Er zit weer een Belg in de Formule-1. Bas Leinders is invaller bij Minardi en mag tijdens de Grand Prix op vrijdag oefenrondjes draaien. Waarna het feest ophoudt. Wat de Limburger voorlopig uit de échte race houdt, is geld. Véél geld.
Iedereen had er zich al mee verzoend: nooit nog een Belg in de Formule-1. Het was dan ook van 1994 geleden, toen Philippe Adams een plaatsje kocht bij Lotus. Twee races later was zijn geld op. Voor Adams waren er nog Eric Van De Poele en Bertrand Gachot, maar de teams waarvoor zij reden en hun resultaten herleiden ook hun F1-verhaal tot anekdotes. Neen, de recentste Belgische Formule-1-coureur, die naam waardig, was Thierry Boutsen: hij reed bij Benetton én bij Williams, won zelfs drie races en is uiteindelijk miljonair geworden. In vergelijking met Boutsen waren Van de Poele, Gachot en Adams voetnoten in de geschiedenis. Dit seizoen, tien jaar na Adams, krijgt het Belgische F1-verhaal een nieuwe voetnoot: Limburger Bas Leinders is derde rijder, een soort invaller, bij Minardi. De komende weken of maanden zullen uitwijzen of zijn voetnoot ook een heus hoofdstuk kan worden.
In het decennium dat Adams van Leinders scheidt, ontbrak het de Belgische autosport niet aan talent. Twee jonge wolven leken voorbestemd om door te stoten naar de Formule-1: Bas Leinders en David Saelens wonnen zowat alles in de opstapklassen. De ene (Leinders) werd kampioen in de Duitse F3, de andere (Saelens) in de Franse F3. Leinders won het Formula Ford Festival, Saelens de Marlboro Masters F3: op de erelijst van die officieuze wereldkampioenschappen staan kerels die hun racewagen ondertussen in de legende parkeerden.
Maar op het beslissende moment liep het fout voor de jonge Belgen. In de Formule-3000, laatste halte voor de Formule-1, greep Leinders door omstandigheden op het nippertje naast een zitje bij topteam West Competition, bijhuis van Mercedes-McLaren en doorgeefluik naar de Formule-1. Ook David Saelens werd gedribbeld door omstandigheden. Sinds zijn prille racejaren kreeg hij fikse steun van brandstofproducent Fina, bemiddeld bedrijf én label met traditie in de autosport, maar vooral een historische partner van constructeur BMW. Het zat dus snor voor Saelens, toen BMW in 1998 besliste in de Formule-1 te stappen met Williams. Met Fina als technische partner én sponsor, zo luidden de eerste plannen. Maar toen bewoog er wat in de bestuurskamers van Petrofina, Elf en Total. De nieuwe reus die ze samen baarden, Totalfina-Elf, zwoer trouw aan de Franse bloedbanden en koos het kamp van Renault. De Belgische beslissingskracht in de sponsoring van de brandstofreus viel weg.
Saelens verzeilde in de F3000, waar hij net zoals Leinders nooit grootse dingen liet zien.
‘De verloren generatie’, noemde de gespecialiseerde pers hen, verloren voor de Formule-1. David Saelens rijdt nu inderdaad in de Porsche Supercup, cumuleert dat met een Amerikaans kampioenschap, en verdient ‘zijn boterham’ met racen, zoals hij dat zelf zegt.
Gerechtsdeurwaarder
Een lot waarmee Bas Leinders, nu 28 jaar, zich nooit verzoende: hij bleef alles op de Formule-1 zetten. En toen niemand er nog in geloofde, raakte begin januari het grote nieuws bekend: Bas Leinders zou een dag gaan testen met de Formule-1-wagen van Jordan. Een vingeroefening die een slordige 300.000 euro kostte. Het werd een haast catastrofale dag voor Leinders: de Limburger, bekend om zijn foutloze stuurslag, duwde te hard op het gas en knalde in de eerste ronde tegen een muur. Een zeldzame uitschuiver op het slechtst mogelijke moment.
De grote deugd van de Limburger was heel even ook zijn achilleshiel: hij drijft op onwrikbaar zelfvertrouwen. Ook nu, maanden na het incident in Barcelona, blijft hij erbij dat hij toen geen fout maakte. Zo onvoorwaardelijk gelooft hij in zichzelf, dat het soms niet duidelijk is waar de grens tussen zelfvertrouwen en arrogantie precies ligt. Het siert Leinders. Toen de hele wereld in 1997 zag hoe Michael Schumacher bewust Jacques Villeneuve ramde, was er maar één man die uren na de race nog zijn onschuld bleef uitschreeuwen: Schumacher zelf. Leinders is uit datzelfde hout gesneden.
Schumacher-Leinders: voor het grote publiek is het een groteske vergelijking, voor insiders niet. ‘Van iedereen die nu Formule-1 rijdt, konden maar weinigen bij hun F1-debuut een erelijst voorleggen als dat van Bas’, zegt David Saelens, ooit zijn grote rivaal, terecht. Het neemt niet weg dat de Limburger zich nu blauw betaalt voor een plaatsje als invaller bij Minardi. Dit jaar mogen de F1-teams op vrijdag inderdaad een derde auto laten deelnemen aan de vrije trainingen. En toen Jordan voor die rol een jonge Duitser met (veel) meer geld koos, restte Leinders slechts één mogelijkheid: Minardi, het kleinste team op de grid.
Het is geen oneer, betalen om in Formule-1 te debuteren. Het is zelfs een conditio sine qua non, en de uitzonderingen bevestigen de regel: zelfs de grootsten ontsnapten er niet aan. Niki Lauda nam begin jaren zeventig een lening van om en bij de 200.000 euro om Formule-1 te gaan rijden (‘Ik had mijn hele leven moeten werken om ze af te betalen, als het niet was gelukt’, zei Lauda later). Maar het lukte: Lauda maakte zo’n indruk dat Ferrari hem wilde. Michael Schumachers management moest 40.000 dollar betalen om in 1991 bij Jordan te testen. Het lukte: Schumacher maakte zo’n indruk, dat hij prompt een contract kreeg. En Thierry Boutsen geraakte in de Formule-1 dankzij vrienden die in en rond het autosportwereldje actief waren. Zij raapten samen 350.000 dollar bijeen, onder meer bij tapijtenfabrikant Louis de Poortere, om Boutsen in 1983 tien Grote Prijzen te laten rijden. Het lukte: sigarettenfabrikant Barclay sprong op de kar en de carrière van Boutsen schoot uit de startblokken.
Twintig jaar en veel inflatie later weegt het prijskaartje wel wat zwaarder. Betrouwbare bronnen schatten dat Leinders als invaller bij Minardi zo’n 300.000 dollar betaalt per drie Grand-Prix-weekends. Dat geld wordt bij elkaar gebracht door Marc Guiot, zijn manager. De man, gerechtsdeurwaarder aan het hoofd van een groot kantoor, koestert een nauwelijks te stelpen passie voor de autosport. Toen de gespecialiseerde pers na de mislukte test bij Jordan schreef dat Leinders nu wel nooit meer in Formule-1 zou raken, werd het voor Guiot een ware erezaak. In een moment van grote eenzaamheid liet hij zich ontvallen: ‘Jullie zullen raar opkijken, de dag dat hij op de startgrid staat.’
Een val in de badkuip
Guiot haalde zijn halve gelijk: Leinders zit vandaag in de Formule-1, weliswaar maar als invaller. Alleen viel er tot nu toe geen enkele persoonlijke sponsor te bespeuren op de auto van Leinders, zelfs niet op zijn rijderspak. En plakte zijn entourage ook nog geen naam op de mysterieuze ‘partners die ons helpen’. Het zou dus wel eens kunnen zijn dat het management van Leinders zwaar heeft gegokt: het seizoen met eigen geld op gang betalen, rekenen op voldoende return in de media en zo nieuwe sponsors aantrekken om het seizoen als derde rijder vol te maken.
Daarbij worden alle pistes bewandeld: in Imola verscheen Guiot in de paddock met Luca Pellizon, manager van voetballer Walter Baseggio en lobbyist. In België werden intussen andere mensen met jarenlange ervaring in de auto- en sponsorwereld aan het werk gezet om geld te zoeken. Kandidaten om dat geld op tafel te gooien, zijn natuurlijk schaars, gezien de enorme budgetten in de Formule-1. De naam Belgacom, die altijd terugkeert als er grote bedragen in het spel zijn, wordt nu ook weer fluisterend genoemd.
De geïnteresseerde geldschieters willen echter niet betalen voor een Belg die op vrijdag, relatief anoniem, mag testrijden. Dat willen ze alleen als Leinders eind augustus op de startgrid van de Belgische Grand Prix staat. Wat een serieuze return on investment voor de betrokken sponsors zou betekenen. Het reglement laat daar ruimte voor: Minardi mag een van de vaste rijders vervangen door de invaller. Wat trouwens automatisch gebeurt als een titularis op zaterdagavond een kwalijke val in de badkuip maakt. Helaas voor Leinders gebeurt dat niet zo vaak.
Vorige week, in een poging om schot in de zaak te brengen, organiseerde het management van Leinders een vergadering met Minardi. De vertegenwoordiger van het Italiaanse team beloofde daar binnen de acht dagen een antwoord te geven op twee vragen: is er een mogelijkheid dat Leinders de Belgische Grand Prix mag rijden, en hoeveel moet dat dan kosten? De tweede vraag is de makkelijkste om te beantwoorden: twee à drie miljoen dollar moet volstaan. Alleen is niet duidelijk hoe Minardi dan een van zijn twee vaste rijders opzij moet zetten. De Hongaar Baumgartner en de Italiaan Bruni zijn weliswaar trager dan Leinders, maar voldoen als debutanten wel aan een criterium dat belangrijker is in Formule-1: ze brachten bij de start van het seizoen meer geld mee en zouden de volledige jaarsom al hebben gestort.
Moeilijk voor Leinders: langs de ene kant kan en wil Minardi (nog?) niet garanderen dat hij de Belgische Grand Prix rijdt, langs de andere kant willen potentiële sponsors niet in zijn F1-carrière investeren als zijn deelname aan Francorchamps en de daaraan vastgeknoopte return niet vaststaan. De komende dagen zal blijken of de Belg en zijn entourage uit die patstelling geraken.
Jo Bossuyt
Schumacher-Leinders: voor het grote publiek is het een groteske vergelijking, voor insiders niet.