Op de laatste grote tentoonstelling als culturele hoofdstad van Europa 2015 bezingt Bergen De glorie van Sint-Joris.
Niet zozeer zijn bijzondere godsvrucht maakte hem zo geliefd in gelovig Europa, dan wel zijn legendarische wapenfeit en heldendaad, toen hij lang geleden de Libische stad Silene verloste van de terreur van een watermonster dat schapen en kinderen opeiste, onder wie de dochter van de koning. De zwervende ridder boorde vanaf zijn paard een lans door de keel van het ondier, sleepte het naar de stad en beloofde om het af te maken met zijn zwaard indien de inwoners zich tot het christendom zouden bekeren.
In de 13e eeuw verscheen de held en geloofsijveraar plots in de bestseller Legenda Aurea, een bundel heiligenlevens, goeddeels verzonnen. Hij werd opgevoerd als Sint-Joris, voorheen alleen geregistreerd als grootmartelaar voor het christelijke geloof in het Romeinse keizerrijk. Pas in 1960 schrapte Paus Johannes XXIII Sint-Joris uit de liturgische kalender (waarin hij een jaar later opnieuw werd opgenomen, zij het ‘facultatief’). Zijn stoffelijke resten waren toen al lang als relikwieën bewaard en verspreid over tientallen Europese steden. Broederschappen en schuttersgilden, parochiekerken en landen als Groot-Brittannië en Portugal hadden hem als patroonheilige verkozen. Kruisvaarders en keizers hadden hem in hun vaandel geschreven, een rood kruis op een wit veld. De grootmartelaar was voorgoed een witte ridder geworden, symboolfiguur in de strijd tegen alle kwaad.
Ook Bergen draagt Sint-Joris, Saint-Georges, sinds mensenheugenis in het hart. Hoe en wanneer zijn gebeente in een reliekschrijn van de Sint-Elisabethkerk belandde, is met evenveel mysterie omhuld als het verhaal van zijn leven. De jaarlijkse uitbeelding van zijn gevecht met de draak doet op Drievuldigheidszondag de grote markt van Bergen volstromen tijdens het feest van de Ducasse, in de volksmond Doudou genaamd.
Daarbij is Sint-Joris niet de eigenlijke patroonheilige van de stad. Die eer komt toe aan Sainte-Waudru, Sint-Waltrudis, een veeleer discrete, lokale heilige die in onheuglijke tijden als gescheiden vrouw een kloostergemeenschap stichtte op een heuvel waaruit Bergen (Mons), zou zijn gegroeid. De collegiale kerk werd naar haar vernoemd, haar gebeente wordt in een schrijn meegedragen tijdens de Ducasse, maar noch in de Europese folklore noch inzake universele symboolwaarde heeft ze het belang dat Sint-Joris, overwinnaar in de strijd tussen goed en kwaad, wist te verwerven.
Een ongelijke strijd
Volkse verbeelding en zinnebeelden zijn goudmijntjes. Laurent Busine, directeur van het MAC’s, put er graag uit bij het maken van tentoonstellingen op de oude mijnsite van Le Grand-Hornu. Zelfs Sint-Joris was hem al zeer vertrouwd: in het jaar 2000 koos hij in opdracht van de stad Bergen enkele kunstenaars uit om onder het thema van de Jorislegende een werk te maken dat blijvend deel zou uitmaken van het stedelijke patrimonium. Sindsdien herbergt het stadhuis in de Trouwzaal een geschilderd fries van Gérard Garouste met een graatmagere, stramme figuur, stralend wit als zijn paard, die ook Don Quichot zou kunnen zijn, vechtend tegen de draak als tegen een windmolen.
Patrick Corillon van zijn kant trok naar een zijkapel van de collegiale Sint-Waltrudiskerk. Boven het altaar graveerde hij in imitatiemarmer een fabel waarin Sint-Joris er als kind opuit trekt om de draak te bevechten, als volwassene onderweg in het woud twijfelt of het monster wel echt bestaat en pas aan het eind van zijn tocht de schaduw van het beest ontwaart op de rots waar hij ooit vertrokken was. Een onoverbrugbare kloof belet hem echter om erbij te komen, zodat hij op zijn stappen zou moeten terugkeren om zijn doel te bereiken.
Ook de beeldsnijders, schilders, tekenaars, zilversmeden en tapijtontwerpers die van in de vroege middeleeuwen de legende van Sint-Joris en de draak hebben weergegeven, legden veel verbeelding aan de dag, al bezaten ze meestal niet de vrijheid om het verhaal louter als een constructie van de fantasie voor te stellen. De 84 objecten op de tentoonstelling nu in het MAC’s, De man, de draak en de dood/De glorie van Sint-Joris, geven een idee van de verscheidenheid in stijlen die de uitbeelding van de legende heeft opgeleverd.
Laurent Busine koos Manfred Sellink als cocurator, directeur van het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen, met wie hij gedurende vier jaar door Europa reisde en 1800 objecten met het Jorisverhaal registreerde.
Zes hedendaagse, niet-religieuze werken wegen niet op tegen een kleine tachtig historische objecten, voor het leeuwendeel uit de middeleeuwen en de renaissance, en gemaakt voor godsdienstig gebruik. En toch biedt de tentoonstelling een brandend actuele aanblik. De uit hun religieuze of traditioneel museale context losgesneden afbeeldingen staan vrij en autonoom in de ruimte, zodat we de actie lezen alsof ze zich hier en nu afspeelt, de houdingen alsof ze voor ons bedoeld zijn. Het geheel komt over als een drama van een aangrijpende schoonheid, al geeft de directe lectuur van de legende er ook iets schokkends en ontluisterends aan.
De traditionele interpretaties maken gewag van de durf en doodsverachting bij de heilige drakendoder, die zich als enige teweerstelt tegen een kinderen verslindend monster. Die lezing lijkt nauwelijks van toepassing op de meeste beelden die De glorie van Sint-Joris uitmaken. Alleen al in gestalte doet het beest onveranderlijk onder voor zijn belager, die het lichaam van een übermensch heeft meegekregen. Een ongelijke strijd.
Bij de twee anonieme Tiroolse beeldsnijders uit het einde van de vijftiende eeuw zijn de verhoudingen tussen de meer dan levensgrote ridder en de zielige draak zelfs zo scheefgetrokken, dat de eerste angstaanjagend werkt, de tweede medelijden wekt. Hun tijdgenoten, de Meester van het Gezicht op Sint-Goedele en Jorge Inglés, hanteerden identieke principes voor hun paneelschilderijen: bij het steken met zijn lans heeft Sint-Joris de blik van een schijnbaar onbewogen, geëxalteerde doder, de doorboorde draak die van een om genade smekend slachtoffer. Ziedaar de grondhouding bij een belangrijke categorie van de beelden, die het moment van het steken tonen en zo een bloedige verbondenheid tussen slachtoffer en beul fixeren.
Pronkerige overwinnaar
Zou het triomfalisme van kerk en keizer de kunstenaars vroeger zo veel parten hebben gespeeld dat ze Sint-Joris ook vaak onomwonden een air van pronkerige overwinnaar durfden te geven? De dandy die rustig zijn voet zet op het stervende dier uit de zilvercollectie van het kasteel van Seneffe, de in stralend kuras gestoken Romeinse officier met het pas gecoiffeerde krulhaar uit het kathedraalmuseum van Ferrara, de volkse houten Jorissen, te paard als op een kermisattractie, poserend als voor een fotoshoot.
Hoeveel onschuldiger echter zijn dit soort voorstellingen in vergelijking met die van de ‘Vlaamse Rafaël’, Michael Coxcie. Hij koesterde zich in het aura van de katholieke Habsburgers en schilderde zichzelf niet alleen als een pralerige Sint-Joris, hij liet in het portret ook een gelijkenis uitkomen met de ‘bloedhertog’ van Alva, geschilderd door Anthonis Mor.
In dit gezelschap gezagsgetrouwe afbeeldingen komt een schilderij van Tintoretto uit de Accademia in Venetië als een volslagen verrassing. De Venetiaanse schilder laat zien hoe de knappe ridder Sint-Joris zijn armen liefdevol spreidt boven de door hem geredde prinses, gezeten op de draak, wiens staart ze tussen haar benen klemt.
Alleen de grootste kunstenaars was het gegeven, af te wijken van de geijkte beeldvoorstelling zonder machthebbers en opdrachtgevers voor het hoofd te stoten. Vrijmoedig omgaan met het heilig verklaarde was een heikele bezigheid, en toen de kunstenaars eenmaal geëmancipeerd genoeg waren om hun eigen ding te doen, bleef er niet zo veel heiligs over om zich het hoofd over te breken.
Ook Sint-Joris verloor zijn heiligenkrans, moest het stellen met een plaats tussen de onsterfelijke fabels van de folklore. Een foto, in 1875 genomen door de fantastische verteller Lewis Carroll, doet eraan denken dat kinderen en kindervrienden eeuwig een kluif zullen hebben aan het uitbeelden van een verhaal dat geknipt blijkt om met zelfgemaakte kledij, opgezet beest, kartonnen schild en zwaard het gevecht tussen goed en kwaad na te spelen, en wat dit verder mag inhouden aan prille uitingen van volwassen gevoelens. Het onvolprezen kinderatelier in het MAC’s gaat hoogdagen tegemoet.
Cadeau van Luc Tuymans
De stad Bergen en Laurent Busine hebben nu opnieuw hedendaagse kunstenaars opgedragen werk te maken van Saint-Georges et le dragon. Het initiatief heeft kunstwerken voortgebracht die de oude stof een tweede leven geven, in enkele gevallen zelfs geladen met een nieuwe symboliek.
Op het binnenplein van het MAC’s staat een ‘bronboom’ met het uitzicht van een over het gras wandelende tak, gemaakt door Giuseppe Penone. De Italiaanse kunstenaar plantte er een bronzen boomstam naast (Albero folgorato, 2012), met goud bestreken op de plek waar hij ooit door de bliksem werd getroffen. Samen vormen ze het beeld van een moerasmonster aan de voeten van een tot zonnegod verheven ridder, eindelijk getekend door de strijd.
In zijn videofilm Travel (1996-2013) maakte David Claerbout een levensfabel over het najagen van een voortvluchtig doelwit. Door het oog van de camera maken we een benauwende trip, recht door een donker woud tot aan een onoverkomelijk meer met enkele vreemde waterwezens. Daarop moeten we dezelfde weg achterwaarts afleggen en worden ten slotte omhooggetrokken voor een panoramisch zicht op het landschap. Zo merken we dat het dichte woud in werkelijkheid een bosje van niets was. De camera, dat geleende oog, heeft ons bedrogen.
Valt er in Travel geen ridder, geen paard en geen draak te bekennen, de setting is perfect voor een legende die helemaal volgens de voorstellingen en (verborgen) angsten van de bedenker is opgebouwd, en door ons als waarheid kan worden aanvaard en doorverteld, of ontmaskerd als een leugen.
Een andere mogelijkheid om met de legende om te gaan met gevoeligheden van vandaag, werd aangegrepen door Luc Tuymans. Het forse schilderij Sint-Joris (2015) – dat hij aan het MAC’s cadeau doet, ’ter waarde van tienmaal het jaarlijkse aankoopbudget (Busine)’ – toont vijf gestalten, uitkijkend over een moddervlakte, een arena voor, tijdens of na de strijd, dat is niet duidelijk vanwege het bittere, verzengende licht. Eén van hen lijkt gefixeerd op drie kruisen in de verte, misschien een hint naar Christus, de verrezene met wie Sint-Joris soms gelijkgesteld wordt als verlosser van het kwaad. Of de toeschouwers op en voor het schilderij van het kwaad verlost willen worden is onwaarschijnlijk, alleszins zijn ze erdoor gebiologeerd.
De glorie van Sint-Joris.
Tot 17 januari in het MAC’s, Rue Sainte-Louise 82, Hornu.
DOOR JAN BRAET
De meer dan levensgrote ridder werkt angstaanjagend, de zielige draak meelijwekkend.