“Under Milkwood” van Dylan Thomas bij het National Theatre : een spel voor stemmen.

HET GROOTSTE kunstdorp van West-Europa is het Londense South Bank Arts Centre, een betonnen en granieten gebouwencomplex tussen Waterloo Station en de Theems. We vinden er de koncertzalen van de Royal Festival Hall en de Queen Elisabeth Hall, de expositieruimtes van de Hayward Gallery en de filmtempels van het National Film Theatre en het Museum of the Moving Image.

De gigantische teaterfabriek die het National Theatre is, ging in oktober 1976 open. Vanaf 1988 mag het zich het Royal National Theatre noemen. In feite gaat het om een door de omstreden architekt Denys Lasdun bedachte konstruktie waarin drie podia zijn verwerkt. Met zijn vierhonderd plaatsen en zijn zeer flexibele zaalinrichting is het rechthoekige Cottesloe Theatre het kleinste en meest experimentele. Het Lyttelton Theatre is een kassieke, Italiaanse schouwburg waar zo’n negenhonderd toeschouwers binnen kunnen. Gewoonweg indrukwekkend is het amfiteater van het Olivier Theatre.

Niet alleen omdat de 1100 prachtige keizerlijk-paarse zitplaatsten opgesteld zijn in een stemmig halfrond van 180 graden, maar vooral omdat de zaal beschikt over een hydraulisch uitschuifbare en totaal open speelvloer zoals er maar drie in de wereld bestaan.

Het National Theatre (NT) wordt fors gesubsidieerd maar haalt ook meer dan vijftig procent van zijn inkomsten uit entreegeld, verkoop van programma’s en sponsorbijdragen. Naar Vlaamse maatstaven is de aktieradius van het NT gewoonweg onvoorstelbaar. In maart ging de NT-produktie “Arcadia” in première in het Lincoln Centre in New York. Het stuk is van Tom Stoppard, die ook deel uitmaakt van de artistieke adviesraad van het National Theatre.

Cocteau’s “Les Parents Terribles” zopas nog te zien bij het Nederlands Toneel in Gent begon in het Newyorkse Barrymore Theatre aan een reeks try-out-voorstellingen. “Titus Andronicus” van Shakespeare, een co-produktie tussen de National Studio (een soort NTG-Salon) en het Zuidafrikaanse Market Theatre, ging in première in Johannesburg. Een andere NT-produktie, “An Inspector Calls”, kende een eerste serie opvoeringen in het Australische Adelaïde.

De schouwburg van het National Theatre blijft heel het jaar door zes dagen per week open. Er staan konstant zes, meestal eigen produkties, op het repertoire. Richard Eyre, de derde direkteur na Sir Laurence Olivier (1963-73) en Sir Peter Hall (1973-1988), probeert een evenwicht te vinden tussen nieuwe, vergeten en klassieke toneelstukken met een literaire inslag.

BAKERRIJMPJES.

Op de affiche van het Cottesloe Theatre staan de komende maanden volgende produkties : “Richard II” van Shakespeare met aktrice Fiona Shaw en regisseur Deborah Warner, twee dames die op het jongste KunstenFESTIVALdesArts “The Waste Land” brachten ; “Skylight”, een nieuw stuk van David Hare in een regie van Richard Eyre zelf ; en “The Machine Wreckers”, een tekst van Ernst Toller geregisseerd door Katie Mitchell. Haar regie van Shakespeares “Henry VI” was onlangs nog te zien in deSingel.

De affiche van het Lyttelton wordt gevormd door onder andere “Absolute Hell” (met steraktrice Judi Dench), “La Grande Maggia” van Eduardo de Filippo en “What the Butler Saw” van Joe Orton.

Een bezoek aan “Under Milkwood” verdient warme aanbeveling. Al was het maar voor het ontdekken van de eindeloze mogelijkheden van de wendbare scène van het Olivier Theatre. Maar ook en vooral omdat de produktie een ode is aan de schoonheid van het gedicht dat Dylan Thomas aan het einde van zijn korte leven (1914-1953) schreef in opdracht van de BBC.

“Het is lente, nacht zonder maan in de kleine stad, zonder ster en bijbelzwart, de stille straten en het gekromde vrijers- en konijnenwoud hinken onzichtbaar naar de slee-zwarte, trage, zwarte, kraaizwarte, sloepdobberende zee. ” Als de centrale verteller van “Under Milkwood” deze zin reciteert op de lege, met een manshoge schutting afgebakende speelcirkel, dalen uit het donkere firmament grijswitte voorwerpen neer, zoals zwevende paarden op een draaimolen : het standbeeld van een paard, een schattig zeilschip, een kerktorenspits, kromgewaaide huisjes, en diverse bedden met slapende mensen.

Zo zitten we meteen in Llareggyb, het Welshe vissersplaatsje dat Thomas onsterfelijk maakte, en waar hij begraven ligt. Met veel liefde en evenveel sarkasme beschrijft de dichter in vierhonderd kleine scènes de verborgen verlangens van zo’n zestig personages. Via een collage van bakerrijmpjes, religieuze lyriek, ironische spreektaal en ondeugende dialogen, dringen we door in de gedachtengang van een olijke bakker, een nuffige weduwe met haar twee overleden echtgenoten, een werkloze zeebonk, een sullig geitenhoedstertje, een geile schooljuf…

De verteller in deze grootscheepse produktie van het National Theatre speelt iets te plechtstatig, deklameert Thomas iets te schools en te geartikuleerd, zodat hij onbedoeld associaties oproept aan de klassieke voordrachtkunst van zowel Richard Burton als aan Dylan Thomas zelf. Hun plaatopnamen zinderen duidelijk na in deze verteller.

Maar gelukkig zijn de andere akteurs van de vijfendertigkoppige cast, allemaal afkomstig uit het Wales van de schrijver, bijna zonder uitzondering begenadigde artiesten die blijkbaar geen last hebben van hoogtevrees. Want de meeste dalen aan dunne staalkabels uit de veertig meter hoge toneeltoren neer, worden halfweg weer opgehesen en uit beeld gehaald, om even later weer op te duiken in de droom of nachtmerrie van de buurman.

SLAAPSOKKEN.

Regisseur Roger Michell, een man die in Bristol opgroeide en tijdens zijn tweejarig verblijf aan het legendarische Royal Court Theatre assistent was van Samuel Beckett en John Osborne, maakt er geen geheim van waar hij de mosterd vandaan haalde : “Mijn belangrijkste inspiratiebron was mijn driejarig zoontje Harry”, zegt Michell, “hij heeft me meer dan wie ook beïnvloed, omdat ik de laatste drie jaar kindervideo’s heb bekeken als Mary Poppins, Peter Pan en Chitty Chitty Bang Bang. Kinderen zijn verrukt door alles wat beweegt en vliegt. “

Kinderlijke verrukking is inderdaad wat je voelt bij het bekijken van deze “Under Milkwood”. Maar de grootschaligheid en de visuele effekten van de produktie staan subtiel spel niet in de weg. Dat is toch wel een merkwaardige prestatie in een bijna volle zaal van 1100 plaatsen. Door de fijnzinnige aanpak komen de humoristische maar ook de cynische kanten van dit “spel voor stemmen” volledig tot hun recht. Het is heel grappig om, bijvoorbeeld, Mr. Edwards zijn liefde voor winkelierster Myfanwy Price te horen verklaren : “Ik ben handelaar in stoffen en dol van liefde. Ik bemin u meer dan alle flanel en bedrukt katoen, linnen en diemit, schaapswol, rupszij, cretonne en krip, mousseline, popeline, taf en tijk in de ganse stoffenmarkt van de wereld. Ik ben gekomen om u weg te brengen naar mijn magazijn op de heuvel, waar het wisselgeld op de telefoondraden neuriet. Gooi je kleine slaapsokken weg en je gebreid vestje in Welshe wol, ik zal de lakens warmen als een electrische broodrooster, ik zal aan je zijde liggen als het zondagsgebraad. “

Deze zoet-sensuele en naïeve liefdesverklaring wijst de verschrikte dame in kwestie van de hand met de naar muffe huiselijkheid ruikende woorden : “… in mijn keurige katoenen huisjapon, gewiekst als een winterkoninkje, ik ga klik-klik terug naar mijn ei in zijn eierdopje, mijn knapperende toast, mijn zelfgemaakte jam en naar mijn stukjes boter. “

Die onschuldige dialoog krijgt een schrille pendant in de scène waarin we een man en een vrouw ontmoeten die elkaar wel “gekregen” hebben, maar die nu een saai huwelijk uitzitten als een straf. Mr. en Mrs. Pugh vervloeken elkaar uit het diepst van hun hart, maar ze blijven hypokriet vriendelijk.

Mr. Pugh heeft via de post een boek ontvangen over de Grote Gifmengers. Zijn vrouw heeft er de pest aan dat hij leest tijdens het ontbijt en zegt “Varkens lezen niet aan tafel”. Waarop prompt het antwoord komt : “Varkens kunnen niet lezen, liefste. ” “Wat is dat voor een boek bij jouw trog ? “, gaat Mrs. Pugh door. Waarop de moordenaar-in-spe fijntjes repliceert : “Het is een theologisch werk, liefste. Het Leven van de Grote Heiligen. “

Dergelijke scènes geven aan de nostalgische poëzie van “Under Milkwood” een diepgang en een dimensie die we zelden zo sterk benadrukt zagen. Zo worden we eraan herinnerd dat dit een sierlijk en vernuftig loflied is op de ongereptheid van een Welsh dorpje anno 1900, maar ook een gedicht dat doordrongen is van het besef van iets dat totaal voorbij is.

Toen Thomas het schreef, was hij al lang weggevlucht uit het verstikkende provincialisme van Wales en had hij al lang kennis gemaakt met de lasten van zijn seksuele lusten.

“Under Milkwood” is klassiek toneel zoals dat bij ons zelden of nooit te zien is. Wie de komende weken wil genieten van deze brok heerlijk, bescheiden maar groots toneelvakmanschap in dienst van een wonderlijke tekst, kan zich de prachtige vertaling aanschaffen die Hugo Claus in 1957 van “Under Milkwood” maakte. Zo gaat er geen woord van dit teaterfeest verloren.

Edward van Heer

Op het programma van het National Theatre tot in het najaar. Voor de juiste speeldata : tel. 00-171-928.2033.

Anthony O’Donnell in “Under Milkwood” : kinderlijke verrukking.

Rhys Ifans in “Under Milkwood” : als zwevende paarden op een draaimolen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content