De organisatie van de Vlaamse kinderopvang is een kluwen, en zij zitten ermiddenin. Vier getuigen doen hun verhaal. Het gesubsidieerde kinderdagverblijf, dat voorrang kan geven aan noodsituaties en kansarmen omarmt. Een alleenstaande moeder, die het zonder gesubsidieerde kinderopvang niet zou redden. De onthaalmoeder, aangesloten bij een Dienst voor onthaalouders: nog altijd de meest gekozen formele vorm van opvang. En uiteraard de grootouders, die – voorlopig nog – een derde van de opvang voor hun rekening nemen.

De BronGesubsidieerd kinderdagverblijf100 ingeschreven kinderen, een tachtigtal dagelijks aanwezig ‘Onze kinderverzorgsters hebben een loodzware job’

De Bron is het oudste kinderdagverblijf van Gent. Halfweg de jaren zeventig opende het gebouw de deuren, in de buik van de wijk Brugse Poort. Niet onlogisch dat net hier de eerste crèche kwam, in – zeker toen nog – een van de armste volkswijken van de stad. Kinderopvang werd lang als een noodzakelijk kwaad beschouwd: alleen voor gezinnen waar ook de moeder uit werken ging. Wim De Vos, een van de drie verantwoordelijken van het kinderdagverblijf, herinnert zich nog de betuttelende sfeer uit de beginperiode. ‘Er was een glazen wand met een luik, waardoor de ouders hun kind moesten afgeven. Zelf mochten ze geen voet binnenzetten. De kinderen werden hier verzorgd, behandeld door de arts, ze kregen hier zelfs hun bad. “Wat het kinderdagverblijf doet, doet het beter”, dat idee leefde heel sterk. Vanuit goede bedoelingen, uiteraard, maar wat een neerbuigendheid tegenover de ouders.’

Een volledig ander verhaal, anno 2009. Ouders komen op de allereerste plaats. Ze worden zoveel mogelijk betrokken bij het kinderdagverblijf. Er is bijvoorbeeld een speelruimte waarin een moeder de muurschilderingen aanbracht, en een vader de speelhoek. Foto’s van mama, papa, broers, zussen, de hond en het konijn, hangen in de leefruimtes. En ouders mogen langskomen wanneer ze willen.

De Bron is een van de zestien gesubsidieerde kinderdagverblijven van de stad Gent. De sociale mix in de crèche wordt nauwgezet in het oog gehouden. Onder meer daarom kan de crèche de bevolking van de buurt niet voor de volle 100 procent weerspiegelen: in de wijk is er een zeer groot overwicht aan kansarmen en allochtonen. Alle inschrijvingen voor de gesubsidieerde sector worden in Gent verwerkt via de centrale Dienst Kinderopvang. Die noteert de aanvragen, checkt alle stadscrèches op vrije plaatsen, en antwoordt de ouders zo snel mogelijk of, en zo ja waar hun kind terechtkan. Soms is dat antwoord ronduit: ‘Sorry, geen plaats.’ Om de sociale mix te vrijwaren, werkt de Dienst namelijk met een puntensysteem. Zo krijgen eenoudergezinnen extra punten. Net als VDAB-cursisten, of nieuwkomers die Nederlandse les volgen, gezinnen waarin een van de ouders geen Nederlands spreekt, of gezinnen met een laag inkomen. Zij krijgen voorrang, voor zover de sociale mix het toelaat.

In De Bron werkt het perfect. Naamkaartjes van Ali’s hangen er broederlijk naast die van Robbes, en voor een plek die goed tachtig peuters tot drie jaar herbergt, is het er opvallend rustig. Zes leefgroepen zijn er. Drie leefgroepen van maximaal veertien kinderen, met telkens twee begeleidsters. ‘Dringend tijd dat het beroep van kinderverzorgster opgewaardeerd wordt’, zegt Wim De Vos. ‘Van leerkrachten vinden we het ongehoord te eisen dat die mensen tot hun vijfenzestigste voor een klas moeten staan. Maar van kinderverzorgsters willen we wel dat ze tot dan mee over de mat rollen. Het is een loodzware job, waarvoor je stalen zenuwen nodig hebt. Zij hebben trouwens ook niet de schoolvakanties die kleuterjuffen wel hebben. Die discrepantie klopt niet meer. De jobinhoud is de laatste jaren trouwens fel veranderd: van louter verzorgen in groep naar een individuele aanpak met respect voor het kind en de ouders, alles volgens de laatste psycho-pedagogische opvattingen.’

Kim (24), alleenstaande moederVoltijds aan het werkDochter (16 maanden):vier dagen crèche, één dag oma ‘Zonder gesubsidieerde kinderopvang zou ik niet weten wat te beginnen’

‘Nee, het was geen geplande zwangerschap. Een gelukkig ongelukje, laat ik het zo noemen. De vader en ik waren anderhalf jaar samen. Maar tijdens de zwangerschap liep het fout tussen ons. We zetten er een punt achter. Ik was niet bang voor een leven als alleenstaande moeder. Mijn familie en vrienden stonden achter me, ik voelde me niet alleen.’

‘Intussen is mijn dochtertje 16 maanden. Ze woont en leeft voltijds bij mij. De vader heeft bezoekrecht. Officieus. Er is niets officieel geregeld. Ik vraag hem ook geen alimentatiegeld. Het is beter zo, dan ben ik als moeder ook volledig onafhankelijk van hem. Kan hij geen rechten eisen.’

Toen Kim drie maanden zwanger was, meldde ze zich aan bij de centrale inschrijvingsdienst van de stedelijke kinderopvang. Ze wou opvang vanaf de maand september. Maar dat bleek onmogelijk. ‘Pas vanaf december hadden ze een plaatsje vrij. Een immens probleem, natuurlijk. Ik moest echt vanaf september aan de slag, anders kon ik het niet bolwerken.’ Kim belde de Opvangdienst en liet weten intussen alleenstaand te zijn. Dat veranderde prompt de situatie. Alleenstaande ouders krijgen voorrang.

Wat ze zou gedaan hebben, mocht het toch bij december gebleven zijn? ‘Wachten met werken tot het eind van het jaar, natuurlijk. Wat had ik anders kunnen doen, proberen de eindjes aan elkaar te knopen met het stempelgeld? Ik weet het niet goed.’

De dochter ging dus in september naar de crèche, Kim begon die maand met een nieuwe job. ‘Daarvoor werkte ik in de gehandicaptenzorg, maar dat betaalde echt weinig. Als alleenstaande ouder zou het moeilijk zijn om daarmee rond te komen. Ik vond een job als vertegenwoordiger. Hard werken, onregelmatige uren, maar een beter loon. Mijn dochter gaat nu vier volle dagen naar de crèche. Twee avonden per week moet ik laat werken. Van dinsdagavond tot woensdagavond zorgt mijn moeder daarom voor haar. En op de andere avond dat ik mijn dochter niet op tijd kan afhalen, doet een goede vriendin dat. Ze blijft erna babysitten tot ik thuis ben. Zo is het nu geregeld, en zo lukt het prima. Ik heb bovendien twee broers met kinderen. Als ik in het weekend eens wil uitgaan, dan logeert mijn dochtertje wel eens bij een van haar ooms. Of ze gaat bij mijn moeder, waar ik dan ook ga slapen. Ik heb er mijn kamer nog.’

Is ze tevreden over de kwaliteit van de crèche? ‘Zeer. Mijn dochter gaat er binnen en buiten met de glimlach. Zonder gesubsidieerde kinderopvang zou ik echt niet weten wat te beginnen. Zelfstandige opvang kan ik onmogelijk betalen. Daar betaal je al gauw zo’n 20 euro per dag. Nu betaal ik 4,61 euro per dag, tot voor kort zelfs 1,41 euro. Berekend op basis van mijn inkomen. Fantastisch dat het zo kan.’

Geen klaagzang bij Kim. Ja, het is best zwaar, het alleenstaandemoederschap. ‘Maar het lukt voorlopig perfect.’ Ze hoopt vanaf oktober zelfs een managementstudie aan te kunnen vatten. ‘Ik heb me ingeschreven voor “open universiteit”. Volledige zelfstudie dus. Daar is ’s avonds wel nog tijd voor, als mijn dochter in bed zit. Ik wil daar niet naïef in zijn, makkelijk wordt het niet. Maar ik wil het op z’n minst wel proberen.’

Onthaalmoeder Marleen Van Holder (46) Aangesloten bij een Dienst voor onthaaloudersNegen ingeschreven kinderen, dagelijks een vijftal aanwezig ‘Toen ik begon, kreeg ik heel wat ontzette reacties’

14 uur, siësta ten huize ‘Moeke Leen’. De nieuwe aanbouw, integrale leef- en speelruimte voor de kinderen, ligt er opvallend netjes bij: de vijf kinderen liggen boven te dutten. Marleen maakt van de rust gebruik om te strijken. ‘Want intussen heb ik natuurlijk ook mijn eigen gezin draaiende te houden. Het is een dubbele shift, en dat maakt het vaak best zwaar.’ Marleen Van Holder is violiste van opleiding. Haar man is verantwoordelijk voor de orkestregie bij het Nationaal Orkest van België. Maar het drukke en vooral onregelmatige bestaan van beroepsmuzikant combineren met kinderen is niet evident, ondervond ze snel. ‘Het was met pijn in het hart dat ik ermee stopte, maar ik wou mijn gezin laten voorgaan. Op dat moment deden de Diensten voor onthaalouders nogal wat oproepen, en ik zag daar een kans. Dat ik thuis kon werken, dat vond ik de grootste troef. Maar dat bleek al snel ook de grootste uitdaging. Ik was een heel sociaal leven gewoon, met veel nieuwe contacten. En daar zat ik plots met een handvol baby’s en peuters tussen vier muren, dag in dag uit. Ik had de eenzaamheid vreselijk onderschat. Maar goed, dat verbeterde toen we van ons appartementje naar ons nieuwe huis verhuisden. Met tuin, in het groen.’

Intussen is ze vijftien jaar bezig. In 2003 veranderde het statuut voor de Onthaalouders die bij een dienst aangesloten zijn. Een verbetering? ‘Ik heb daar weinig van gemerkt. Ja, ik krijg nu een kleine vergoeding als kinderen niet opdagen op de afgesproken dagen, en er is nu in een pensioenregeling voorzien. Maar dat bedrag is zo ontzettend laag, het is haast verwaarloosbaar. Er kan zeker nog heel wat verbeteren. Of een volwaardig werknemersstatuut een oplossing is, dat weet ik niet. Dan word je belastingplichtig, waardoor je aan het einde van de rit misschien even weinig overhoudt. Bovendien: op dit moment heb ik nog een zekere vrijheid om mee de kinderen te selecteren. Dan zou de beslissing wellicht helemaal alleen bij de Dienst liggen, en zou ik me als werknemer moeten schikken naar hun selectie. Ik houd ervan om mee te bepalen wie ik in huis haal.’ Het gaat tenslotte om een engagement van een kleine drie jaar.’

Zelfstandige worden ziet ze niet echt zitten. ‘Ik vind het handig dat de Dienst alle paperassen regelt en vooral, dat ze het geld van de ouders int. Ik krijg van de Dienst, per kind per dag, 17,98 euro. Zijn er problemen met betalingen, dan heb ik daar geen last van. Jammer wel dat ik geen vast bedrag per maand krijg, en dat ik voorlopig nog de dupe ben als kinderen ziek zijn, of met vakantie. Ik heb nogal wat kinderen van leerkrachten, de zomer is dus niet mijn best betaalde periode. Met mijn loon alleen zou ons gezin het zeker niet trekken. Maar goed, voor de rest ben ik heel blij met de samenwerking. Bovendien zorgt de Dienst ook voor de navorming die we verplicht moeten volgen van Kind en Gezin.’

Marleen is best wel gelukkig als onthaalouder. Al vindt ook zij dat het beroep opgewaardeerd mag worden. ‘Toen ik ermee begon, kreeg ik haast alleen maar ontzette reacties. Een violiste die onthaalouder werd: “Wat een degradatie, wat een zonde.” Terwijl het een nobel beroep is, vind ik.’

Jo Van Hoorebeke (61)Grootmoeder van Natan (10), Silas (8), Judit (5), Ada (4), Selma (3) en Eppo (2)Voltijds zelfstandig kinesitherapeute ‘Ik wil van mijn kleinkinderen genieten zoveelik kan’

In haar auto zie ik een kinderzitje. En zo weet je het meteen: dit is een actieve grootmoeder. Daaraan herken je ze, de grootouders die geregeld hun kleinkinderen opvangen. Aan een eigen kinderzitje. Soms meerdere. Dat vele speelgoed in de woonkamer verraadt het ook. Net als de kinderstoeltjes, de stapelbedden en het babybed. Duidelijk, de zes kleinkinderen zijn hier thuis.

Dinsdag is hoogdag ten huize Jo Van Hoorebeke. Dan komen ze alle zes eten – worst met appelmoes, steevast. ‘Tegen de middag ga ik ze ophalen van school en de crèche, intussen kookt mijn man. Dan eten we allemaal samen, een heerlijk moment. Ik breng de grootsten daarna terug naar school, de crèchekindjes blijven ook in de namiddag bij mij.’ Op dit moment is dat alleen nog de tweejarige Eppo. Al ruilt ook de driejarige Selma af en toe nog eens een dinsdagnamiddag de kleuterklas in voor ‘omi’. ‘De dinsdag is sinds de geboorte van de oudste, Natan, altijd gereserveerd voor mijn kleinkinderen. Ik ben zelfstandig kinesiste en kan mijn uurrooster dus zelf invullen. Ook als ik last minute moet opvangen, kan ik schuiven met patiënten. Een geluk. Maar alles samen blijf ik wel voltijds aan het werk.’

‘Ook in het weekend komen ze geregeld logeren. Daarom niet allemaal tegelijk, zes is veel. Of ze komen alleen ’s avonds, of een voormiddag. Het is een groot geluk dat mijn twee zonen en mijn dochter hier vlakbij wonen. Zo kan ik flexibel en vlot inspringen, als dat nodig is. Ook in de zomervakanties, traditiegetrouw een moeilijke periode voor de ouders om te overbruggen. Sowieso reserveren we dan één volledige week voor de kleinkinderen. Vroeger gingen we een week naar zee. Maar met zes kleinkinderen wordt dat wat lastig. Nu blijven we thuis, maar doen we elke dag wel een daguitstap. Ik heb er ook een erezaak van gemaakt om elk kleinkind te leren zwemmen zodra het vijf geworden is. Op zondagochtend. Zo intensief bezig zijn met één kleinkind, dat maakt de band nog hechter. Een fijn moment.’

Een heel bewuste keuze, noemt Jo haar opvangbereidwilligheid. ‘Ik heb zelf ontzettend goede herinneringen aan mijn grootouders. Zeker mijn ene grootvader heeft me mijn leven lang diep geïnspireerd. Ik wou eenzelfde innige band met mijn kleinkinderen. Elk kleinkind heb ik als een geschenk ervaren. Je kiest er zelf voor om kinderen te krijgen, maar kleinkinderen… daar heb je niks over te beslissen. Ik prijs mezelf dus diep gelukkig. Ik wil van ze genieten zoveel ik kan. En zo lang ik kan. Ik word er zelf niet jonger op, en de agenda van de kleinkinderen heeft al snel minder en minder tijd voor omi. Nu moet ik er dus voor hen zijn. Zonder mijn eigen leven daarom stil te leggen. Ik doe mijn job te graag om te stoppen. Ik zie de balans bij sommige andere grootouders wel eens overslaan: elk weekend, elke vakantie, dag in dag uit voor de kleinkinderen. Dat lijkt me van het goede te veel. De eerste opvoeding moet nog altijd die van de ouders zijn.’

Eppo wordt wat moe, legt zijn hoofd op omi’s schoot. Ze wrijft zachtjes door zijn haar. ‘Kom, schat, we gaan slapen.’

DOOR GUINEVERE CLAEYS/foto’s franky verdickt

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content