Jarenlang was de Brakke Grond een Vlaams eiland in Amsterdam. De ideale locatie voor een bittere soap, inclusief drankproblemen, verdachte facturen en beschuldigingen van seksuele intimidaties. En dat allemaal voor een lege zaal. In het parlement gaan stemmen op om het cultuurhuis te sluiten, maar Bert Anciaux heeft een plan.

Er waait intussen een nieuwe wind door de Brakke Grond, zo zeggen althans degenen die het kunnen weten. Directeur Leen Laconte bijvoorbeeld, die niet goed begrijpt waarom er precies nu een artikel moet worden geschreven over het cultuurhuis. ‘Het is goed dat er een publiek discours ontstaat over de Brakke Grond, maar ik heb mijn twijfels over het nut van dit artikel. In juni organiseren we een feestweek ter gelegenheid van ons vijfentwintigjarig bestaan. Dan organiseren we zelf debatten met experts over de rol van de Brakke Grond binnen het internationale cultuurlandschap. Misschien kunt u beter daarop afkomen. Waarom moet de geschiedenis van de voorbije jaren daar zo nodig bij?’ Misschien omdat er nu pas mensen aan het praten gaan. Misschien omdat men in Vlaanderen eigenlijk niet goed weet wat dat precies is, de Brakke Grond.

Het Vlaamse cultuurhuis in Amsterdam heeft al sinds zijn opening in 1981 onder CVP-minister van Cultuur Rika De Backer als belangrijkste taak om Vlaamse beeldende en podiumkunsten te promoten in Nederland. De ploeg van de Brakke Grond timmert voor artiesten van bij ons aan een opstapje om ook bij de noorderburen bekendheid te verwerven. Alleen is de loopplank tussen de twee landen na verloop van tijd weggevallen en konden de cultuurwerkers in het verre Amsterdam ongestoord hun eigen ding doen. Vlaamse parlementairen, zoals Jos Stassen (Groen!) en Dany Vandenbossche (SP.A), geven toe dat de Brakke Grond in al die jaren evenmin ter sprake is gekomen in de cultuurcommissie. ‘We moeten de hand ook in eigen boezem steken. Maar dat neemt niet weg dat de Brakke Grond zich de voorbije jaren vooral heeft laten opmerken door negatief nieuws.’

FRISSE WIND (1)

Toen de succesvolle platenbaas Ric Urmel op 1 augustus 2003 als directeur aan de slag ging in de Brakke Grond, was het daar de hoogste tijd voor verandering. De meningen waren verdeeld over de kwaliteit van het culturele beleid, maar zelfs de grootste aanhangers waren ervan overtuigd dat een frisse wind de Brakke Grond geen kwaad zou doen. De vroegere directeur, Guido Vereecke, was ondanks zijn drankprobleem, maar dankzij zijn goede connecties in de politieke wereld, lange tijd aan het roer kunnen blijven. Op het moment dat Urmel daar in de zomer van 2003 neerstreek, was de dagelijkse leiding echter al een hele tijd in handen van een interim-directeur. Medewerkers getuigen dat de geestelijke paraatheid van Vereecke soms ronduit gênant was, voor de man zelf, maar ook voor de instelling waaraan hij leiding gaf. ‘In zijn beginjaren heeft Vereecke wel geprobeerd om de Brakke Grond op de sporen te krijgen, maar achteraf bekeken is hem dat niet gelukt’, zegt Stassen.

Urmel kwam uit de privésector. Hij bezat geen partijkaart, had geen verleden als cabinetard of hoge ambtenaar, en was via zijn platenlabel Megadisc en als galeriehouder vertrouwd met de Vlaamse kunstwereld. Bovendien had hij in het verleden al tien jaar in Amsterdam gewoond en keek hij ernaar uit om daar voor minstens zes jaar weer aan de slag te gaan.

Alleen al de omgeving waarin hij terechtkwam, was, zeker voor iemand die zijn sporen heeft verdiend in de privéwereld, een uitdaging. ‘Men had mij gezegd dat enkele medewerkers daar niet op hun plaats zaten, maar daar was volgens de raad van bestuur een mouw aan te passen. Onder meer mijn naaste medewerkster, met wie ik het in het begin wel zag zitten, werkte slechts vier vijfde, waarvan ze dan nog een dag in de week van thuis uit mocht werken. Een andere collega werkte halftime. Beiden ontvingen als ambtenaren van de Vlaamse Gemeenschap wel de volledige expatriatievergoeding van 15.000 euro netto per jaar, een toestand die overigens voor nogal wat afgunst zorgt bij de medewerkers die niet als ambtenaar zijn aangeworven, en dus niet genieten van de bijbehorende bonussen.’

‘De manier waarop er in de Brakke Grond met geld werd omgesprongen, riep bij mij al meteen veel vragen op. Zo moet de Brakke Grond al jaren twee peperdure verdiepingen van een aanpalend kantoorgebouw huren omdat de ventilatietorens van het cultuurhuis door de eigenaar van het naburige pand als hinderlijk worden ervaren en hij anders dreigt met afbraak. Of nog zo een anomalie: het contract van het Brakke Grond-café-restaurant met de brouwerij. Voor de concessie betaalde InBev jaarlijks slechts 13.000 euro. Toen ik aan de raad van bestuur toonde dat we daarvoor minstens 60.000 euro moesten krijgen, waren ze niet geneigd snel te onderhandelen. Bovendien werden de financiën geregeld door een boekhouder die weliswaar van goede wil was, maar nog veel te leren had over Nederlandse boekhoudkunde.’

MEGALOMANIE

Het amateurisme in zijn nieuwe werkomgeving verhinderde Urmel niet om er ‘als een wervelwind’ in te vliegen. Zijn ergernis om een privéaangelegenheid was echter van een heel andere orde en heeft hem uiteindelijk ook de das omgedaan. ‘Ik kreeg 20.000 euro ter beschikking om de directeurswoning op te knappen, maar toen ik een eerste keer ging kijken, bleek daar toch wat meer nodig te zijn dan een likje verf en nieuwe gordijnen. Het was een bouwvallig krot. Daarom heb ik er later ook foto’s van laten nemen.’ De foto’s tonen een grote woning met een bescheiden interieur waarvan het sanitair hier en daar hersteld moet worden. ‘Ik had zeer specifieke plannen met die directeurswoning’, zegt Urmel. ‘Niet omdat ik daar in grote luxe wilde wonen, maar wel omdat ik het zag als een deel van De Brakke Grond, waar ook gasten konden verblijven en waarvan wel enig prestige mocht uitgaan. Bovendien vond ik het onverantwoord om een stuk uit het Vlaamse patrimonium zo verder te laten verkrotten.’

Urmel laat een kennis overkomen om de mogelijkheden en de kostprijs ervan te schatten, een Vlaamse toparchitect. De hele verbouwingen, zoals Urmel ze zag, zouden meer dan 500.000 euro kosten, voor een eenvoudiger variant zou dat 200.000 zijn. In de eerste maanden van zijn directeurschap tracht Urmel de raad van bestuur ervan te overtuigen om hem meer geld ter beschikking te stellen. Ondertussen huurt hij, deels op kosten van de Vlaamse overheid, deels op eigen kracht, een kleiner appartement in Amsterdam van 1000 euro per maand.

Bij de raad van bestuur en bij de medewerkers zelf gaan in die periode de eerste fluisterende stemmen op over de ‘megalomanie’ van de nieuwe directeur. Zeker wanneer blijkt dat hij er ook binnen het cultuurhuis met de grove borstel door wil gaan – een taak waarvoor hij tenslotte werd aangeworven. De ploeg waarmee Urmel aan de slag gaat, heeft het niet zo begrepen op grote veranderingen. Bovendien blijkt al snel dat het niet wil boteren tussen de directeur en zijn belangrijkste medewerksters.

Omdat het statutaire werknemers betreft die zijn aangeworven voor de oprichting van de Stichting, kan Urmel zijn reorganisatieplannen, waarbij een aantal ambtenaren naar Brussel zouden worden teruggeroepen, nooit doorvoeren. De Vlaamse cultuuradministratie heeft weinig zin om voor twee of drie als onbekwaam bestempelde ambtenaren een nieuwe functie in Brussel te zoeken. Op een functieverschuiving na blijft alles dus bij het oude, maar de vijandige toon is wel gezet. ‘Een van de weinige medewerkers die ik echt kon vertrouwen, bracht mij regelmatig op de hoogte van de antistemming die sommige medewerkers tegen mij en hem creëerden. Pas later heb ik vernomen welke proporties die had aangenomen. Eerst toen de raad van bestuur, zonder mijn medeweten, te horen had gekregen dat twee medewerksters een klacht tegen mij zouden neerleggen wegens seksuele intimidaties, later toen ik tijdens mijn schorsing via een handigheidje van een informaticus ontdekte dat mijn naaste medewerkster en een collega van haar hadden ingebroken in mijn vertrouwelijke correspondentie, en onder de naam ‘impasse’ twee strategische documenten hadden opgesteld. Puntje per puntje hadden ze daarin opgesomd hoe ze mij en Hugo Weckx, de voorzitter van de raad van bestuur, zo snel en zo efficiënt mogelijk aan de galg konden praten. Bij Gilbert Van Houtven hadden ze ook systematisch hun grieven geuit, maar tot de dag voor mijn schorsing was dat nooit ter sprake gekomen.

Van Houtven, afdelingshoofd belast met de opvolging van de Brakke Grond binnen de Vlaamse administratie Cultuur, zetelde als niet-stemgerechtigde in de raad van bestuur. Samen met de oud-CVP-minister Weckx, was hij de man die het meest in contact stond met de werknemers en de directeur van het Vlaamse cultuurhuis. Beiden wensen vandaag niet meer terug te komen op de passage van Urmel bij de Brakke Grond, verwijzend naar een document dat zowel Urmel als de raad van bestuur na het ontslag hebben getekend, waarin staat dat er niet meer over die periode zal worden gecommuniceerd.

FACTUUR

Binnen het kleine clubje van mensen die op de hoogte zijn van de hele ontslagprocedure, wil niemand on the record reageren, al vat de korte reactie van een insider wel goed samen hoe de meesten van hen tegen de hele zaak aankijken. ‘Het document waarin beide partijen overeengekomen zijn om niet meer terug te komen op de zaak is er niet alleen gekomen om de Brakke Grond niet nog eens in een kwaad daglicht te stellen, maar vooral om de persoon van Urmel te beschermen. Onbegrijpelijk dus dat uitgerekend hij nu de stilte doorbreekt. Wie wil er nu in godsnaam met een verhaal over zijn eigen seksuele intimidaties, megalomanie en gesjoemel met facturen in Knack komen?’

Facturen, zegt u? Inderdaad, er is ook nog de bewuste factuur aan de Brakke Grond van Urmels bedrijfje Megadisc ter waarde van 39.720 euro. Dat heeft bij de raad van bestuur de doorslag gegeven voor het ontslag. Urmel wou middelen die gereserveerd waren voor de inrichting van kantoren, aanwenden voor de renovatie van de directeurswoning. Naar eigen zeggen had hij daarvoor van Weckx de mondelinge toestemming gekregen. De directeur was na enkele maanden immers op eigen houtje begonnen met de verbouwingen van het huis. De 39.720 euro dienden volgens Urmel om later het aannemersbedrijf mee te betalen. ‘De boekhouder vertelde me dat als het geld op de rekening van de Brakke Grond zou blijven staan, de Vlaamse administratie het niet-bestede bedrag zou kunnen terugvorderen, waardoor het op het moment van de afrekening mogelijk niet meer beschikbaar zou zijn. Vandaar dat het voor een korte periode op een andere rekening moest worden vastgezet’, zegt Urmel.

Maar was er dan echt geen andere oplossing dan het op de rekening van zijn privébedrijf te zetten, waarvan hij op voorhand had kunnen weten dat dat op zijn minst tot verdachtmakingen zou kunnen leiden? ‘Het is heel naïef geweest, absoluut’, zegt Urmel. ‘Maar ik heb alles pas in gang gezet nadat ik van Weckx uiteindelijk de toestemming had gekregen om het op die manier te doen.’ Weckx heeft die bewering altijd ontkend en van een toestemming is ook niets op papier terug te vinden, waardoor Urmel wel erg in de problemen geraakt, vooral omdat de raad van bestuur ook zonder die twijfelachtige facturatie al schoon genoeg had van zijn verbouwingsplannen.

Hoe dan ook, in april 2004 beslist Urmel zelf – na twee maanden schorsing, verschillende verhoren voor onderzoekscommissies en meerdere bijeenkomsten tussen de advocaten van beide partijen – om akkoord te gaan met zijn ontslag. Juridisch valt er geen speld meer tussen te krijgen. Als Urmel alsnog vindt dat hem onrecht is aangedaan, waarom heeft hij zich dan ooit neergelegd bij zijn ontslag? ‘Ik heb er nog altijd spijt van. Op die laatste vergadering hebben twee leden van de raad van bestuur me echt bedreigd. Ik was op dat moment helemaal van de kaart. Ze zouden me al het geld uit mijn zakken procederen, zegden ze. Ze hebben me daar zelfs “een tweede Dutroux” genoemd, omdat die ook steevast bleef beweren “dat hij niets gedaan had”. Overtuigd van mijn onschuld, was ik nochtans naar die bijeenkomst vertrokken met het idee dat ik ofwel opnieuw naar buiten zou komen als directeur van de Brakke Grond, ofwel als ontslagen directeur, maar dan wel met de resterende vijf en een half jaar loon op zak. Uiteindelijk hield ik niets over.’

Als na de regionale verkiezingen van 2004 de nieuwe Vlaamse ministers benoemd worden en Leen Laconte zich stilaan opmaakt om de nieuwe directeur van de Brakke Grond te worden, doet Urmel nog een laatste langgerekte poging om zijn vorige functie terug te winnen. Na herhaaldelijk aandringen stemt de nieuwe minister van Cultuur Bert Anciaux (Spirit) in met een onderhoud. Geconfronteerd met feiten waarvan hij als buitenstaander niet op de hoogte was, besluit hij de zaak te onderzoeken. ‘Veel kon ik uiteindelijk niet doen voor Urmel’, zegt Anciaux. ‘Ten eerste was het zijn woord tegen dat van de raad van bestuur en ten tweede had hij alles ondertekend.’ Zaak gesloten dus, en tijd voor een…

FRISSE WIND (2)

‘Negentig procent van de problemen uit het verleden is ondertussen opgelost’, zegt Laconte. Sinds midden vorig jaar is zij de frisse wind die door de Brakke Grond waait. ‘We moeten uiteraard Vlaamse producties naar Nederland blijven halen. Uit ons eigen onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van de Vlaamse podiumkunsten in Nederland er in absolute cijfers nog altijd goed uitziet. Maar door de verzakelijking van Nederland en de slinkende cultuurbudgetten ontwikkelen we momenteel nieuwe maatregelen en methodes om de export efficiënt te bevorderen. Wij hebben overigens niet de opdracht om alles te promoten, wel om de kenmerkende evoluties binnen de Vlaamse culturele scène te exporteren. Daarom volgen we alles van dichtbij, en prospecteren we elk weekend in de Vlaamse zalen. Nederlandse programmatoren zeggen zelf dat ze het Vlaamse cultuurlandschap slechts in grove lijnen kennen. Van nieuwe en jonge artiesten hebben ze doorgaans nog nooit gehoord.’

‘We moeten de nieuwe directeur alle kansen geven, maar ik stel toch vast dat die jonge Vlaamse artiesten die het in Nederland wel maken, zoals bijvoorbeeld Wim Helsen, niet langs de Brakke Grond passeren’, zegt Stassen. Vandenbossche sluit zich daarbij aan als het om beeldende kunsten gaat: ‘Vlaamse kunstenaars exposeren liever in de grote Amsterdamse galerijen dan in de Brakke Grond. Ik heb zelf nog in de Nederlandse hoofdstad gewoond. Als de mensen de Brakke Grond daar al kennen, dan is dat van het café en zijn heerlijk terras in de zomer.’ Ook Bart Caron (Spirit) denkt in dezelfde richting. ‘Laten we het zo stellen: als de Brakke Grond er niet was geweest, had ik er alleszins nooit op aangedrongen om het uit te vinden. Je hoeft geen eigen zaal te hebben om de samenwerking met Nederland te stimuleren en Vlaamse artiesten aan een tournee in Nederland te helpen.’ Vandenbossche: ‘Afschaffen dan maar? Daar valt iets voor te zeggen.’

Het argument dat gezelschappen in de Brakke Grond vaak voor een zo goed als lege zaal moeten spelen, heeft volgens Van Houtven alles te maken met de verschillende beleidsdoelstellingen die er in de loop van de jaren zijn geweest. ‘Bepaalde ministers wilden vooral de programmatoren bereiken. Misschien waren daar in die periodes niet zoveel toeschouwers, maar het waren wel allemaal mensen die geïnteresseerd waren om de productie zelf op de agenda te zetten.’ Anciaux geeft toe dat het nooit de bedoeling kan zijn geweest om voor een lege zaal te spelen. ‘Ik zie niet goed in waarom je geen voorstelling zou kunnen geven voor het gewone publiek én de programmatoren samen.’

Tegelijkertijd fluit de minister de parlementsleden van de eigen partij en van zijn kartelgenoot SP.A terug. ‘Ik ben het helemaal niet eens met hun visie. Het klopt dat het daar in Amsterdam te veel een geïsoleerde aangelegenheid is geweest. Er was geen samenspraak tussen de directie en de raad van bestuur enerzijds, en het Vlaamse cultuurbeleid anderzijds. Maar de sluiting van de Brakke Grond was nooit een mogelijk scenario. Bij de huidige opbouw van een actiever internationaal cultuurbeleid zal de Brakke Grond wel degelijk een belangrijke rol gaan spelen.’

De werknemers dan. Laconte wil er niet op ingaan – ‘hoe het personeel van de Brakke Grond functioneert, is volgens mij geen publieke aangelegenheid’. Maar Anciaux is zelf ook op de hoogte van de wrevel die er heerst over de verschillende statuten. Sinds het cultuurhuis enkele jaren geleden een Stichting naar Nederlands rechtsmodel werd, kan het onafhankelijk van de Vlaamse overheid werknemers aanwerven. ‘Er werken enkele Nederlanders, maar ook de nieuw aangeworven Vlamingen daar genieten niet meer van een expatriatievergoeding. Binnen dat uitdovende kader blijven alleen de statutairen die bonus ontvangen’, legt Van Houtven uit. En dat zorgt blijkbaar voor spanningen en pesterijen, weet ook de christelijke vakbond ACV. Anciaux wil daar zo snel mogelijk van af. ‘Hoe? Dat ga ik nu niet in Knack uitleggen. Eerst wil ik daarover nog juridisch advies inwinnen. Maar wees gerust: voor wie daar niet wil werken zonder een dure expatriatievergoeding, kunnen we altijd een job vinden in Brussel.’ Afwachten of ook de vakbonden zich daar zo snel bij neerleggen. In het verleden hebben die zich telkens fel verzet tegen de minste dreiging met ontslag, en ook nu houden ze de bewegingen van de minister nauwgezet in de gaten. Het is de vorige directeurs nooit gelukt om als onbekwaam bestempelde ambtenaren terug te sturen naar Brussel. Ook nu zijn ze bij het ACV al gealarmeerd doordat sommigen van hun leden niet langer de functie mogen uitoefenen waarvoor ze oorspronkelijk werden aangeworven.

De relatie tussen de bevoegde minister en de nieuwe directeur lijkt nu wel goed. Anciaux noemt Laconte een bekwame vrouw, in wie hij vertrouwen heeft, en uit haar prioriteitenlijstje voor de nabije toekomst – naast export van Vlaamse kunst ook onderzoek in de Vlaams-Nederlandse cultuurwereld, de organisatie van debatten en het aanhalen van de samenwerkingsverbanden – blijkt dat ze op dezelfde lijn zit als de minister. Toch vraagt Hugo Weckx, sinds april vorig jaar oud-voorzitter van de raad van bestuur, zich af waarom de minister dan zo lang gewacht heeft met de ondertekening van Lacontes beleidsplan. ‘Omdat 2005 een overgangsjaar was voor mij’, is het antwoord van Anciaux. En waarom er, meer dan een jaar na de aankondiging van Weckx’ ontslag nog altijd geen vervanger gevonden is voor hem, net zomin als voor twee andere ontslagnemende leden van de raad van bestuur? ‘Ik ben daar volop mee bezig. De komende maanden zal alles heel snel gaan. Meer nog, ik ben van plan om de Brakke Grond zelf meer te sturen in de toekomst.’

HANNES CATTEBEKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content