Gesprek met dokter Manfred Donike over sport en doping : “Doping maakt dommer. “

IN DE SCHADUW van het voetbalstadion van de 1. FC Köln is de Deutsche Sporthochschule gehuisvest. De studenten ervan wonen langs de Aachener Weg, in een blok dat, toepasselijk of toevallig, Doping heet. In het hoogste van de campusgebouwen zit het Institut für Biochemie ondergebracht. Het instituut verwierf in de voorbije decennia faam in het dopingonderzoek, vooral onder impuls van zijn éminence grise, dokter Manfred Donike. Het kantoor van de biochemicus bevindt zich hoog op de zevende verdieping, pal naast de valvas van de afdeling. De cartoon op zijn knalgele deur toont twee honderd-meterlopers die ongelijke startposities innemen. Twee kommissarissen diskussiëren over het kompromis : de lopers zonder anabolica krijgen een handvol meters voorsprong op hun wél behandelde konkurrenten.

– MANFRED DONIKE : Het Institut für Biochemie gaat verder dan uitsluitend dopingonderzoek. Mijn expertise is biochemische analyse, gaschromatografie en ontwikkeling van reagentia.

– Het uithangbord van het instituut blijft het dopingonderzoek.

– DONIKE : Alle hedendaagse metodes voor dopingonderzoek stammen uit onze laboratoria. Van 1970 tot 1974 ontwikkelden we hier een opsporingsmetode voor stimulantia, vanaf 1975 werkten we aan een opsporingssysteem voor anabolica en vanaf 1980 konden we ook extra doses testosteron en epitestosteron detekteren. We konden de schadelijke invloeden vaststellen van het gebruik van anabole steroïden : ze remmen de aanmaak van lichaamshormonen meetbaar af. Op dit moment kunnen we door profielanalyse uitmaken of iemand anabolica of hormoonpreparaten gebruikt heeft.

– Hoe zit het met het gebruik van andere stimulerende middelen ?

– DONIKE : Andere prestatiebevorderende stoffen zijn zo goed als uitgeroeid. In 1993 hadden we minder dan veertig amfetaminegevallen. De voorlopige statistieken voor 1994 schetsen hetzelfde beeld : ook vorig jaar was het aantal amfetaminegevallen een quantité négligable. Als ik bedenk dat in het verleden, voor de dopingkontrole amfetamines detekteerde, het hele peloton wielerprofs en 90 procent van de amateurs die gebruikte, dan merk ik dat we vooruitgang boeken. Het gebruik van dergelijke stimulerende verbindingen is in dit tijdperk alleen nog voorbehouden is voor de allermoedigste atleten en de grootste domkoppen.

– Kunnen dopingkontroles àlles terugvinden ?

– DONIKE : De meeste werkzame stoffen wél. Stimlulantia, narcotica en anabolica worden opgespoord. Bij anabole steroïden hebben we een probleem : die worden vaak op training genomen en zijn tegen de wedstrijden niet meer op te sporen. Daarom zijn we ook met trainingskontroles gestart. Dat lost het grootste deel van de problemen op.

– U gelooft dat het dopinggebruik overroepen is.

– DONIKE : Dat heb ik altijd gezegd. Bepaalde disciplines krijgen het verwijt dat er een tendens tot doping-mentaliteit zou bestaan. Maar ook in die sporten zijn er meer zuivere dan gedopeerde atleten. Roeier Rainer Eichel en Olympisch 5.000 meter-kampioen Baumann werden beschuldigd van dopinggebruik, terwijl die mensen al jaren in een piloot-projekt van de Duitse sportbonden zitten. Ze ondergingen in die tijd een twintigtal kontroles en werden geen enkele keer betrapt op dopinggebruik. Dat sterkt me in de overtuiging dat dopinggebruik veel minder verbreid is dan men wil veronderstellen.

– Hoe onetisch is het gebruik van doping ?

– DONIKE : Doping maakt atleten dommer. Omdat je hen wijsmaakt dat ze door een tablet sneller zal lopen of fietsen, wat lang niet altijd klopt. Omdat je een bijna-religieuze afhankelijkheid opwekt en daarmee de primaire doelstellingen van sportbeoefening verraadt. Sport moet atleten juist zelfstandiger maken, persoonlijkheid geven en niet afhankelijk maken, zelfs niet van een nepprodukt. Dopinggebruik is ook onetisch omdat de atleet er zijn lichaam mee verraadt, door stoffen toe te voegen die het lichaam al van zichzelf produceert als dat nodig blijkt. In de homeostase, het interne evenwicht van het menselijke lichaam, mag niet ingegrepen worden. Bovendien zijn er dan nog de gevolgen voor de gezondheid : toevoegen van werkende stoffen in een mensenlichaam kan problemen geven op elk gebied. In sommige gevallen is dopinggebruik zelfs ronduit misdadig : vrouwelijke sporters mogen bijvoorbeeld nooit anabolica toegediend krijgen. Anabolica mogen alleen in uiterste nood en volgens heel strenge criteria bij vrouwen gebruikt worden, vanwege hun virilizerende effekten.

– Hoe groot is het prestatiebevorderend effekt van doping ?

– DONIKE : Uitstekende onderzoekers kwamen tot de bevinding dat zelfs amfetaminen geen prestatieverhogend effekt hebben zonder bijkomende stimulansen. De belangrijkste reden voor het verbod op doping is trouwens niet de aangezwengelde prestaties. De media proberen daar de hoofdreden van te maken, maar in werkelijkheid liggen gezondheidsredenen aan de basis van de ban op doping. De Belgische anti-dopingwetgeving kwam er bijvoorbeeld in 1965, toen er zware schade bij wielrenners vastgesteld werden. Zelfs nieuwelingen grepen er in die tijd naar de amfetamines.

– Is het dopinggebruik verminderd of gebruiken atleten nu andere middelen ?

– DONIKE : Met twintig jaar geleden kunnen we niet vergelijken omdat er geen betrouwbare statistieken uit die tijd bestaan. Ik kan alleen zeggen dat de aard van doping grondig veranderd is. De problemen van deze tijd zijn bloeddoping en, in rechtstreeks verband daarmee, het fenomeen Epo. Er zijn ook de groeihormonen en misschien zelfs zwangerschapshormonen. Dit soort hormonale doping is niet altijd of onvoldoende kontroleerbaar. In die gebieden moeten we dus nog investeren. De Internationale Atletiekfederatie (IAF) begon daarom twee jaar geleden met het afnemen van bloedproeven. De organizatie verzocht haar leden ook om te ageren om het dopinggebruik in hun greep te houden. Het geval Ben Johnson in 1988 was een goede start. Maar bloeddoping blijft moeilijker op te sporen dan de traditionele middelen. Ook al omdat de sportwereld nog niet de evolutie heeft beseft. We moeten bij dopingonderzoek van statistische gegevens uitgaan. Bij traditionele doping vergelijken we de normale gemiddelde koncentratie lichaamsstoffen met een verhoogde koncentratie bij atleten. Bij bloeddoping moeten we een verhoogde koncentratie bloedkleurstof kunnen opmerken. Daar liggen de moeilijkheden : we hebben de analytische mogelijkheden om te meten en die worden in talloze grote ziekenhuizen dagelijks aangewend. Het probleem in het dopingonderzoek is de gegevensinterpretatie : we moeten die kwantitatieve resultaten met nulwaarden kunnen vergelijken om tot onweerlegbare konklusies te kunnen komen. Dat blijft voorlopig een moeilijke opgave.

– Omdat daar een etische kwestie meespeelt ?

– DONIKE : Ik geloof niet dat het etische probleem écht speelt. Akkoord, niet iedereen is opgezet met het idee van onverhoedse bloedproeven die zowel tijdens de wedstrijd als tijdens de training opgedrongen kunnen worden. Maar de etische tegenkanting komt niet van de atleten : die zijn voorstander van die kontroles. De organizatoren van de Memorial Ivo Van Damme, bijvoorbeeld, maakten al twee jaar na elkaar en met volle toestemming van de deelnemende atleten, bloedstaalnames verplicht. De atleten zijn vragende partij om nog meer kontroles te organizeren. Zij willen de dopingreputatie ook uit de sport.

– Toch hoor je in sportmiddens vaak klagen over de te lange lijst van verboden produkten.

– DONIKE : Dat fabeltje komt inderdaad elke keer terug. Dat klopt niet. Zoals Paracelsus al zei : de dosis maakt het gif. Dat geldt ook in deze materie. Eigenlijk staan er alleen werkstofgroepen op de verboden lijst. Het gaat in totaal om vijf stofgroepen : stimulantia, narcotica, anabolica, diuretica, bètablocks en corticosteroïden.

– Maar er staan ook kindergeneesmiddelen op de lijst.

– DONIKE : Dat is een slecht argument. We moeten ons afvragen of die bepaalde geneesmiddelen terecht aan kleine kinderen toegediend worden. Ik denk van niet. Bij mij is er bijvoorbeeld nooit efedrine-houdende hoestsiroop in huis. Ik vond het nooit nodig. Toch houden voorstanders van een verkorte lijst van verboden geneesmiddelen vol dat efedrine geen nevenwerkingen heeft. (Trekt een lijvige geneesmiddelengids uit de kast) Hier : lees maar. Hallucinaties, psychoses, schizofrenie, verslaving, enzovoort. Die effekten kan niemand in de doofpot stoppen.

– Ook de procedure van de kontroles ligt geregeld onder vuur. Vaak worden procedurele fouten ingeroepen om de atleet van een dreigende schorsing af te helpen.

– DONIKE : Het aantal procedurefouten bij dopingkontroles is heel gering. De fouten lijken belangrijk omdat ze altijd breed uitgesmeerd in de pers verschijnen. Bovendien blijkt het in die zeldzame gevallen vaak om bedriegers te gaan. Zoals bij de firma Katrin Krabbe en co, die dan nog met vervalste IAF-zegels werkte.

Ik denk dat de procedure vrij waterdicht is. De artsen moeten alleen leren om ze korrekt toe te passen. Bij getrainde artsen lukt dat aardig. Ik weet, bijvoorbeeld, dat er bij Olympische Spelen nooit procedurefouten gebeurden. Dat duidt toch op een sterke regelgeving.

– Beschuldigde atleten schuiven ook wel eens de verantwoordelijkheid af. Kunnen atleten gebruiken buiten hun wil ?

– DONIKE : De sporter is altijd verantwoordelijk. Wie onbewust doping neemt, heeft niet uit zijn doppen gekeken. Het gaat tenslotte om mondige, zelfstandige atleten. Dat impliceert dat zij ook kunnen nadenken over de aard en de gevolgen van hun medische begeleiding.

– Hoe dun is de grens tussen doping en medische begeleiding ?

– DONIKE : Dat is een probleem van medische etiek. In wielerkringen wordt wel eens gefluisterd dat niemand een Tour de France kan rijden zonder testosteron in te nemen. Je kunt ook niet ontkennen dat renners die bijna dagelijks hard trainen of wedstrijden rijden, een goede gezondheidsvoorzorg en gezonde verzorging nodig hebben. Ik betwijfel of de atleet daarvoor altijd een arts vandoen heeft. Een goede opvoeding van de atleet en een forse dosis gezond verstand kan hetzelfde effekt sorteren. We moeten ons afvragen of medische begeleiding niet vaak vervangen kan worden door adekwate voorlichting. Veel problemen duiken op door onwetendheid van atleten. Er wordt zoveel in het duister gelaten in kringen met financiële belangen in de dopingsektor. Vitamines en mineraalzouten zijn geen geneesmiddelen of doping, maar ze behoren tot het domein van de diëtiek. Optimale verzorging en aangepaste eetgewoonten zorgen dat het lichaam zelf die stoffen aanmaakt. Maar er worden hier in Duitsland hele handeltjes opgezet in zogenaamde Substitutionen, vervangmiddelen. Dat gaat zo ver dat er zelfs vervangprodukten voor water aangemaakt worden. Ik noem dat geen medische begeleiding, maar heel gewoon drinken. Drinken is bij mijn weten nog altijd geen medische handeling. Er heerst een bijna-babylonische spraakverwarring daarover. Een Nederlandse kollega zei ooit dat er geen betere mogelijkheid bestaat om dure urine samen te stellen dan dagelijks allerlei vitaminepilletjes te slikken. En hij had volkomen gelijk : alles wat de atleet er aan vitaminen inwerpt, komt er twee uur later via de urine weer uit. Je hébt je vitamine nodig, je minerale zouten en eiwitten. Alleen vraag ik me af of het in die hoeveelheden en via dat soort produkten moet. Ik heb gisteren nog becijferd hoe groot de winstmarges erop zijn : voor een kubieke meter water betaal je ongeveer vijf Duitse mark. Met het etiket van een mineraaldrank op de fles moet je tot zesduizend mark neertellen voor dezelfde hoeveelheid. Niet mis als winstmarge, dunkt me. Het wordt hoog tijd dat we dat soort toestanden ook bij de atleten inprenten. Niet alleen bij de beroepssporters trouwens.

– Hoe zit de toekomst van de sportdoping eruit ?

– DONIKE : De verwerking van hormonen zal toenemen. Dat zal ons de komende jaren voor problemen stellen. Bovendien zijn er een aantal voorbeelden bekend van atleten die van zichzelf al afwijken van de gangbare waarden. De atleten die de gemiddelde testosteronwaarden overschrijden, bijvoorbeeld. Zij overschrijden in nulwaarde al die waarde van 6. Wereldwijd kwamen een twintigtal gevallen aan het licht. Op honderdduizend jaarlijkse dopingkontroles is dat een fraktie van het totaal. Er zijn gelijkaardige afwijkingen in de koncentratie van groeihormonen mogelijk.

– Kan genetische doping de sport beïnvloeden ?

– DONIKE : Ik ken geen konkrete voorbeelden van genetische doping, maar ik heb de spekulaties ook al gehoord. Ik moet zeggen dat ik als biochemicus nogal skeptisch tegenover die geruchten sta. Als ik de genetika van de mens bekijk, zie ik weinig ruimte voor experimenten in die zin. Genetische doping is een groot woord waarmee sportfunktionarissen ons om de oren slaan om van andere problemen af te wijken. Een mens kan niet gemanipuleerd worden. Zo ver is de genetika nog niet gevorderd.

Frank Demets

Manfred Donike : “De atleet die doping gebruikt, verraadt in de eerste plaats zijn eigen lichaam. “

Manfred Donike : “De sporter is altijd verantwoordelijk. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content