Topsport in Vlaanderen is nu het onderwerp van een gekoördineerd en vernieuwd beleid. De overheid en de sponsors financieren, en het Bloso en het olympisch komitee sturen.

TOPSPORT LEEK JARENLANG het stiefkind van de Belgische overheid. Atleten, zwemsters en judoka’s leverden prestaties ondanks en zeker niet dankzij het Belgische sportbeleid. De faciliteiten voor individuele topsporters konden geenszins tippen aan die van de buurlanden, laat staan dat ze de vergelijking konden doorstaan met, bijvoorbeeld, de naties van het voormalige Oostblok. Intussen ontgrendelde de staatshervorming echter de poort naar een degelijk topsporterstatuut. De projekten rond Topsport Vlaanderen 2002, de gelijknamige wielerploeg en de verbeterde subsidieregeling via het Vlaams kommisariaat-generaal voor de bevordering van de lichamelijke opvoeding, de sport en de openluchtrekreatie (Bloso) lijken te duiden op een verhoogde bezorgdheid van de Vlaamse overheid voor zijn topsporters. “Neen, ” meent Chris Rogiers op het kabinet van minister-president Luc Van den Brande (CVP), “de Vlaamse overheid investeerde altijd al in sport. Alleen gebeurde dat niet via de mediatieke projekten, die nu de krantekoppen halen. Daardoor hadden de inspanningen niet dezelfde weerklank. “

Die interpretatie klopt niet helemaal. Recent cijfermateriaal bewijst dat de Vlaamse overheid tegenwoordig veel hogere bedragen vrijmaakt voor de sport. Er stroomt nu ongeveer driehonderd miljoen frank overheidsgeld via Bloso naar de sportklubs. “Onze inspanningen verlopen veel gestruktureerder en zijn ook intenser dan vroeger, ” merkt Bloso-voorzitster Carla Galle op. “Zowel op het vlak van subsidies voor topsport als van koördinatie van het topsportbeleid en individuele aandacht voor de atleten, zetten we in een paar jaar tijd enorme stappen vooruit. “

Bovenop de algemene pot van 300 miljoen frank voor de 86 sportfederaties wordt nog een pot van 58 miljoen frank vrijgemaakt om de topsport te ondersteunen. Nog eens twintig miljoen frank vloeit uit de kas van Tewerkstelling, dat via projekten van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) ook aan een aantal topsporters een job en een toekomst biedt.

TEWERKSTELLING.

Eén van die VDAB-projekten is de wielerploeg van sportdirekteur Roger Swerts. Die plukte eind 1994 een vijftiental beloftevolle amateurwielrenners uit de werkloosheidsstatistieken en dropte ze in de Vlaanderen 2002-wielerploeg. Het pionierprojekt werd uitgewerkt op Volksgezondheid, waar achtereenvolgens Leona Detiège (SP) en Leo Peeters (SP) zich over de plannen ontfermden. “Het kaderde in een programma voor tewerkstelling van jongeren, ” vertelt initiatiefnemer Fons Leroy, tegenwoordig kabinetsmedewerker bij onderwijsminister Luc Van den Bossche (SP). “Parallel daarmee liepen gelijkaardige projekten in de bouwsektor en enkele traditionele arbeidsmarkten. Ook binnen de wielerploeg wilden we jongeren opleiden en laten doorstromen naar de arbeidsmarkt. ” Dat lijkt te lukken : Lotto haalde Paul Van Hyfte in, Bart Leysen trok naar Mapei-GB en Tom Steels slaat in 1996 dezelfde richting in. “De wielerploeg beantwoordt daarmee aan de doelstellingen. Jongeren vinden een nieuwe job waarin ze kunnen doorgroeien, maar bovendien vond de overheid hier een prima promotiemiddel. Vlaanderen 2002 werkt ook als motor : door de resultaten van de renners in de ploeg, willen we ook aan de basis het aantal sportbeoefenaars verruimen. De manier waarop we die drie doelstellingen invullen, rechtvaardigen een jaarlijks budget van 22 miljoen frank. Zelfs al houden critici vol, dat dergelijke investeringen niet tot de taak van een overheid behoren. “

In elk geval groeide door de wielerploeg het besef, dat sport ook de overheid de nodige uitstraling kon brengen. Leroy : “De projekten zijn méér dan alleen maar een initiatief vanuit Tewerkstelling. We kozen bij het opstarten van de wielerploeg bewust voor verruiming door vijf van de zeven ministeries als financier aan te trekken. We streefden daarmee naar een koherenter sportbeleid, dat ook buiten het ministerie van Kultuur zijn weerklank had. “

In princiep wordt het projekt voortgezet. “Normaal gezien, gaat de wielerploeg nog vier jaar door. Minister Theo Kelchtermans (CVP) van Tewerkstelling zegde zijn steun toe en ook de andere ministeries staan erachter. Zolang we het koncept en de grootte maar behouden : we moeten de opleiding en de doorstroming blijven verzorgen. We willen blijven werken aan jongens als Wim Feys, of sleutelen aan de toekomst van Mario Aerts of Glenn d’Hollander. Het is niet de bedoeling dat de ploeg in vedetten investeert. “

STATUUT.

Vlaanderen heeft dus zijn wielerploeg, de overheid steunt ook de Belgische voetbalbond in zijn Euro 2000-projekt. Recent kwam daar ook het Topsport Vlaanderen 2002-projekt bij. Voor Tewerkstelling gold de wielerploeg nog als een ruilovereenkomst : de administratie spaarde de werkloosheidsuitkering uit, maar verbond zich tijdelijk tot het betalen van het minimumloon dat in de wielerwereld geldt. Voor de andere sporters binnen het kader van Topsport Vlaanderen 2002 gaat de overheid een stap verder : die krijgen zelfs een loon uitgekeerd dat in verhouding tot hun diploma staat. Dat lost een acuut probleem van de Belgische topsport op : al te vaak konden atleten niet voluit voor hun sport leven, omdat ze moesten stempelen en bijgevolg niet in orde waren met hun sociaal statuut.

Precies voor die atleten creëerde de overheid nu een vangnet : ze kunnen desgevallend terecht in het Topsport 2002-projekt om zich een sociaal statuut van werknemer aangemeten te zien. “Toenmalig minister van Tewerkstelling Leo Peeters (SP) en kultuurminister Hugo Weckx (CVP) beslisten in overleg met het Bloso om een tewerkstellingsprojekt voor topsport goed te keuren, ” legt Carla Galle uit. “Bloso fungeert daarin als werkgever, maar het projekt krijgt zijn financiële weerslag op de begroting van Tewerkstelling. In het projekt is plaats voor vijftien topsporters, die een normaal loon krijgen volgens hun diploma en waarbij in gemeenschappelijk overleg tussen alle partijen wordt onderzocht of ze bovenop hun sportieve taken, ook voor publicitaire doelstellingen ingeschakeld kunnen worden. Maar dat komt op de tweede plaats : a priori verwachten we alleen dat ze trainen en presteren. “

De vijftien plaatsen zijn nog niet volledig bezet. Atleet Patrick Stevens, roeier Luc Goiris, judoka Heidi Goossens, badmintonner Pedro Vanneste en de mindervalide waterskiër Peter Brepoels waren erbij van het eerste uur ; turner Jürgen Van Eetvelt, kajakster Delphine Van de Venne, karateka Pascale Peeters, rolschaatser Frank Fiers en powerliftster Ingeborg Marx volgden. Zwemmer Hans Bijlemans voegde zich als voorlopig laatste bij het lijstje, binnenkort komen er nog vier bij.

“We hebben in elk geval een forse stap vooruit gezet, ” vindt Luc Goiris, industrieel ingenieur van opleiding. “We krijgen alle tijd en faciliteiten om te trainen, we zijn in orde met sociale zekerheid en pensioenen en bovendien worden we nog betaald ook. ” Paradoksaal genoeg geeft Goiris als grootste voordeel “dat we door dit projekt onze aandacht niet per se de hele dag bij onze sport hoeven te houden. Voordien was er voor mij alleen maar roeien. Nu kan ik door mijn werk binnen het Bloso-centrum van Hazewinkel geregeld mijn gedachten verzetten. En ik verricht nuttige arbeid : ingenieurswerk binnen de dienst infrastruktuur. Zo blijf ik ook een beetje mee met de evoluties in mijn werkgebied. Maar sport blijft op de eerste plaats komen. “

De atleten binnen het projekt hoeven zich geen zorgen te maken. De eerste evaluatie volgt pas eind 1996 of zelfs eind 1997. Galle : “We willen ons niet alleen beperken tot olympische sporten, maar nemen ook de atleten voor de wereldspelen in aanmerking. Het kontrakt van de atleten loopt tot Atlanta ’96 voor de olympische atleten, maar biedt ze daarna nog tot december 1996 uitloopperiode. Voor de geselekteerden voor de wereldspelen hanteren we hetzelfde criterium, maar zij blijven tenminste tot 1998 in dienst. Telkens met mogelijkheid om hun kontrakt te hernieuwen. “

De uitverkiezing van de topsporters vloeit voort uit onderling overleg. Daarbij werden objektieve selektiecriteria gehanteerd. “De elitesporters moeten in hun discipline bij de beste 24 atleten van de wereld behoren, ” geeft Galle aan. “Daarom wordt het kontingent elitesporters en topsporters ook elk jaar opnieuw besproken. In één adem duiden we ook een aantal beloftevolle jongeren aan. Want als, bijvoorbeeld, Brigitte Becue, Fredje Deburghgraeve en Stefaan Maene over enkele jaren afhaken, moet er een nieuwe generatie zwemmers klaarstaan. Daarom moeten de bonden nadenken over hun topsporters en het beleid dat ze rond hen struktureren. Door permanent overleg dwingen we ze daartoe. In het kader van 1996 is het overleg met de federaties trouwens op dit moment volop aan de gang. “

Ondertussen valt wel op, dat enkele bekende topsporters uitblinken door afwezigheid. “Omdat Topsport Vlaanderen 2002 een oplossing zoekt voor toppers die met hun statuut worstelen, ” verklaart Carla Galle. “Ulla Werbrouck of Brigitte Becue hoefden we niet in het projekt onder te brengen, want die hadden via respektievelijk de judobond of het Belgisch Olympisch en Interfederaal Komitee (BOIK) al een oplossing gevonden. Wij gingen op zoek naar werkloze topsporters die hun voorbereiding in het gedrang zagen komen. “

UITZENDKRACHTEN.

Daar horen de atleten van het Belgian Olympic Team duidelijk niet bij. Zij varen onder de vlag van het BOIK en krijgen een gelijkaardige behandeling als hun kollega’s binnen Topsport Vlaanderen 2002. Alleen komt hun loon uit de kas van het BOIK of een van zijn partners. Die nationaal gestruktureerde instelling spendeert al zeventien jaar een flink deel van zijn budget aan de begeleiding en tewerkstelling van topsporters. Ze krijgt daarvoor een helpende hand van onder meer Randstad Interim toegestopt. “Hoeveel we precies in het Olympic Team investeren, valt niet te berekenen, ” zegt sekretaris-generaal Guido De Bondt van het BOIK. “De investeringen van het BOIK in topsport maken deel uit van een complex geheel. Onder meer ook bij de judoka’s komen we tussen. Het Olympic Team vertegenwoordigt slechts een fraktie van onze inspanningen. Het is een levende lijst, die voortdurend wordt geëvalueerd. Atleten uit de olympische preselektie maken er deel van uit. Ze hebben minstens één keer het olympisch selektieminimum gehaald. “

Die atleten, een twaalftal in totaal, krijgen vaak kontrakten van korte duur. “De meeste binden we voor twee, drie maanden aan het BOIK of aan een van onze partners. Enkelingen bieden we een meer langdurige verbintenis aan. ” Enkelingen zoals Frederik Deburghgraeve. De dubbele Europese schoolslagkampioen prijkt tot eind 1996 met zijn bijna kale knikker op de sponsoraffiches van een BOIK-partner. “Er is een ongeschreven afspraak dat we tot Atlanta op die manier verder kunnen, ” meldt de zwemmer uit Roeselare. “Maar we moeten wel elke maand een nieuw bediendenkontrakt met Randstad Interim tekenen. Die lenen ons dan uit aan het BOIK. In princiep is ons kontrakt maandelijks opzegbaar. Het kontrakt stipuleert geen konkrete tegenprestaties, wel wordt onze inzet geregeld geëvalueerd. Als we zes, zeven maanden niks van ons laten horen, vliegen we er onherroepelijk uit. ” Deburghgraeve ondervindt geen enkele hinder van het wankele van die situatie. “Het is een kwestie van wederzijds vertrouwen. En bovendien : het was kiezen of delen. “

SUBSIDIES.

Geld vrijmaken voor werkgelegenheidsprojekten betekent niet dat de subsidiepot voor de bonden afgeroomd wordt. Die moeten namelijk ook voor de faciliteiten van hun atleten zorgen.

Het subsidiëringsbeleid voor topsporters bij Bloso richt zich alleen op Vlaamse atleten in Vlaamse federaties. Galle : “Wielrenners en voetballers vallen bij Bloso uit de boot, omdat die deel uitmaken van unitaire sportfederaties. Bloso en zijn Franstalige tegenhanger, Adeps, kunnen louter gesplitste bonden subsidiëren. Maar Adeps voert wel een andere koers dan Bloso. Ze maken, bijvoorbeeld, veel geld vrij voor het tafeltennis, dat daar bij gratie van Jean-Michel Saive razend populair is. En ik denk dat ze ook iets minder geld in topsport pompen dan wij. ” In totaal kunnen de Vlaamse bonden topsportsubsidies opstrijken voor 330 atleten. In de plaats van 2.200 atleten vroeger. Dat bewijst dat het topsportbeleid bijgestuurd is. “Het werd vooral veel selektiever. Achttien sportdisciplines zijn behouden, ingedeeld in drie kategorieën. In atletiek, judo, gymnastiek, roeien, tennis, volleybal en zwemmen wordt het meest geïnvesteerd. Tot een maximale subsidie van zeven miljoen frank. Dat geld dient voor stages voor de elite-atleten en de beloftevolle jongeren, die de federatie selekteert volgens een duidelijke beleidslijn.

Want daar ligt een ander verschil : op het niveau van de koördinatie. Die is veel beter dan vroeger : Bloso, de federatie en het BOIK investeren niet langer nààst, maar in onderling overleg met elkaar. Dat gebeurt in de zogenaamde ABCD-kommissie, waarin Bloso met Adeps, het BOIK en de Duitstalige gemeente rond de tafel zitten. Dat leidt tot een veel efficiënter besteding van de middelen. “

De speciale bijdragen voor topsport zijn geen extraatjes die de atleten zelf opstrijken. Ze moeten dienen om reiskosten te vergoeden, trainers te betalen, deelnames aan kompetities te waarborgen. Galle : “De toelagen voor topsport worden niet uitgekeerd aan de atleten, maar aan hun federaties, die dat geld in begeleidingsprogramma’s pompen. We betalen voor die bonden vaak de hele topsportwerking. Bondscoach Jean-Marie Dedecker kan met zeven miljoen frank toch al een paar Japan-stages voor zijn judoka’s organizeren, denk ik. “

Ondanks alle initiatieven blijft nog altijd een handvol sporters tussen twee stoelen steken. Daarom sluit Galle niet uit dat Topsport Vlaanderen 2002 nog groeit. “Voorlopig beperken we ons tot de individuele sporten, omdat er onvoldoende plaats was om ook ploegsporters onderdak te bieden. Als minister Kelchtermans het projekt in de toekomst zou uitbreiden, nemen we vermoedelijk ook die mensen in het klubje op. ” Carla Galle heeft goede hoop. “Er groeide de jongste paar jaar bij de publieke opinie meer aandacht voor de topsporters. We komen van ver, want vroeger ging alle aandacht naar voetbal en een heel klein beetje naar wielrennen. De prestaties van onze sporters vestigden de aandacht op hun situatie en schudden ook de overheid wakker. “

Daardoor verstomde ook de roep naar een apart ministerie voor sportbeleid. Omdat, zo vinden de specialisten, dat door de staatshervorming niet kàn, maar omdat de staatsstrukturen de problemen momenteel uitstekend opvangen. “Een apart ministerie is niet haalbaar, ” meent Fons Leroy, “omdat België zijn specifieke staatsstruktuur heeft. Bovendien is het ook niet echt nodig, nu de drie gemeenschappen voor nationale reglementen rond de tafel gaan zitten binnen ABCD. Die raad bespreekt en ratificeert alle voorstellen tot regelgeving. De federalizering van de sport werkt niet meer remmend voor de ontwikkeling. De dynamiek speelt nu in drie verschillende regio’s. Als het in Vlaanderen stilvalt, trekt Wallonië ons over de streep. En omgekeerd. “

“Ik geloof niet dat we nog zitten te wachten op een unitair sportbeleid, ” bevestigt Carla Galle. “Door de koördinatie binnen ABCD zijn de onvolkomenheden opgevangen. Het parastatale Bloso werkt trouwens beter dan een sportadministratie dat zou kunnen. Wij zijn eigenlijk een apart en autonoom ministerie, maar dan een dat veel gemakkelijker dynamisch kan inspelen op tendenzen in de sportwereld. “

Frank Demets

Ploegleider Roger Swerts verleent assistentie aan kopman Luc Roosen (foto links) : Vlaanderen 2002 is een wielerteam met politieke inbreng, getuige de ministeriële aanwezigheid op de ploegvoorstelling (Johan Sauwens en Leo Peeters, uiterst links op de foto hierboven).

Frederik Deburghgraeve : een kontrakt als uitzendkracht tot eind 1996.

Luc Goiris : roeien met de riemen die je krijgt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content