Als de Federale Wetenschappelijke Instellingen, waaronder de belangrijkste Brusselse musea, niet meer geld krijgen, zullen ze verplicht zijn zalen te sluiten. Dat blijkt uit een alarmnota aan de regering. Wie stelt orde op zaken in deze slangenkuil?
Erfgenaam Roland Gillion had na de dood van zijn vader een probleem: hij voelde er weinig voor om de 22 miljoen euro successierechten op het hem nagelaten familiefortuin cash te betalen. Dus betaalde hij in plaats daarvan met een waardevolle kunstcollectie, die naar de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van Brussel (KMSK) ging. De directeur van het KMSK, Michel Draguet, kondigde in De Morgen aan dat hij de ‘wereldberoemde’ art-nouveaucollectie wou onderbrengen in een aparte pendant. Minister Marc Verwilghen (VLD), bevoegd voor wetenschapsbeleid, zou laten onderzoeken of er plaats is in het Dynastiegebouw van het Congressenpaleis, op een boogscheut van het KMSK. Kabinetsmedewerker Hans Bracquené klinkt vandaag iets genuanceerder: ‘We bekijken of er in het Dynastiegebouw geschikte tentoonstellingsruimte is, maar dat staat los van de collectie Gillion-Crowet.’
Dat Brussel met de collectie een nieuwe toeristische trekpleister zou bezitten, zoals in het krantenartikel stond, is wishful think-ing. De art-nouveaucollectie is wel degelijk heel waardevol, maar de modale kunstliefhebber in binnen- en buitenland heeft er nog nooit van gehoord. Bovendien moet de eveneens waardevolle art-nouveaucollectie van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis (KMKG) noodgedwongen in de reserves blijven omdat er geen geld is voor een behoorlijke presentatie.
Michel Draguet, die professor is aan de Université Libre de Bruxelles en sinds bijna anderhalf jaar de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten leidt, pakt wel vaker uit met euforische projecten. Eind 2005 kondigde hij de oprichting aan van een Magrittemuseum met de forse steun van Groep Suez. De Franse energiereus bleek zelf verrast te zijn door het bericht. In dezelfde periode maakte Draguet ook zijn dromen openbaar over een ‘filiaal à la Tate Modern’, in het Vanderborghtgebouw in de Schildknaapstraat. Acht maanden later wist hij te vertellen dat eigenaar Dexia niet stond te springen om het gebouw tot een museum te transformeren.
Draguet denkt aan een expansie op het moment dat de Federale Wetenschappelijke Instellingen (zie kader) de boodschap verspreiden dat ze zonder bijkomende middelen niet langer kunnen instaan voor een goed en veilig beheer van de collectie. Omdat de diefstal- en brandpreventie gebrekkig is, het patrimonium niet goed kan worden ver-zekerd en er te weinig suppoosten zijn, drei- gen de instellingen zalen te sluiten. Dat laat- ste is een wat loos dreigement: in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschie- denis (KMKG), een van de tien Federale Wetenschappelijke Instellingen, is nu al elk weekend een deel van het tentoonstellings- circuit gesloten wegens een gebrek aan sup- poosten. Het tekort, dat 144 man zou bedragen, is zo acuut dat ook andere personeels-leden worden opgeroepen om op zondag als zaalwachter dienst te doen tegen een meer dan behoorlijke compensatie. Het zaalwach- tersprobleem van de KMKG heeft natuurlijk ook te maken met de ‘bijhuizen’ die de voorbije jaren werden geopend. Toegegeven, tot de omvorming van het koetshuis in Laken tot Museum voor Japanse Kunst, dat zes maanden geleden openging, werd al in 1990 beslist. Toch hoef je geen visionair te zijn om in te zien dat een toename van het aantal musea het probleem van de zaalwachters nog acuter zal maken. Een manager die een coherent beleid voert, anticipeert daarop. Los daarvan is er in alle musea een structureel tekort aan zaalwachters: in Schone Kunsten zijn er 45 meer nodig, in het Museum voor Midden-Afrika een zevental.
GEEN OVERLEG
Terug naar de Gillion-Crowetcollectie. Het is moeilijk te doorgronden hoe de verzameling in het KMSK is terechtgekomen. Het is niet alleen uitzonderlijk dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een kunstcollectie als betaling voor successierechten aanvaardt, het is bovendien verwonderlijk dat het gewest de kostbare verzameling doorsluist naar een federale instelling. De Brusselse belastingbetaler heeft daar alvast niet veel aan.
Hoewel Draguet vindt dat de collectie ‘absoluut’ past in het verzamelbeleid van Schone Kunsten, vinden andere deskundigen de art-nouveau-afdeling van het Museum voor Kunst en Geschiedenis in het Jubelpark een logischer bestem- ming. Maar overleg tussen de federale musea over hun verzamelbeleid is onbestaande. Tussen de leiding van Schone Kunsten en Kunst en Geschiedenis is het zelfs ondenkbaar: het is een publiek geheim dat Michel Draguet en Anne Cahen-Delhaye, directeur-generaal van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, elkaars bloed kunnen drinken.
Maar ook waar geen persoonlijke vijandigheid in het spel is, bestaat geen of nauwelijks overleg tussen de tien directeurs-generaal. Zo bleek een tijd geleden dat diverse instellingen plannen maakten om de 50e verjaardag van Expo ’58 met een expositie te herdenken. Momenteel weet niemand precies welke van die plannen nu effectief zullen worden uitgevoerd.
Toch bestaat er een centrale administratie wetenschapsbeleid, onder leiding van Philippe Mettens. De topambtenaar was voor zijn aanstelling in 2003 kabinetschef van de regeringscommissaris voor Wetenschappelijk Onderzoek, Yvan Ylieff (PS). De voorzitter van het directiecomité van het Federaal Wetenschapsbeleid, zoals de officiële titel van Mettens luidt, nodigt de directeurs-generaal van de FWI’s maandelijks uit in de Wetenschapsstraat, maar over synergie of een gecoördineerd beleid wordt daar zelden gesproken. Elke directeur komt op voor zijn deel van de koek. Wie het hardst roept, wordt in de mate van het mogelijke eerst bediend. Veel leiderschap en visie toont de voorzitter niet. Nadenken over de toekomst van de instellingen, of over de zin van het behoud van tien entiteiten, staat niet op de agenda. De topman laat begaan, en hij komt daar makkelijk mee weg omdat ook de bevoegde minister maar wat aanmoddert – schuchtere pogingen tot een programmatische integratie van het Afrikamuseum en het Instituut voor Natuurwetenschappen op het gebied van geologie en moleculaire biologie buiten beschouwing gelaten.
Men moet Mettens nageven dat hij gewiekst en communicatievaardig is. Vijf keer per jaar geeft hij Science Connection uit, een fraai magazine dat telkens opent met een hoofdartikel van zijn hand. Veel van de 2700 personeelsleden bij de FWI’s zien het blad als een overbodige luxe. Bij Mettens moet het altijd groots en duur zijn, vinden ze. Vorig jaar trok hij 400.000 euro uit voor een wetenschapsfeest op het Brusselse Museumplein, met onder meer projecties op de gevels van Schone Kunsten. De opkomst was zeer matig. ‘Als we die mensen gewoon 1000 euro hadden gegeven, dan waren ze ook voor het leven fan van onze instellingen geworden en dan hadden we nog een hoop bespaard’, klinkt het cynisch. Eerlijkheidshalve moet hieraan worden toegevoegd dat de show op de nationale feestdag nog eens werd overgedaan in het Warandepark. ‘Het geld dat Mettens er via die weg doorjaagt, gaat af van ons budget’, zegt de kritische ambtenaar.
GEEN SCHORSING
Het is lang zoeken naar iemand die wel een goed woord over heeft voor Mettens, die in Flobecq zijn schoonbroer en federaal minister Rudy Demotte (PS) als burgemeester vervangt. Ook onder de ambtenaren die onder zijn vleugels werken, is de sfeer verziekt. Dat bleek uit de anonieme brief waarin sommige ambtenaren de vuile was van de dienst wetenschapsbeleid buiten hingen. Op 25 oktober 2005 citeerde Jacqueline Galant (MR) in de Kamer uit de aanklacht van personeelsleden die ‘bedroefd en woedend zijn over de manier waarop een onbekwaam en oneerlijk iemand greep heeft gekregen op (hun) taken’. Ze beschuldigden Mettens ervan te veel met Flobecq en het PS-partijbestuur bezig te zijn in plaats van met zijn werk. Personeelsleden die niet tot de juiste partij behoren, zouden op een zijspoor belanden, en over aanwervingen van contractuelen zou een schaduw van vriendjespolitiek hangen. ‘Door de oorlog tussen Mettens en Verwilghen wordt geen enkele beslissing ten gronde genomen’, citeerde Galant nog uit de anonieme brief. ‘Het enige wat Mettens nog doet, is zijn imago verkopen.’
De guerrillaoorlog met Verwilghen, die een week eerder was ontaard in een openlijke botsing, bestond al langer. Volgens ingewijden begon het toen Verwilghen van de digitalisering van de collectie een prioriteit maakte zonder daarvoor extra middelen uit te trekken. De 4 miljoen euro die de FWI’s zes jaar lang aan digitalisering moesten besteden, ging dus van andere fondsen af. Die ministeriële opdracht zinde de administratie niet.
Op 18 oktober 2005 barstte de bom. Verwilghen plaatste de topman van wetenschapsbeleid een maand op non-actief om zijn administratieve beslissingen te onderzoeken, maar de schorsing werd snel ongedaan gemaakt door de Raad van State.
Minister Verwilghen kreeg later de terugslag van zijn schorsingsmaatregel. In Le Soir verscheen een maand later een bericht over de abnormaal hoge honoraria die meester Peter Luypaers voor opdrachten van de minister van Wetenschapsbeleid had opgestreken. Voor zijn tussenkomst in het conflict met Mettens rekende de advocaat volgens Le Soir 28.000 euro aan. Volgens de toenmalige woordvoerder van de minister, Jacques Hermans, bedroeg het honorarium ‘maar’ 12.277 euro. Eerder in mei ontving Luypaers al 21.000 euro voor het nalezen van de tien besluiten over de aanstelling van de directeurs-generaal van de FWI’s. ‘Je moet je afvragen of dat geld nuttig besteed is, of het zin heeft gehad’, repliceerde Hermans tegenover De Morgen. ‘In dit geval kan het antwoord alleen maar positief zijn. Trouwens, de bedragen zijn de gangbare tarieven die alle succesvolle Brusselse advocaten aanrekenen.’
De omzichtigheid van het kabinet-Verwilghen omtrent de aanstellingsbesluiten is begrijpelijk. De selectie van de tien directeurs die voor een mandaat van zes jaar aan het hoofd van de instelling zouden komen, was niet van een leien dakje gelopen. Het eerste examen in 2003 moest worden overgedaan. Omdat de jury voor de Nederlands- en de Franssprekende kandidaten verschillend was, oordeelde de Raad van State dat er in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK), en bij uitbreiding in alle FWI’s, sprake was van discriminatie op basis van taalverschillen.
GEEN BRANDBEVEILIGING
In mei 2005 konden de directeurs-generaal dan toch aan hun mandaat voor zes jaar beginnen. Of ze het allemaal waarmaken als managers, valt nog te bezien.
Anne Cahen-Delhaye kwam al aan het roer van de Musea voor Kunst en Geschiedenis in 2000, toen Francis Van Noten gedwongen werd een stap opzij te zetten na artikels over wanbeheer. Cahen erfde een instelling met een verziekte sfeer, waar personeelsleden tegen elkaar procederen. Veel vat heeft ze nog niet gekregen op de 400 personeelsleden. Als tentoonstellingsmachine doen de KMKG het niet slecht, maar het beleid blinkt niet uit in coherentie en doelgerichtheid. ‘Cahen is tenminste eerlijk’, klinkt het in het Jubelpark ter haar verdediging. Dat Michel Draguet enthousiast plannen maakt, is duidelijk. Maar hij zal het moeilijk krijgen om te bewijzen dat hij een even goede manager is als zijn voorganger Eliane De Wilde. De Wilde, die in april 2003 met pensioen ging, liet een gezonde instelling na die een voorbeeld was voor de andere FWI’s. Ze slaagde erin om jaarlijks 2 miljoen euro inkomsten te genereren, goed voor een derde van het werkingsbudget. Ze deed dat door winstgevende exposities te maken die de collectie weerspiegelden.
En hoe staat het met de andere FWI’s? Het Koninklijk Meteorologisch Instituut, de Koninklijke Sterrenwacht en het Instituut voor Ruimte-aeronomie doen het naar verluidt niet slecht. Dat geldt ook voor het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen, bekend van ‘de iguanodons’, waar Camille Pisani aan het bewind is gekomen. Pisani zit als Française alvast niet verstrikt in de Belgische politiek.
Politieke benoemingen blijven een oud zeer. Minister Verwilghen gaf het slechte voorbeeld door zijn kabinetsmedewerker Karel Velle directeur-generaal van het Rijksarchief te maken. Historicus Velle mag dan, samen met een andere kandidaat, terecht een A-beoordeling hebben gekregen, door hem aan te stellen verspeelde Verwilghen definitief zijn kans om als een witte ridder orde op zaken te stellen.
En dan is er nog de schande van de Koninklijke Bibliotheek, waar een brandje genoeg is om middeleeuwse handschriften, boeken van onschatbare waarde met al de rest van de inboedel in de as te leggen. De Regie der Gebouwen, die onder de bevoegdheid van minister Didier Reynders (MR) valt, draagt voor de lamentabele brandveiligheid een verpletterende verantwoordelijkheid. Maar als het branddetectiesysteem al vijf jaar niet meer werkt, heeft ook het management al die tijd met vuur gespeeld.
E.B.
E.B.
door ERIC BRACKE