Het zal in oktober de merkwaardigste eenmanspartij van het land zijn: die van Pim De Rudder. 81 jaar. Galeriehouder. Man met vele liefdes. Iemand die zijn dorp dichter bij de wereld wou brengen.
Dit moest eigenlijk een artikel worden over eenmanspartijen. Hoe sterk de fietsers zijn die op 14 oktober eenzaam aan de start verschijnen. Maar aan alle folklore komt blijkbaar een einde. Eenmanspartijen zijn een uitstervend ras, behalve in Assenede.
Een dorp in het Hoge Noorden, ergens entre les tours de Bruges et Gand. Daar waar er vroeger mossel-met-friet en machtige vergezichten waren. En nu dus eenmanspartijen. Achter één ervan schuilt een nog niet verteld verhaal. Pim De Rudder. 81 jaar. Zijn partij ‘Mus Coku’ heeft maar één programmapunt: van het oude, leegstaande gemeentehuis een museum voor constructivistische kunst maken.
‘Ik woon nog altijd in mijn geboortehuis, net naast de kerk’, had Pim me zelf aan de telefoon gezegd. ‘Tot donderdag.’
In Assenede noemden ze Pim weleens ‘de Paus’, hadden zijn vrienden me verteld. Maar een dorpsgek was hij allerminst. Integendeel, zelfs. Eigenlijk was hij een heel gecultiveerd galeriehouder. Man met vele liefdes. Vader van vijf kinderen. En ik moest erop letten: hij maakte van zijn eigen leven een kunstwerk.
Donderdag, net naast de kerk. Een man van een meter vijftig doet open. ‘Kom binnen’, zegt hij. Het lijkt wel de grot van Ali Baba. Ik kom ogen te kort. Overal schilderijen – vooral met naakte vrouwen. Jurken van de veel te vroeg vergeten Antwerpse ontwerpster Ann Salens. Een kaartje waarop staat: ‘Kies mij, dan kies ik Pim’. Een cafétoog met de namen van haar illustere hangers, van Claus tot Raveel. En een oud krantenartikel met als titel ‘Roken maakt impotent’.
Pim steekt een pijp op.
Zijn verhaal begint hier, bij het raam voor de kerk, aan het einde van de oorlog. ‘De Duitsers gebruikten die toren als uitkijkpost. Toen de Canadezen in ’44 arriveerden, hebben ze de kerk in brand gestoken. Ik was dertien, stond voor dit raam naar de brandende toren te kijken: overal vuur, de brokken vlogen eraf. Tot de toren, heel langzaam, in elkaar stuikte. Het was een verschrikkelijk mooi schouwspel, een overweldigende esthetische ervaring.’
Assenede was in die dagen nog een dorp van boeren. ‘Behalve mijn vader. Een brouwer. Op late leeftijd is hij hertrouwd met een jong meisje, die in de brouwerij werkte. Hij was al de zestig gepasseerd toen mijn moeder in verwachting was.
‘Natuurlijk werd daar in het dorp over gepraat, maar dat deerde hem niet. Ik heb hem nauwelijks gekend. Hij is gestorven toen ik nog heel klein was. Omdat mijn moeder er alleen voor stond, stuurde ze mij naar het internaat in Gent. Ik wou beeldhouwer worden. Maar de paters van het Sint-Barbaracollege raadden dat af. “Dat is iets wat je in je vrije tijd kunt doen.” Uiteindelijk ben ik dan architectuur gaan studeren in Sint-Lucas.’
De jonge Pim maakte toen al lawaai in kunstenaarskringen. ‘Ik maakte ook zelf wat kunst. Dada. Dat is niet moeilijk, daar moet je alleen ideeën voor hebben.’
Hij leerde zijn vrouw Kiki kennen, trouwde en keerde terug naar Assenede. Kon zijn eerste liefde niet missen, de polders met vergezichten. En passant bracht hij de moderne tijden mee uit Gent. In Assenede ontwierp hij de eerste modernistische huizen, iets wat ze daar nog nooit gezien hadden. ‘Natuurlijk vonden ze mij in het dorp een vreemde vogel. Ik droeg sandalen en een baard – wat toen nog heel ongewoon was.’
Maar Pim kreeg vooral naam dankzij de kunstgalerie die hij samen met zijn vrouw Kiki uitbaatte. ‘In mijn Gentse jaren had ik Karel Geirlandt (bezieler van het Gentse Museum voor Hedendaagse Kunst, nvdr) leren kennen. Hij heeft me toen geïntroduceerd in de VECU-club in Antwerpen. Elke maandag ging ik daarnaartoe. Ik ontmoette er de kunstenaars van die tijd: Paul Snoeck. Hugues C. Pernath, Panamarenko – toen iedereen dat nog een zot vond.’
Pim haalde ze allemaal naar Assenede. Hij was de eerste die Hugo Claus exposeerde. Roger Raveel. Floris Jespers…. Tentoonstellingen die steevast ingeleid werden door al even illustere namen: van Simon Vinkenoog tot de toenmalige premier Theo Lefèvre. ‘Kiki had toen in de polders ook een restaurant, waar elke week een andere bekende kok te gast was. Julien Schoenaerts, Jan Decleir, Jef Geeraerts… allemaal hebben ze achter ons fornuis gestaan. Heerlijke nachten, vol drank en mosselen.’
De kunst bleef ook slapen. ‘Ik kocht oude huisjes in de polder op, voor 10.000 frank. Niet dat die veel voorstelden: er was geen water, er was niks. Maar die kunstenaars vonden het fantastisch om even zonder stroom te zitten. Sommigen hebben er zelfs een tijd gewoond. Vic Gentils bijvoorbeeld. Of Ann Salens. Met Hugo Claus ben ik nog op zoek gegaan naar bouwgrond, maar dat is uiteindelijk niet door-gegaan. Zijn vrouw heeft hier wel gewoond, maar dat heeft hij nooit geweten.
‘Allemaal waren ze verliefd op die polder, hè. Hier konden ze ver kijken. Maar het was vooral ver weg van hun biotoop: van de Antwerpse cafés, de pinten, de druk.’
Pim haalde niet alleen de wereld naar Assenede. Maar maakte van Assenede ook een dorp van de wereld. ‘Ik schreef op al mijn correspondentie: Assenede, dicht bij Antwerpen.’ (lacht)
Op dat moment belt er iemand aan. ‘Hey Pim, dat is lang geleden…’
Merkwaardig man, die Pim De Rudder. Inderdaad allesbehalve een dorpsgek. Eerder een wat bedaarde man, dat hadden ook zijn vrienden me gezegd. Fotograaf Hans de Greve kende hem al heel zijn leven. Op een avond waren ze aan de praat geraakt. Er waren nog ontelbare avonden gevolgd. Pim verzinnebeeldde voor De Greve ‘vrijheid’. Niet alleen omdat hij in dat boerengat de Culturele Revolutie ontketend had – hij was ook (mede-)organisator van festivals als Midzomerforum, Art-senede of Holder de Polder.
Maar ook omdat Pim hem aangemoedigd had om voor de kunst te kiezen. Een mentor, zoiets. En hij is niet de enige die dat kan zeggen. ‘Zelfs op zijn tachtigste enthousiasmeert Pim als geen ander jonge mensen.’
Dat vond ook Jan Verplaetse, professor moraalfilosofie aan de UGent. Niet dat hij Pim zo lang kende – hij woont nog maar tien jaar in Assenede – maar toch luisterde hij graag naar die ‘aimabele man’. ‘Natuurlijk is hij een man van zijn tijd. Kunst heeft voor hem nog iets opstandigs. Het paste binnen de seksuele revolutie die zijn generatie in gang gezet heeft. Vorig jaar, toen hij tachtig werd en een groot feest gaf, mocht ik die sfeer nog eens proeven: een tikkeltje decadent, met schaars geklede vrouwen, maar niettemin tot in de kleinste details verzorgd.’
Verplaetse zag De Rudder vooral als een levenskunstenaar. In alles: de manier hoe hij zich kleedt, spreekt, schrijft, rookt en denkt. ‘Hij heeft dat dorp culturele ernst bijgebracht, maar tegelijkertijd neemt hij niets ernstig. Ooit liet hij de eerste mosselen van het seizoen uit een helikopter parachuteren. Midden op het voetbalveld. Enerzijds stak hij hiermee het bekende mosseldorp Philippine de primeurloef af. “Wij zijn de eersten!” Maar anderzijds stak hij ook de draak met die wat dwaze mosselcompetitie tussen beide havenloze dorpen.’
Hetzelfde met zijn eenmanspartij, zei Verplaetse. ‘De tijden zijn er misschien niet naar om nu een nieuw museum te gaan eisen. Maar dat deert Pim allemaal niet. Wat de rest van de politici van hem denkt? Ik denk niet dat ze een 81-jarige als nieuwe burgemeester vrezen.’ (lacht)
‘En toch’, zei Hans de Greve, ‘is het heel opvallend dat uitgerekend de oppositiepartij CD&V hem de vereiste handtekening gegeven heeft. Terwijl iedereen in Assenede weet dat Pim geen tjeef is en dat hij wel wat stemmen zal binnenhalen – hij is heel geliefd in het dorp. Maar zij gaan er waarschijnlijk van uit dat hij zo stemmen kan afpakken van het huidige bestuur.’
Politiek zoals het is, in Assenede. En overal, zeker. Ook op dat gebied is Assenede een dorp van de wereld geworden.
Intussen in de grot van Ali Baba. Het bezoek is weg. ‘Kom,’ zegt Pim, ‘we gaan wat drinken.’
Op straat vertelt hij dat Assenede hard veranderd is. ‘Vroeger kon je nog verder kijken, er was amper industrie aan het kanaal Gent-Terneuzen. Vandaag staat het vol fabrieken. Maar er zijn ook andere mensen in het dorp komen wonen – fabrieksarbeiders, kaderleden… In de jaren zestig heb ik al eens een eenmanspartijtje gehad ‘Pak Pim’. Mijn enige programmapunt was: meer kikkers in de sloot. Nog lang voor de groenen uitgevonden werden, maakte ik mij zorgen. Niet zozeer om de industrie, wel omdat niemand zorg droeg voor het landschap. Ook de boeren niet, met hun chemische meststoffen.’
Pak Pim haalde 175 stemmen. Niet verkozen.
We stappen het café binnen. ‘Dag Pim’, zegt de cafébazin.
Pim steekt zijn zoveelste pijp op – het rookverbod is nog niet tot in het Hoge Noorden doorgedrongen.
‘En? Klaar voor de burgemeesterssjerp?’, vraag ik hem. ‘Pim en de kracht van de verandering?’
‘Geld voor een campagne heb ik in elk geval niet. Dus ik zal wel niet verkozen worden. Maar ik hoop dat het museum voor constructivistische kunst er ooit komt. Het is iets wat niet bestaat in België. De gemeente hoeft er zelfs niet zwaar in te investeren. Het gemeentehuis staat leeg en een aantal bevriende kunstenaars wil een kunstwerk schenken. Maar de socialisten zeggen: “De mensen van het dorp zijn niet geïnteresseerd in constructivistische kunst, dat is niet voor de gewone man.”‘
Hij schudt het hoofd. Hoe klein hij ook is, hij kan er niet tegen. Tegen mensen die klein denken en dromen zal hij zich altijd verzetten. Hij zal altijd revolteren tegen kleinburgerlijkheid. Uit principe.
‘Vroeger kwamen ze met bussen naar Assenede, voor de kunst en de mosselen. Er gebeurde iets in dit dorp. Ook de middenstand profiteerde daarvan. Maar nu… kijk hoeveel volk er in dit café zit. Nog geen paardenkop. Geen wonder dat het te koop staat. Onlangs hing er hier een affiche: “Assenede, bruisend stil.” Tja, dat is wel gelukt.’ (lacht)
Zelfs de mosselen laten Assenede links liggen: ze zitten nu allemaal in Philippine. Alleen het toilet van Pim heet nog ‘place des moules’. ‘Het Vlaams Belang heeft dat nog overschreven omdat het een Franstalig opschrift was. Zo triest. Hier in het centrum is gebeurd wat er in zoveel Vlaamse dorpskernen gebeurt. Een grootgrondbezitter heeft alle cafés en restaurants opgekocht en er appartementen van gemaakt. (wijst naar een nieuwbouw) En dan die architecturale armoede… Mensen hechten geen belang meer aan schoonheid. Vroeger bouwden de boeren hier hun huizen zelf. Simpele huisjes, maar toch had dat charme. Ze kenden de waarde van materialen omdat ze met hun handen werkten. Vandaag is dat verdwenen. Veel architecten zijn hun titel niet waard. Ik hoorde onlangs een architect zeggen dat hij niet van kunst hield. Hoe kun je dan architect zijn?, vroeg ik me af. En als er dan wel iets fantastisch nieuws gebouwd wordt – zoals het nieuwe gemeentehuis – komt er meteen kritiek. “Het heeft te veel gekost.” (steekt de handen in de lucht) De stadhuizen van Antwerpen of Leuven waren in hun tijd ook heel duur. Maar vandaag genieten we daar nog altijd van. Zulke dingen kunnen niet genoeg kosten.’
Laatste pijp. ‘Weet je,’ zegt hij, ‘het grappige is dat ik navolging gekregen heb. Er is een tweede eenmanspartij in Assenede. Alex Van Wijnsberghe (een ex-gemeenteraadslid van SP.A, nvdr) komt ook op. Een goede vriend van mij. Fantastische gast, maar heel eigenzinnig. Geen gemakkelijke. Hij staat ook achter dat museum. Hij vroeg of hij in mijn partij mocht komen. Tot bleek dat hij ook nog een hoop andere programmapunten had. Aandacht voor de derde leeftijd… allez, wat interesseert mij dat nu? Al die oude zageventen.’ (lacht)
‘Ben je onsterfelijk?’
‘Zot. Natuurlijk niet.’
Hij haalt uit zijn zak een fles bier tevoorschijn. Op het etiket staat ‘Den PIM. Alleen drinkbaar met maten’.
Bier gebrouwen volgens een recept van zijn vader, zegt Pim. ‘Ze schenken het hier in een paar Asseneedse poldercafés. Let ook op de houdbaarheidsdatum: 7 juli 2031. De dag dat ik honderd word en mijn sterfdatum. Op die dag geef ik een groot feest. Er zal een grote tent staan in de polder. Iedereen is uitgenodigd. Zeker ook mijn liefdes.’
Dat zijn er, na de dood van zijn vrouw Kiki, wel wat geweest. Ook op dat vlak heeft hij het recept van zijn vader gevolgd. ‘De liefde overvalt me vaak. Een tijd geleden sprak een vriendin me aan. Ze wist dat ik iemand zocht en zei: “Mag ik u mijn dochter presenteren?” “Stuur maar”, zei ik. Het klikte ook, we zijn drie jaar samen geweest. Ik tachtig, zij dertig. Mijn huidige vriendin is 34. Ze weten dat ik te vertrouwen ben. Daarom vallen ze voor mij, denk ik. Vrouwen van mijn leeftijd? Nee, dank u, dat zijn allemaal oude wijven . (lacht)
‘Maar goed, op dat feest geef ik mijn laatste speech. Eenmaal iedereen vertrokken is, kijk ik nog een laatste keer in de polder. En dan euthanasie – de papieren zijn al ingevuld.’
Stoppen in volle glorie: net zoals die kerk, die hij lang geleden van uit zijn raam in elkaar zag stuiken. ‘Ik zei het u toch. Dada: ge moet daar niet veel voor kunnen, alleen…
‘Er hebben zich al 525 mensen ingeschreven. Ik vraag ook maar een bijdrage van 25 euro. Dat is niks, hè. In Philippine kun je daar nog geen bord mosselen voor krijgen.’
Ik bestel nog een Den PIM, maar het bier is op.
Door Stijn Tormans / Foto’s Saskia Vanderstichele