Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Peter Post moet wellicht afscheid nemen van de wielersport. Zijn zoektocht naar een sponsor levert geen sukses op. De tijd dringt.

PETER Post thuis in Amstelveen : een leven in peis en vree. Geen hektische toestanden, geen stress en spanning, geen afmattende verplaatsingen. Maar de rusteloze Post geniet niet echt van die stilte, het nomadenbestaan blijft trekken. De wielersport is voor hem een levensnoodzakelijke drug, ook na meer dan veertig jaar borrelt en woelt dat nog altijd in hem rond. Toch lijkt de deur nu dichtgeklapt. Want Post, de aartsvader van de zakelijkheid in de wielersport die sinds 1974 mocht werken met multinationals , vindt niet langer een broodheer. Althans, geen bedrijf dat hem (en zijn renners) voor minimaal vier jaar zekerheid garandeert ; een firma die overtuigd is van de wielersport als reklamemiddel en daarom wil investeren. De meeste kontakten bleven al hangen na de eerste, verkennende gesprekken.

Voorlopig keerde Post (62) de wielersport de rug toe. Toen het seizoen hier begon met de Omloop Het Volk, was hij met vakantie op het Spaanse eiland Lanzarotte. Als de renners zondag over de kasseien van de Ronde van Vlaanderen dokkeren, zal hij thuis voor de televisie zitten. “Als je ergens komt moet je telkens weer op dezelfde vragen antwoorden, daar voel ik niets voor, ” zucht hij.

Maar voor een gesprek bij hem thuis neemt Peter Post alle tijd. Aan de muur van de woonkamer hangt een groot schilderij van een renner in het shirt van Raleigh, de legendarische ploeg die een nieuwe manier van koersen introduceerde door als voorloper van het huidige systeem de verantwoordelijkheid over verschillende kopmannen te spreiden. In de hall prijkt dan weer een foto die refereert aan de grootste triomf van Peter Post : een zege in Parijs-Roubaix, in 1964, waarin de baanrenner (65 zesdaagse-overwinningen) op de piste van de Noordfranse stad in een spurt met vier onder meer de toenmalige wereldkampioen Benoni Beheyt achter zich liet.

Herinneringen uit een lang vervlogen verleden. Maar Post, die zijn carrière bouwde op wilskracht en op de fiets vaak oogde als een stuk ellende, is geen man die van het verleden leeft. Hij kijkt naar de toekomst. En die ziet er voor hem niet rooskleurig uit. Het voornemen om in 1996 een gloednieuwe ploeg te bouwen rond Wilfried Nelissen, het voorlopig bij Lotto ondergebrachte speerpunt, is nog altijd aanwezig. Maar de uitvoering van deze plannen staan op de helling. Het is tekenend voor de gewijzigde verhoudingen in het wielerland : Peter Post, de peetvader van de commerce in de wielersport, kan alleen maar lege handen voorleggen.

– PETER POST : Ik mis de wielersport, het onrustige gevoel voor een wedstrijd, de gesprekken met de renners, de stress. Ik ben altijd een man van spanningen geweest, al had ik de afgelopen jaren al een stap teruggezet door het werk van ploegleider over te laten aan Walter Planckaert en Theo de Rooy. Dat betekent dat er op een gegeven moment al een soort tussenfaze in mijn leven kwam, die het een stuk gemakkelijker maakt om er een jaartje tussen uit te knijpen. Want de mogelijkheid dat ik terugkom bestaat nog altijd. Ik ben een vechter, ik geef niet zo gauw op. Maar op dit moment is er niets konkreets, dat moet ik durven toegeven. Dat knaagt aan me. Want ik wil weer de zenuwachtigheid van een wedstrijd voelen, die massage-olie ruiken, in een auto achter het peloton hangen. Die betrokkenheid is er nu niet. Daarom zal je me dit seizoen nauwelijks op wedstrijden zien, ik heb daar niets verloren. In september was er een sponsor, heel even leek dat in orde te komen, maar alles moest nog voor de voltallige raad van bestuur worden besproken en dan weet je : als zaken op de lange baan worden geschoven, dreigt het niets te worden.

– Een week of twee geleden heette het dat u heel dicht stond bij een overeenkomst met de Nederlandse PTT.

– POST : Ik heb dat bericht meteen formeel tegengesproken, daar was echt niets van aan. In zo’n periode worden er allerhande voorbarige konklusies getrokken. Je praat op de één of andere receptie met iemand van de PTT en meteen lees je : Post heeft een nieuwe sponsor.

– Had u verwacht dat het zo moeilijk zou worden om een nieuwe sponsor te strikken ?

– POST : Ik had dat wel ingekalkuleerd, ja. Dat heeft niet zozeer te maken met de ekonomisch mindere periode waarin we leven, dat is altijd zo geweest. Wat er nu bijkomt, is dat de sponsoring ontzettend toenam, niet alleen qua sport, maar bijvoorbeeld ook qua kultuur. Er kan tegenwoordig geen koncert meer georganizeerd worden of er komt een sponsor bij kijken. Je moet geluk hebben, nog meer dan vroeger. In wezen zoek je naar een naald in een hooiberg. Je moet tegen een bedrijf aanlopen dat op dat moment overtuigd is van de wielersport als geschikt item om publiciteit te maken. Indien je ze zelf moet overtuigen, zelf moet over de streep trekken, dan loopt het verkeerd af. Als ik met een ploeg begin, stel ik bepaalde voorwaarden : er moet vertrouwen zijn en een grote financiële armslag. Want je moet niet alleen investeren in renners, maar ook in het personeel. Dat is altijd mijn uitgangspunt geweest : voor een omkadering zorgen met topmensen. En werken vanuit een gedegen struktuur. Ik vind dat er op dat vlak nog heel veel kan veranderen in de wielersport. Vooral België geeft op dat gebied een voorbeeld van hoe het niet moet. Er zijn weinig ploegen met een geraamte. Je hebt acht of negen ploegen maar eigenlijk prezenteert alleen Lotto zich naar buitenuit op een redelijke manier. Daarom vind ik het betreurenswaardig dat andere mensen zich geroepen voelden om daar Frank Vandenbroucke weg te halen. Als je ziet hoe die affaire werd opgeklopt door de dagbladen, als je konstateert hoe gemakkelijk het tegenwoordig is om iemand weg te lokken : dat lijkt me heel schadelijk voor de wielersport. Op deze manier zorg je voor heel veel argwaan.

– Maar Vandenbroucke wilde niet bij Lotto blijven om de bekende redenen : hij kon het niet langer vinden met zijn oom Jean-Luc, de sportdirekteur. En hij vond dat de medische begeleiding te wensen overliet.

– POST : Dat zijn verontschuldigingen, daar moet ik echt mee lachen. Bij Lotto rijden nu ook renners van mij. Je denkt toch niet dat Wilfried Nelissen en Marc Sergeant naar daar gaan als ze geen goeie werkvoorwaarden aantreffen. In dat soort situaties merk je altijd dat men er van alles en nog wat bijsleept en nooit doordringt tot de essentie van de zaak. En die is in dat geval heel simpel : die jongen werd aangezet tot die overgang, dat is zuiver een kwestie van geld. Alleen daardoor heeft Frank Vandenbroucke zich laten overhalen, iets anders maak je me niet wijs. Dat valt me erg tegen van die jongen. Ik vraag me zelfs af : word je met zo’n mentaliteit wel toprenner ? En daar dan allerhande ekskuses blijslepen. Maar het is natuurlijk altijd zo dat een renner naar buitenuit nooit over geldzaken wil praten. Terwijl je gewoon moet durven zeggen : ik ga naar die andere ploeg omdat ik meer kan verdienen. Volgens mij moet een jonge renner ook rekening houden met het land waarvoor hij rijdt, met het gegeven dat de wielersport daar populair is maar nu even een mindere periode doorworstelt. Pak in België de ploeg van Lotto weg en de hele zaak stort in mekaar, de gevolgen zijn dan misschien niet te overzien. De andere sponsors stijgen niet boven het regionale niveau uit.

– Je hebt toch GB ?

– POST : Dat noem ik geen sponsor, dat is een co-sponsor. Co-sponsors springen van de hak op de tak, gaan konstant in zee met andere bedrijven. Zelf hebben ze nog nooit een ploeg gedragen. Natuurlijk beschikt GB over een sterke Belgische kern, maar in feite rijden die renners in Italiaanse loondienst. Al is dat een renner als Johan Museeuw uitermate ten goede gekomen. Museeuw is een uitstekend renner, hij zal de komende dagen in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix weer vooraan knokken. Hij heeft ook de potentiële mogelijkheden om Luik-Bastenaken-Luik te winnen, al zie ik dat in de huidige omstandigheden nog niet zo gauw gebeuren. Niet omwille van het parkoers, maar omdat hij in Luik-Bastenaken-Luik met nieuwe en frisse renners wordt gekonfronteerd. Niettemin vind ik dat Museeuw te weinig uit zijn mogelijkheden haalt.

– Waar ligt dat aan ?

– POST : Misschien rijdt Museeuw te veel voor het geld. Ik hoorde hem vorig seizoen zeggen : nog een jaar of twee, drie en ik stop ermee. Daar stel ik toch vragen bij. Ik begrijp ook niet goed dat Museeuw zo weinig uitstraalt op het publiek, de mensen vallen niet achterover van zijn prestaties. Maar voor hem hoeft dat ook niet, Museeuw is tevreden met het leven dat hij leidt. Maar het is een renner die veel meer klassiekers had moeten winnen. Een paar jaar geleden polste ik hem eens om bij ons in de ploeg te komen, maar hij was toen al niet betaalbaar.

– U hebt lang met multinations gewerkt die in hun aanpak duidelijk kozen voor kontinuïteit. Was het achteraf geen fout om in zee te gaan met een ploeg als Histor-Laser die per se Franse renners in de ploeg wilde ?

– POST : Achteraf bekeken misschien wel. Want als je de Franse kultuur kent, dan weet je dat die niet verenigbaar is met de onze. Een Fransman heeft een speciale mentaliteit. Die spreekt altijd van demain. Als je daarmee niet uitkijkt zit je in Putte-Kapellen en is het seizoen gedaan. Zo werkt het natuurlijk niet. Ik heb vaak tegen die gasten gezegd : als jullie om geld komen vragen en ik spreek altijd maar van morgen, wat zouden jullie dan zeggen ? Maar dat hielp niet. Frankrijk kent nog altijd de mooiste wielerwedstrijden maar het gekke is dat ze die allemaal gebruiken als voorbereiding op de Tour, op die ultieme drie weken waarin het wel moet gebeuren. Als het in het voorjaar slecht weer is, dan verdoemen ze het om te koersen. En hou dan maar eens die Belgen en die Nederlanders aan de gang. Zo’n botsing van kulturen, dat had ik nog nooit eerder meegemaakt. Terwijl ik toch al met andere renners werkte : Russen, Duitsers, Italianen. Die laatsten zijn een toonbeeld van beroepsernst. Hoewel we bijvoorbeeld aan iemand als Maurizio Fondriest wel moesten schaven. De Italianen domineren nu, maar toen Fondriest bij ons kwam, wisten we niet wat we zagen. Hij kende weinig van het vak, hij voelde de wedstrijd absoluut niet aan. En als het regende wilde hij niet rijden, ze hadden hem daartoe vroeger nooit verplicht.

– Maar inmiddels is er over de hele lijn sprake van een Italiaanse explosie.

– POST : Het opmerkelijke daarbij is dat ze niet alleen winnen, maar bovendien ook nog eens beslag leggen op de ereplaatsen. En ze kontroleren en domineren de wedstrijden. Terwijl een Belg of een Nederlander die een koers wint, dat veelal vanuit een afwachtende houding doet. Dat soort overwinningen hebben me altijd gestoord. Mijn uitgangspunt is altijd : je moet niet winnen, maar ook meedoen. Ze begrepen vaak niet waarom wij altijd op kop reden, dat werd vaak naïef genoemd. Maar ik verplichtte mijn renners om de koers te maken omdat ik voor spektakel wilde zorgen.

– Wat ligt aan de basis van de Italiaanse opmars ?

– POST : Heel simpel, de jeugdopleiding. Daar houden veelal oud-renners zich met de jongeren bezig. Terwijl dat bij ons mensen zijn die niets van het vak kennen, die de renners intomen in plaats van ze voluit te laten gaan. Hoeveel keer gebeurt het niet dat jongeren te horen krijgen dat ze zich moeten sparen voor de spurt ?

– Maar dat was toch vroeger ook zo.

– POST : Inderdaad, toen was er ook geen opleiding. Maar wij konden het verschil maken door onze mentaliteit. Inmiddels pasten de andere landen zich echter aan, overbrugden ze hun achterstand door te investeren in de opleiding. Kijk maar eens naar de Italiaanse ploegen : die worden door hun ploegleiders stuk voor stuk verplicht om te rijden. Je kan dat van die renners ook gerust vragen, ze zijn in hun opleiding niets anders gewoon geweest. Natuurlijk worden deze renners geholpen door een enigszins andere trainingsmetodiek. Maar doorslaggevend is dat niet, dat kan hooguit vijf procent schelen. Als trainen met een hartslagmeter zou volstaan om de top te halen, dan zou het natuurlijk niet moeilijk zijn. De basis wordt al eerder gelegd, en op basis van twee vragen. Wil een renner 24 uur per dag voor het vak leven ? En wat vraagt mijn lichaam om optimale prestaties te leveren ? Als je renners alles moet voorkauwen, zit je niet goed. Al maakte ik renners van 32 jaar mee die hun lichaam niet eens kenden. Zoiets lijkt me in Italië ondenkbaar. Maar daar zijn ze van nature uit heel nieuwsgierig en heel kreatief. Ze improvizeren graag, je konstateert dat niet alleen in de sport. En dat verklaart ook waarom ze open staan voor een andere manier van trainen. Bij ons moet er al heel veel gebeuren voor een renner zijn manier van werken korrigeert. Maar weet je wat ik hier de afgelopen jaren vooral miste ? De liefde voor het vak. Ook daarin zijn de Italianen ons voor. Niet alleen bij de renners zelf, ook in hun omgeving. Als je bijvoorbeeld zou zien hoe die vrouwen van die Italiaanse renners koken, hoe ze in de voeding rekening houden met de carrière van hun man.

– Maakte dit het voor u niet moeilijk om te funktioneren ? Vroeger werden uw driftbuien door iedereen gevreesd, maar de afgelopen jaren leek u veel milder geworden te zijn.

– POST : Je kan natuurlijk niet meer met mensen omgaan zoals tien jaar geleden. Ik wendde het kleineren van iemand heel vaak aan als strategie. Maar dat past niet meer bij deze tijd. Ook al haalde ik daar vaak veel sukses mee. Een Frank Hoste, bijvoorbeeld, helemaal afkraken en hem vervolgens Gent-Wevelgem zien winnen. Ik vroeg me na zo’n scheldpartij vaak af : ga ik niet te ver, overschrijd ik bepaalde grenzen niet ? Ik kan me een Parijs-Roubaix herinneren waarin Jean-Marie Wampers op de vooravond van de wedstrijd twee dozen met gebak uit zijn auto haalde. Toen vroeg ik : wat moet je daarmee ? En hij zei : ik ben jarig. Toen kon ik me niet meer beheersen, ik heb hem aangepakt, het was echt vreselijk. Ik was achteraf beschaamd over mezelf. Maar de volgende dag wint Wampers wel Parijs-Roubaix.

– Ook tegen Nelissen durfde u weleens uitvliegen ?

– POST : Omdat Nelissen een renner is die je wakker moet houden. Die jongen heeft zoveel kwaliteiten, maar hij kiest bij momenten de gemakkelijkste weg. En dat moet eruit. Ik zeg altijd : een renner die er niet in slaagt een Ronde van Frankrijk uit te rijden, dat is geen renner. Nelissen is dat tot dusver nog niet gelukt. Dat heb ik hem vaak voorgehouden. Op een keiharde manier.

– Die houding heeft u niet bepaald veel vrienden opgeleverd.

– POST : Daar heb ik nooit zwaar aan getild. Je moet vriendschap relativeren. Als je elkaar nodig hebt, dan ga je goed met elkaar om. En als dat niet meer het geval is, dan verwatert dat. Ik heb weleens gezegd dat ik de voorkeur geef aan vijanden. Omdat die je verplichten te presteren, alert te blijven. Anderzijds moet ik toch ook niet zo’n verschrikkelijk veeleisende man geweest zijn. Ik konstateer dat het personeel altijd met mij bleef werken. En dat de renners maar weggingen toen ze zich echt financieel konden verbeteren. De anderen bleven graag. Heel graag.

– Zoals Nelissen met wie u voor volgend jaar een kontrakt heeft. Wat gebeurt er als u geen nieuwe sponsor vindt ?

– POST : Dan moet ik er een punt achter zetten. Maar daar ga ik niet vanuit. Ook al weet ik dat de tijd dringt. Als ik binnen twee maanden nog niets heb, dan moet ik er een kruis over maken.

– Loopt u nu zelf potentiële sponsors af ?

– POST : Nee, dat doe ik niet. Zo’n kontakten komen er toevallig, dat gaat altijd zo. Neem nu de manier waarop ik aan die carrière van ploegleider ben begonnen. Ik werd destijds door Raleigh gevraagd om een paar Engelse renners te begeleiden. En vervolgens stamp je dus zo’n ploeg uit de grond waarmee je tien jaar doorgaat. En vervolgens werk je nog negen seizoenen met Panasonic. Ik ben altijd voor langdurige overeenkomsten geweest. Als een sponsor maar één of twee jaar in de wielersport wil blijven, dan hoeft hij er eigenlijk niet aan te beginnen. Daarom zoek ik ook nu weer een bedrijf waarmee ik een kontrakt van vier jaar kan maken. Maar ik weet dus niet of het lukt.

– Het zou wel raar zijn : na zo’n imposante carrière als ploegleider op die manier uit het peloton verdwijnen.

– POST : Ik beëindigde ook mijn aktieve carrière op een merkwaardige manier : in de zesdaagse van Rotterdam viel ik in volle aflossing. Terwijl ik nog twee jaar wilde koersen, ik voelde me nog heel scherp. Maar dat soort dingen bepaal je nooit zelf, het toeval stuurt je in een bepaalde richting. Eigenlijk had ik in het leven maar één ideaal : ik wilde slager worden, een hele keten van winkels uit de grond stampen. Maar het liep dus enigszins anders.

– En dat heeft u zich nooit beklaagd.

– POST : Absoluut niet. Ook al kan ik nog altijd geen slagerij voorbijstappen, zonder dat ik even naar het uitstalraam kijk.

Jacques Sys

Zondag is het weer Ronde van Vlaanderen, maar volgens Peter Post geeft de Belgische wielersport “het voorbeeld van hoe het niet moet. “

Peter Post : “Overwinningen vanuit een afwachtende houding storen me. “

Maurizio Fondriest valt aan in Milaan-Sanremo en krijgt de latere winnaar Laurent Jalabert in zijn rug. Post : “Toen Fondriest bij ons kwam, voelde hij de koers niet aan. “

Johan Museeuw, kapot na zijn nederlaag in de Ronde van Vlaanderen van vorig jaar. Post : “Misschien rijdt Museeuw te veel voor het geld. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content