in 1994 zitten we met een onderhoudskost van 24 miljoen. Dat is bijna één vijfde.

“Het heeft natuurlijk ook veel te maken met de geschiedenis van de kunstencentra, ” argumenteert Guy Cools, verantwoordelijke voor de dansprogrammatie. “In de ons omringende landen treedt het beleid qua infrastruktuur veel bepalender op. Toen in het begin van de jaren zeventig de hedendaagse dans belangrijk werd in Frankrijk, besliste de minister van Kultuur om over het hele land negen Centre International de Danse te creëren. Daarna benoemden hij en zijn adviseurs daar artistieke leiders. Als die niet voldeden, werden ze vervangen. Maar de werking van het gebouw werd nooit op de helling gezet. “

“Bij ons zijn de kunstencentra gegroeid vanuit de artistieke sektor zelf, en opgezet in vaak leegstaande, bouwvallige panden. Ze hebben nu wel de werking erkend, maar de moeizaam uitgebouwde infrastrukturele faciliteiten worden door de overheid totaal niet gehonoreerd. “

“Toen het huidige dekreet op papier werd gezet, ” zegt direkteur Temmerman, “voorzag de toenmalige minister Patrick Dewael (VLD) wel degelijk een paragraaf voor de infrastruktuur. ” Dat klopt. In het ontwerp van dekreet dat op 8 augustus werd rondgestuurd, stond letterlijk : “Binnen de perken van de kredieten kan de Vlaamse Executieve een investeringssubsidie (van maximum 60 procent) verlenen voor de kosten van aankoop, inrichting, toegankelijkheid, veiligheid en technische infrastruktuur. “

Temmerman : “Dat punt is in de laatste besparingsronde gesneuveld. Ze hebben dus een stap overgeslagen bij de erkenning van de kunstencentra. Op aloude Vlaamse wijze trekken we nu ons plan. We verkopen pintjes, we houden café,… en met de opbrengst herstellen we lekkende daken. Maar op lange termijn moeten we tot een professioneel beheersmodel komen. Zoals in Engeland, waar site-management een vak apart is, en waar gebouwenbeheer met de computer en op zeer lange termijn wordt bedreven. En zo hoort het ook. Trouwens, preventie is ook een stuk goedkoper dan oplappen.

Temmerman pleit ervoor om de verantwoordelijkheid voor de infrastruktuur toe te vertrouwen aan een aparte beheerskommissie. En die zou voor subsidies terecht moeten kunnen bij de lagere overheid. Wat dat betreft, is er dus een vergelijking mogelijk met de kulturele centra. Ook die worden betaald met geld van de stedelijke of gemeentelijke overheid. Alleen de lonen van de stafmedewerkers worden via een dekreet van de Vlaamse regering geregeld.

KUNSTFABRIEK.

Temmerman : “Maar ik heb bij de diskussies over dit voorstel nooit het model van de kulturele centra voor ogen gehad. Ik heb enkel vastgesteld dat in Gent de jongste jaren de stad 300 miljoen frank betaald heeft voor het KNS-gebouw, 300 miljoen voor het Operagebouw en 300 miljoen voor de Minard. Dat zijn drie van de vier podia in de stad. En wij als vierde hebben 2,5 miljoen per jaar gekregen, als steun aan de exploitatie. Dat betekent en dat is de essentie dat dit podium mentaal bij het stadsbestuur nog niet op de juiste plaats staat. “

“Nu lobbyen en ageren we naar het stadsbestuur toe om te zeggen : we kunnen dit gebouw niet blijven betalen met de opbrengst van de bar. Uiteraard is nu ook dat andere debat aan de gang. Patrick Dewael pleitte in een artikel in de jaarbrochure van de Velinx voor het opnieuw ter diskussie brengen door de kultuurminister van de dekreten voor de kulturele centra en de kunstencentra. Aanleiding zijn de vragen die het gemeentebestuur van Tongeren stelt bij het profiel dat de Velinx lijkt te willen uitbouwen. Maar de inhoudelijke diskussie over de raakvlakken tussen kulturele centra en kunstencentra heeft niets te maken met het door ons aangehaalde infrastruktuurprobleem. “

Als de Vlaamse regering de artistieke subsidies geeft en de lokale overheden de infrastruktuurkosten moeten ophoesten, neemt dan het gevaar niet toe dat de oorspronkelijke opdracht van het kunstencentrum vervaagt ? Gaan goed geoutilleerde en geoliede kunstfabriekjes dan nog ruimte bieden aan kleine, onbekende, avontuurlijke toneelinitiatieven ? Is niet elke vorm van overheidssteun een hypoteek op de kracht en de subversiviteit van het experiment ?

Temmerman : “Uiteraard moeten we voortdurend verschrikkelijk alert zijn om niet in zo’n situatie te verzanden. Maar als ik nu zie dat we in staat waren om Van Dijck & Van Dijck op korte termijn in onze programmatie op te nemen en dat we erin slaagden om 300 toeschouwers op de been te brengen voor iets dat zo pril is, dan denk ik dat het ook voordelen heeft als je een goed geoliede machine hebt. Ik loop niet rond met het romantisch beeld van de toeschouwer die met een deken in een koude zaal zit, wat regendruppels in zijn nek voelt en kijkt naar een artiest op een podium met een slechte verlichting. “

TONEELTOREN.

Wat dat podium betreft, is de Vooruit er de voorbije weken weer stukken op verbeterd. In de toneeltoren werden alle trekken vernieuwd en is de hele apparatuur grondig gemodernizeerd. Dat was geen kwestie van luxe, maar van veiligheid. Via een krant liet de Gentse kultuurschepen al weten dat de stad een renteloze lening van tien miljoen kan toekennen voor de werken aan de toneeltoren.

Wat de onmiddellijke toekomst betreft, lijkt de Vooruit dus goed uitgerust voor weer een seizoen vol dans, muziek en teater. Achter de schermen wordt ondertussen hard gewerkt aan de beleidsvoorstellen voor de langere termijn. Dat de Vooruit daarbij zichzelf graag het etiket “hoofdstedelijk kunstencentrum” toekent en samen met deSingel en het Kaaitheater op een aparte behandeling door de overheden aanstuurt, lijkt logisch gelet op de personeelsbezetting en de internationale reputatie van de drie instellingen.

Maar op de jongste debatten en in de recente publikaties over de Vlaamse podiumkunsten vinden we meer vragen dan antwoorden. Is er in een stad als Gent plaats voor twee kunstencentra met een specifieke werkplaatsfunktie ? Moet het Kaaitheater extra subsidies krijgen om de aanwezigheid van de Vlamingen in Brussel te benadrukken ? Is er in Antwerpen genoeg publiek voor de deSingel, de Monty, het kultureel centrum van Berchem ?

De grootste vraag is echter : waar moet het geld vandaan komen ? Want zoals Arthur Sonnen, baas van het Theaterfestival, het zo mooi uitdrukt : “Toneel is en blijft de moeilijkst te sponsoren podiumkunst. Het onttrekt zich namelijk aan het voorspelbare. Dat is het aantrekkelijke ervan en tegelijk ook het risico. Toneel hoort thuis in de researchafdeling van de maatschappij, waarin de nieuwe uitdrukkingen en stromingen worden geartikuleerd. ” Of anders gezegd : toneel is vanouds en ideaal gesproken de plek waar artiesten de toeschouwer konfronteren met persoonlijke waarheden die hij liever niet had gehoord of met maatschappelijke inzichten die hij liever niet mee naar huis neemt. Welke politicus heeft vandaag de moed om voor dat toneel geld vrij te maken ? De nieuwe kultuurminister misschien ?

Edward van Heer

Erik Temmerman (rechts) met de programmatoren Guy Cools en Luk Dewaele : “Dit podium staat mentaal nog niet op de juiste plaats bij het stadsbestuur. “

De ploeg van Vooruit : “We houden café en met de opbrengst herstellen we lekkende daken. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content