Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Volgende zaterdag wordt op de renbaan van Aintree de Grand National gelopen. Al is dat na vorig jaar geen zekerheid meer.

Dat de honderd vijftigste editie van een zo oer-Brits instituut als de Grand National Steeplechase, vorig jaar niet ongemerkt voorbij zou gaan, stond bij voorhand vast. Maar dat zestigduizend toeschouwers en een paar honderd paarden op bevel van de politie halsoverkop uit de hippodroom moesten vluchten, dat was meer dan men had mogen hopen. Twee telefoontjes met een gecodeerde Ira-bommelding, meer was er niet voor nodig. In volle verkiezingsstrijd kon de overheid geen enkel risico nemen. Twee dagen eerder waren op de grote ringweg rond Birmingham al op het nippertje twee bommen onschadelijk gemaakt. Een dodelijke aanslag tijdens een nationaal hoogfeest als de National, was wel het laatste dat men vandoen had. De politie kamde heel het complex centimeter na centimeter uit. Duizenden auto’s moesten op de parkeerterreinen blijven staan, duizenden mensen werden verplicht een onvoorziene overnachting in Liverpool te boeken. Er werd geen bom gevonden.

De woede was groot, vooral bij gokkers en bookmakers, die samen 95 procent van de Britse bevolking uitmaken. Ook de resterende vijf procent was allerminst opgezet met deze laffe vorm van terroristische chantage. De kleurrijke trainster Jenny Pitman, al twee keer winnares van de National, sprak de mening van velen uit toen ze voor de televisiecamera’s verklaarde: “Die mannen van de Ira houden niet van paarden.” Jenny had enkele weken voordien met Mudahim de Ierse Grand National gewonnen. Na haar boze woorden besefte men tot op het hoofdkwartier van Sinn Féin, dat de aansluiting bij de republiek niet voor morgen zou zijn.

Het organisatiecomité van de Grand National liet er verder geen gras over groeien, in tegenstelling tot over de meeste hindernissen op het parcours. Twee dagen later werd de race alsnog gehouden, voor nog altijd meer dan twintigduizend toeschouwers. Zelfs premier John Major kwam per helikopter naar Aintree, een symbolische daad van verzet tegen het terrorisme en een – naar later bleek – al even symbolische poging om een electorale catastrofe af te wenden. Lord Gyllene beheerste met groot overwicht de race van start tot finish, en dat er met Tony Dobbin een Noord-Ier in het zadel zat, was de ironie van het lot.

Lord Gyllene werd getraind door Steve Brookshaw en was eigendom van Stan Clarke, een man die op zijn negende de school liet voor wat ze was, overdag werkte als slagershulpje en ’s avonds een handje toestak in een apotheek. Een combinatie die ook in de Belgische vleessector tot positieve resultaten heeft geleid. Op zijn vijftiende werd Clarke loodgietersgast, en op zijn 21ste investeerde hij zijn hele fortuin, 109 pond, in het opstarten van een eigen loodgietersbedrijfje. Dat was in 1955. Stan sluit de eeuw af als eigenaar van twee bedrijven die samen op honderd miljoen pond geschat worden, bijna zes en een half miljard frank. Hij bezit ook twee paardenrenbanen. Een voorbeeld voor eenieder van ons.

DE ZWAARSTE STEEPLE-CHASE

De Grand National werd voor het eerst gereden in 1836. Sinds 1847 heeft hij zijn vaste stek in Aintree, op twee Eerste-Wereldoorlogjaren na, toen in Gatwick werd gereden. De Grand National is niet alleen de oudste maar ook de zwaarste steeple-chase ter wereld. Zeven kilometer tweehonderd meter. Dertig keer over hagen van grote hoogte en diepte, soms met een beekje ervoor of erachter. De race, voorbehouden aan paarden van zes jaar en ouder, voert over zestien verschillende hindernissen, waarvan er veertien twee keer worden genomen. The Chair, de hoogste en breedste haag op het parcours, en The Water Jump, de laagste en smalste, worden enkel op het einde van de eerste ronde gesprongen. Bij het einde van de tweede ronde rijden de paarden erlangs in de plaats van erover. Ze verlaten dan de binnenbaan op het punt dat The Elbow wordt genoemd en waar minder flexibele deelnemers wel eens de fatale neiging hebben om toch maar rechtdoor te gaan.

De meest tot de verbeelding sprekende hindernissen liggen kort na elkaar aan de verste bocht op het parcours. Eerst heb je de angstaanjagende Becher’s Brook, de zesde en tweeëntwintigste hindernis in de race. Goed honderd meter verder wacht Foinavon, een verraderlijke haag, genoemd naar de winnaar van 1967, van wie wij verderop het verhaal zullen vertellen. Daarna wacht de Canal Turn, een hindernis die op zich al erg lastig is, en waar de paarden na het neerkomen onmiddellijk een hoek van bijna negentig graden moeten maken om dadelijk een nieuwe muur aan te snijden: Valentine’s Brook.

Die vier reuzen in de hoek van de baan zijn vooral gevaarlijk voor de jockeys, die er door de lucht zweven als papierslingers tijdens het carnaval van Rio. En dat is niet de bedoeling. Steeple-chase is omschreven als “de kunst om een paard tussen jezelf en de grond te houden”. Voor de paarden houdt elke hindernis op Aintree een risico in. Vooral het gevaar van de eerste spreekt voor zichzelf. Veertig losgeslagen energiebommen in een zakdoek, het is uitgesloten dat die allemaal op hetzelfde moment zonder brokken over dezelfde hindernis geraken.

Dierenrechtenactivisten zijn doorgaans vervelende mensen, maar met hun jaarlijkse protesten tegen te zware steeple-chases hebben ze geen ongelijk. Ook vorig jaar betekende de Grand National de dood voor twee van de veertig starters. Smith’s Band brak zijn nek, en Straight Talk moest worden afgemaakt na een beenbreuk. Toch was dat “maar” het negende dode paard sinds 1980. De selectie van het deelnemersveld is bijzonder streng geworden, zodat enkel goedgetrainde toppaarden aan de start komen. Ook het voorafgaandelijk medisch onderzoek wordt heel nauwgezet verricht. De gevaarlijkste hindernissen als Becher’s Brook zijn minder zwaar gemaakt. En tijdens de race zelf staat er een uitgebreid team dierenartsen klaar en zijn speciale dierenambulances voorzien om hulp te bieden.

Of paarden het graag doen of niet, is een eindeloze discussie. Voorstanders wijzen er telkens weer op dat paarden die hun jockey hebben afgeworpen, vrolijk mee blijven rennen en springen. Waarbij ze niet zelden nog wel volledige combinaties de pas afsnijden. Maar of dat een afdoend bewijs is… De stier in de Spaanse arena blijft ook op het zwaard van de stierenvechter lopen. Nu goed, geen enkele koe wordt graag geslacht, dat wil nog niet zeggen dat we haar daarom haar zin moeten geven.

Het protest van de dierenvrienden, hoe terecht ook, kan niet op tegen de enorme populariteit van dit evenement. Eerder zal de monarchie in Engeland verdwijnen, dan dat de Grand National zou worden verboden. De National is een mythe, die elk jaar weer tientallen miljoenen in de ban houdt. Er bestaan mensen, ze wonen meestal in de buurt van Liverpool, die alle honderd vijftig Grand Nationals van de eerste tot de laatste meter kunnen navertellen. Niet alleen de winnaars, hun jockeys, hun eigenaars, en hun trainers, en hun quoteringen – dat kan iedereen die van races houdt. Maar sommigen weten letterlijk alles. De BBC heeft ooit een quiz gehouden, een soort Master Mind, met een man die van alle honderd vijftig edities alle uitvallers kon opnoemen, plus de hindernis waar ze neergingen. De vragen waren simpel. De ondervrager noemde alleen een jaartal, bijvoorbeeld: “1952.” En dan begon die kerel: “Eerste haag: dat en dat paard. Tweede haag: niemand. Derde haag: die en die.” Geen enkele fout! Dit zijn uiteraard mensen die recht van spreken hebben, als het gaat over de Grand National.

EEN BOOKMAKER IS EEN ZAKKENROLLER

Het uitstellen van de race, vorig jaar, was uniek, maar vier jaar voordien was er al wel een geannuleerd. De editie 1993 liep namelijk helemaal in de soep. Eerst hadden dierenvrienden zich opgesteld voor de eerste haag en moest de start worden uitgesteld. Hoewel sommige fanaten ervoor pleitten om het hele peloton dwars over de betogers heen te sturen, en voor één keer 31 hindernissen op het parcours in te schrijven.

Daarna was er een valse start en moest het hele veld worden teruggeroepen. En tenslotte schoot het startelastiek slechts half omhoog, bleef strop zitten rond de nek van topjockey Richard Dunwoody, en moest de race voor een tweede keer worden afgevlagd. Alleen hadden minstens dertig jockeys de problemen niet opgemerkt en waren voorgoed de baan opgedonderd. De stewards aan de eerste haag, die normaal gezien het peloton moeten tegenhouden als er onregelmatigheden zijn bij de start, hadden ook niets gezien en bovendien zouden wij niemand aanraden om in de weg te gaan staan van dertig Grand-Nationalpaarden die op volle snelheid op de eerste hindernis komen aanstormen.

Wat de minuten nadien gebeurde, was hilarisch. Over de baan liepen, kriskras door elkaar, officials met rode vlaggen te zwaaien maar het koppeloton, dat meende met nieuwe dierenrechtenactivisten te maken te hebben, liet zich niet meer van de wijs brengen en draafde zonder omzien verder. Terwijl stewards, trainers, eigenaars en achtergebleven jockeys in de weegkamer een hartaanval nabij waren, kregen we op de baan al bij al een uitstekende koers, gewonnen door Esha Ness, aan vijftig tegen één op de plank.

De Jockey Club had niet veel tijd nodig om de beslissing te treffen: race geannuleerd, Esha Ness niet op de erelijst. Tot grote woede van trainster Jenny Pitman, over wie we het al hadden. Zij is ooit omschreven als: “De beste benadering van Margaret Thatcher die de sport ooit voortbracht.” De bookmakers moesten drie miljard frank aan inzetten teruggeven, en de Engelse staat zag driehonderd miljoen frank taksen door zijn neus geboord. Daar waren de meeste gokkers uiteindelijk best tevreden mee. Niemand zit iets in met het lot van een bookmaker, al zijn deze figuren onontbeerlijk om te kunnen gokken. Maar dat is ook de enige reden waarom ze geduld worden. Een bookmaker, zo weet elke turfist, is een zakkenroller die de handen van zijn eigen slachtoffers gebruikt.

Met Jenny Pitman zitten we volop in de onuitputtelijke legende van de Grand National. Zij was in 1983 met Corbiere de eerste vrouwelijke trainer die won. Dat succes deed ze over in 1995 met Royal Athlete. En tussendoor had ze dus ook Esha Ness. Ze was nog één keer tweede en drie keer derde. Iedereen verwacht van Jenny niet meer of niet minder dan dat ze het record van vier overwinningen breekt, tot nu toe op naam van Fred Rimell en Aubrey Hastings. Voor vele rensportliefhebbers telt de overwinning van Esha Ness gewoon mee en staat Jenny op drie.

Ondertussen heeft Pitman wel een ander en opzienbarender record op haar naam. Want toen ze in maart vorig jaar op Fairyhouse met Mudahim de Ierse National won, had ze de vijf Nationals van Groot-Brittannië op haar palmares: de Engelse, de Ierse, de Schotse, de Welshe en die van de Midlands. Een full-house zoals dat heet, en dat had niemand haar voorgedaan.

Aintree werd vorig jaar een zware afknapper. Nathan Lad, met ex-winnaar Jason Titley in het zadel, eindigde pas negende. En Smith’s Band, één van de favorieten met supercrack Richard Dunwoody op de rug, viel dood na de twintigste haag. Dunwoody is de beste Grand-Nationaljockey van de huidige lichting. De jongste elf jaar won hij twee keer, was één keer tweede, één keer derde en twee keer vierde. De race van vorig jaar is een zwarte vlek op zijn erelijst.

Tussen de Pitman-familie en de Grand National bestaat een merkwaardige band. Er is niet alleen Jenny. Er zijn ook haar man Richard en haar zoon Mark, die beiden grote naam maakten als steeple-chasejockey. Ze werden met achttien jaar verschil allebei op dezelfde onthutsende manier verslagen. Richard Pitman was in 1973 met Crisp op weg naar een zo goed als zekere overwinning. Hij was de laatste haag al over en had dertig, veertig meter voorsprong, toen vanuit de achtergrond de legendarische Red Rum kwam aanzetten. “Ik hoorde hem komen”, vertelde Pitman na afloop. “Ook toen hij nog dertig meter achter lag en ik hem fysiek gezien niet kòn horen. Toch hoorde ik hem. Dat ellendige gebries kwam steeds dichter en dichter bij. Het stormachtige gejuich vanop de tribunes drong elke vezel van mijn lichaam binnen.” Een aankomst als in ’73 zie je één keer in de tien jaar. Jockey Brian Fletcher, zelf al een ex-winnaar, dreef Red Rum vooruit en kort voor de paal ging hij over Crisp heen.

In 1991 beleefde Mark Pitman met Garrison Savannah precies hetzelfde. Met als bijkomstig dramatisch element dat hij voordien de Cheltenham Gold Cup had gewonnen, de andere toprace uit het steeple-chaseseizoen. De Grand National is een handicaprace, waarin de betere paarden extra gewicht krijgen, de Gold Cup is dat niet. Die twee races in één en hetzelfde jaar winnen, is tot nu toe slechts één enkel paard in de hele geschiedenis gelukt: Golden Miller in 1934. Golden Miller won de Gold Cup trouwens vijf jaar na mekaar, het is zo goed als uitgesloten dat zoiets ooit nog gebeurt.

Pitman was dus op weg om Garrison Savannah op eenzelfde hoog schavotje te brengen, toen vanuit de achtergrond Seagram terugkwam. En net zoals Red Rum achttien jaar vroeger, haalde ook Seagram meter na meter de achterstand op Pitman in. Pas in de laatste honderd meter, een eeuwigheid al na de laatste hindernis, was hij er voorbij.

DIANA WAS BETER MET RED RUM GETROUWD

De meest bloedstollende van de honderd vijftig Grand Nationals had plaats in 1956. Devon Loch, een paard van de queen-mother, was toen op weg naar de zege toen het op minder dan honderd meter van de finish plotseling door zijn benen zeeg. Het paard kroop verdwaasd recht, en bleef toen stokstijf staan, terwijl het hele peloton hem voorbij snelde. Weinigen herinneren zich de winnaar van ’56, het was E.S.B., maar de verliezer kent iedereen. Ook de onfortuinlijke jockey kent iedereen: Dick Francis, één van ’s werelds beste en zeker meest verkochte thrillerauteurs.

Wat de reden was van die instorting van Devon Loch, is nooit met zekerheid achterhaald, ook al hebben wetenschappers en historici er dikke studies aan gewijd. Volgens sommigen sprong het paard, uit gewoonte, naar een hindernis die er niet meer was. Anderen hadden het over een plotselinge kramp, er waren er die meenden dat er op die plaats een elektrische leiding onder de baan doorliep, of dat een weerkaatsing van het zonlicht hem had doen schrikken. Eén reporter beweerde dat de aanwezigheid van enkele Russische diplomaten in de Royal Box de oorzaak was van het drama.

Dick Francis heeft altijd volgehouden dat het enorme gejuich dat van de tribunes neerklaterde, het paard heeft doen schrikken en een ongecontroleerde beweging heeft doen maken. In die tijd werd de race nog niet rechtstreeks op televisie uitgezonden en waren er meer dan tweehonderd vijftig duizend toeschouwers, die uiteraard een enorme herrie maakten, zeker in de laatste rechte lijn. De beelden van Devon Loch zijn in Groot-Brittannië ondertussen vaker getoond dan die van de landing op de maan. De enige die zeker weet wat er gebeurd is, kan het niet meer navertellen: Devon Loch zelf.

Dè nummer één uit de geschiedenis van de National is uiteraard Red Rum, recordhouder met drie overwinningen. In 1973 en 1974 met Brian Fletcher in het zadel. In 1977 met Tommy Stark op de rug. De twee jaar tussenin was hij telkens tweede, een prestatie die niet meer voor herhaling vatbaar is. Red Rum was lange tijd eregast op elke National, en paradeerde dan net vóór de officiële deelnemerspresentatie fier voor de grote tribune. Hij liet zich het applaus met graagte welgevallen.

Op 18 oktober 1995 is hij stilletjes van ons heen gegaloppeerd, op de gezegende leeftijd van dertig jaar. Hij ligt begraven tegenover de aankomstlijn op Aintree, en rensportliefhebbers leggen dagelijks bloemen op zijn graf. Zijn fiere standbeeld siert al veel langer de renbaan, en er zijn prachtige gedichten voor hem geschreven. Red Rum was zonder twijfel één van de populairste Britten. In The Sun stond ooit dat Lady Diana gelukkiger was geweest indien ze was getrouwd met Red Rum, in de plaats van met prins Charles. En dat het Britse koninkrijk in dat geval minder gezichtsverlies zou hebben geleden. In dat geval lagen ze nu wellicht samen tegenover de aankomstlijn begraven.

ALLE PAARDEN MOESTEN IN DE REMMEN

Over wie we het zeker ook moeten hebben is Foinavon, naar wie de haag tussen Becher’s en de Canal Turn is genoemd. Op die plaats vond in 1967 één van de spectaculairste valpartijen uit de, wat dat betreft, nochtans rijkelijk gevulde Grand-Nationalhistorie plaats. Tot ongeloof van iedereen stonden plotseling de negen jockeys, die op de eerste lijn reden, aan de achterzijde van de hindernis, terwijl hun paarden er nog voor stonden. De opstopping was fenomenaal, al de aanstormende combinaties moesten in de remmen. Van springen was geen sprake meer. De gigantische valpartij was veroorzaakt door een paard met de voorbestemde naam Pop’m down. Nu, dat deed hij ook. Op de eerste haag knalde hij zijn jockey eraf, en daarna bleef hij bijzonder hinderlijk in de weg van de anderen lopen. Tot de fatale crash.

De enige die zonder brokken over de haag was geraakt, was Foinavon, aan liefst honderd tegen één bij de bookmakers. Jockey John Buckingham geloofde zijn ogen niet toen hij achterom keek en de totale leegte achter zich zag. Geen enkele concurrent meer te bespeuren. Helemaal alleen stormde Foinavon naar de finish en trad in de legende. Merkwaardig was ook dat dit paard overal waar het ging, vergezeld was door een witte geit. Die twee waren ooit bevriend geraakt, een beetje zoals Renaat Landuyt en Gerolf Annemans, en als de geit er niet bij was, viel met Foinavon geen land te bezeilen. Tijdens het transport, in de box, tot in de voorbrengring: altijd was die geit erbij. Dat wekte de lachlust en de spot van de andere jockeys en paarden op, maar na de National van ’67 werd er iets minder gelachen. Die geit heette trouwens Suzy. U zal ons misschien niet geloven maar een week na de triomf op Aintree werden beide, paard èn geit, op Buckingham Palace ontvangen.

In de hele geschiedenis zijn er maar vier winnaars van honderd tegen één geweest: naast Foinavon waren dat Tipperary Tim in 1928, Gregalach in 1929, en Caughoo in 1947. Tipperary Tim is een verhaal apart. De race van 1928 had liefst 42 deelnemers aan de start. De grote favoriet was Easter Hero, later twee keer winnaar van de Cheltenham Gold Cup, maar in ’28 pas aan zijn eerste National toe. Hij schoot er als een pijl uit een boog vandoor en nam onmiddellijk vijftien lengten voorsprong. Tot hij aan de Canal Turn kwam.

In die dagen lag daar een open gracht. Easter Hero struikelde daar pardoes in, geraakte er niet meer uit, trappelde en sloeg in paniek naar alle kanten, en deed het hele achteropkomende peloton tegen de grond stuiken. Slechts zeven paarden wrongen zich erlangs, waarvan er uiteindelijk twee overbleven: Tipperary Tim en de Amerikaanse crack Billy Barton. Op de laatste haag gleed ook Billy Barton onderuit, zodat Tipperary Tim als enige de aankomst bereikte. Honderd tegen één op de plank.

Eén jaar later was er overigens opnieuw een winnaar van honderd tegen één. Dat was Gregalach, maar die stond ondanks zijn quotering bij de kenners toch iets hoger aangeschreven dan zijn voorganger. Tipperary Tim was een afgeschreven knol, kort voordien gekocht voor vierhonderd twintig guineas. Hij won die dag voor zijn nieuwe eigenaar elfduizend pond. In het zadel zat Bill Dutton, een amateur-jockey die van beroep advocaat was en dus – gelukkig voor hem zonder het te weten – een verre voorganger was van Jaak Pijpen. Dutton had speciaal vrijaf moeten vragen om te kunnen deelnemen. Want de editie ’28 werd, zoals wij ons allen herinneren, uitzonderlijk op een vrijdag gereden. De dertigste maart. Dutton werd later een succesvol trainer. De gracht aan de Canal Turn werd dichtgegooid, en er werd een totaal nieuwe hindernis gebouwd. Een heel stuk makkelijker te springen, al spreken veel jockeys dit formeel tegen.

ALS JEZUS CHRISTUS OP ZIJN EZEL

De meeste overwinningen staan zoals gezegd op naam van Red Rum. De eerste twee Nationals, in 1836 en 1837, werden gewonnen door The Duke. De jockey die de meeste Grand Nationals op zijn naam bracht, is Georges Stevens. Hij won vijf keer, maar dat was vorige eeuw, tussen 1856 en 1870. Fred Rimell en Aubrey Hastings zijn de succesvolste trainers: elk vier Nationals. Rimell was een fenomeen uit de jaren zestig en zeventig, bijzonder gevreesd door zijn jockeys. Ooit schopte hij schandaal door, duidelijk verstaanbaar voor de volgepakte tribune, één van zijn amateurrijders toe te schreeuwen: “Als Jezus Christus op zijn ezel had gereden zoals jij op mijn paard, dan had hij het verdiend om gekruisigd te worden.” Voor deze blasfemie kreeg Rimell van de Jockey Club een forse boete, en hij diende zich publiekelijk te verontschuldigen.

Er zijn drie eigenaars met drie overwinningen: James Machell, Sir Charles Assheton-Smith en Noel Le Mare. Die laatste was de eigenaar van Red Rum, zijn trainer was drie keer Donald McCain.

De recordtijd staat met 8 minuten 47 seconden op naam van Mr Frisk. In 1990 was dat, met Marcus Armytage in het zadel. Die Marcus kon op veel belangstelling van de pers rekenen, zij het vooral dankzij zijn zuster Gee Armytage. Een beeldig mooie blondine, voor wie elke man zich graag had laten zadelen voor een rondje over hagen en horden. Dat genot bleef voorbehouden aan enkele betere paarden. Gee Armytage was in 1988 de eerste vrouwelijke jockey in de Grand National, en in 1990 zou ze voor een tweede unicum zorgen: broer en zus samen in de race. Helaas sloeg ze een week voordien tijdens een race tegen de grond en brak haar been. De winst van broer Marcus verzachtte haar pijn, maar niet die van de verslaggevers.

De winnaar die op de meeste sympathie kon rekenen, was Bob Champion, laureaat in 1981 met Aldaniti. Champion leed aan kanker en was het jaar voordien opgegeven. Niet alleen voor de rensport, hij lag op sterven. Maar steeple-chasejockeys, het is bekend, krabbelen altijd weer overeind. En dat deed ook Champion, die tot verrassing van de hele sportwereld een jaar nadien goed en wel aan de start van de Grand National stond. Dat was niet voor het eerst, maar succes was er nooit bij geweest. Tot drie keer toe was Champion op de eerste hindernis te voet gezet. En dat leek zich weer te herhalen, want ook Aldaniti struikelde bij het neerkomen na de eerste sprong, ging met de neus tegen de grond, maar herstelde zich wonderwel en kwam al vroeg op kop van de wedstrijd. Veel te vroeg, de trainer had Champion nadrukkelijk opgedragen zich de eerste ronde in het pak te verschuilen. Maar Lester Piggott heeft ooit goed uitgelegd waarom een trainer geen opdrachten moet geven: “Goede jockeys hebben ze niet nodig, en slechte jockeys kunnen ze toch niet uitvoeren.” Voilà. Champion en Aldaniti bleven netjes op kop tot aan de finish en zowel op de tribune als in de weegkamer lieten er velen hun tranen de vrije loop.

MOPPEN TAPPEN IN VOLLE RACE

Over de Grand National zijn tienduizend van dit soort sterke verhalen in omloop. Zullen we afsluiten met één van de beste? Steve Smith Eccles was in het achterveld verzeild, mijlen achterop. De kansloze jockeys proberen hun paard nog wel aan de aankomst te brengen, maar rijden voor de rest op hun gemak. Er worden dan zelfs moppen getapt, in volle race. Smith Eccles was er net één aan het vertellen aan Jonjo O’Neil die naast hem reed. Net voor hij aan de pointe toe was, moesten ze de tweede keer over Becher’s Brook. Het paard van Smith Eccles weigerde en catapulteerde zijn jockey dwars door de haag. Toen Smith Eccles verdwaasd van de slag recht probeerde te kruipen, en voorzichtig begon te voelen of zijn rug niet gebroken was en hij nog al zijn ledematen had, zag hij tot zijn verbijstering O’Neil op zijn stappen terugkeren, en van bovenop zijn paard vragen: “Wel, wat zei die gorilla tegen de leeuw?”

“Die mannen van de Ira houden niet van paarden.”

Het paard was vergezeld van een geit.

Jockeys krabbelen altijd weer overeind.

De kunst om een paard tussen jezelf en de grond te houden.

Pop’m down heette het paard. En dat deed het ook.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content