Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Het veld van Blauw-Wit Lombeek, waar heroïsche gevechten met die van Mollem en Strijtem zijn geleverd, staat vol sociale villa’s.

Twee eenvoudige jongens uit Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, hartje Pajottenland. De een heeft het gemaakt : succes, vrouwen, geld, internationale roem. De ander is compleet verkeerd gelopen in de grote wereld : geen succes, geen geld, en geen internationale roem. De één is Franky Van der Elst, die volgende week voor de derde keer met de Gouden Schoen wordt onderscheiden. De ander is Rik Van Cauwelaert, chef-Wetstraat van Knack. Zijn vader, Miel Van Cauwelaert van Het Volk, heeft als burgemeester de club mee gesticht. In café Den Tap.

RIK VAN CAUWELAERT : Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek is een klein dorp, van een paar honderd zielen. Eind jaren zestig is het samengesmolten met Pamel en Strijtem tot Roosdaal. Dat was een pilootproject waarmee men de grote fusie van gemeenten wilde uittesten. Het dorp is ingeperst tussen de twee grote steenwegen, naar Edingen en naar Ninove. Met die van over de steenweg, waar bijvoorbeeld Sint-Katharina-Lombeek ligt, heerst sinds mensenheugnis een grote rivaliteit. De beroemde Emile Van der Velde heeft ooit een studie aan onze streek gewijd : ?Au pays des fraises.? Hij had namelijk opgemerkt dat hier geen proletariaat was. Dat kwam omdat de mensen die in Brussel gingen werken, een lucratieve bijverdienste hadden gevonden in het telen van aardbeien. Ze kregen daarbij steun van grotere boeren, in ruil voor hulp bij de oogst. We hadden hier twee beroemde aardbeienmerken : Regina en Madame Lefèvre. Madame Lefèvre was zoeter van smaak.

Vanwaar de naam Blauw-Wit ?

VAN CAUWELAERT : Dat zijn de kleuren van Lombeek. En als ik me niet vergis, was er in de jaren zestig, toen onze club gesticht werd, in Nederland een Blauw-Wit dat furore maakte. Het overnemen van die naam weerspiegelde dus onze ambitie om ook de top te halen. Ik durf met enige fierheid stellen dat we daar in de persoon van Franky in geslaagd zijn.

FRANKY VAN DER ELST : Ik heb mijn hele jeugd niets anders gekend dan Blauw-Wit, al heb ik er maar twee jaar gespeeld. Want het was een kleine vereniging met in het begin alleen een eerste ploeg, later reserven en een paar jeugdelftallen. Miniemen en kadetten waren er niet. Daarvoor woonden er te weinig mensen in Lombeek. Wij geraakten nooit aan elf spelers.

En nu wonen er meer mensen maar is er geen club meer.

VAN DER ELST : Zo is het. Het oorspronkelijke veld is al een tijdje verkaveld en staat vol villa’s. En een jaar of drie geleden is Blauw-Wit opgedoekt. Financieel niet meer leefbaar. Het speelde in provinciale, maar zelfs op dat niveau begonnen de spelers verplaatsingskosten te vragen. Mannen die van Ninove kwamen, tien minuten met de auto, eisten kilometervergoeding. De pioniers van het eerste uur hebben het dan opgegeven. Zoals Kamiel De Weghe, de voorzitter en de drijvende kracht.

VAN CAUWELAERT : Kamiel heeft lang meegevoetbald, zij het bij de reserven. Dat was een spektakel op zichzelf. Kamiel werd de Bertoncello van de Dender genoemd. Naar Georges Bertoncello van Sporting Charleroi, die een vrij corpulente speler was, maar lang niet zo corpulent als Kamiel. Hoewel hij nu fel is afgevallen sinds hij montignact.

VAN DER ELST : Het verschil met Bertoncello was dat Kamiel libero stond, en niet altijd een even betrouwbaar slot op de verdediging bleek. Met de opbouw hield hij zich helemaal niet bezig. Kamiel kwam alleen naar voren bij vrijschoppen. Daarin was hij specialist. Zoals Del Piero, maar dan vanop rechts. U heb ik eigenlijk nooit weten spelen, Rik.

VAN CAUWELAERT : Ik heb maar één keer meegedaan. Een schitterende herfstdag, met mooi licht en vallende bladeren. Zo een dag waarop je voelde dat er grootse daden verricht gingen worden. Ik herinner mij de eerste bal, een heel hoge center. Omdat de zon in mijn ogen scheen, zag ik hem niet komen, maar puur per toeval stopte ik die bal perfect onder de zool, en gaf hem in één vloeiende beweging precies in de loop van een van onze aanvallers. Ik zie nog altijd het beeld voor mij van Roger, van de Hunselberg, die aan de lijn stond te kijken en bravo riep. Dat heeft later niemand meer naar mij geroepen. Ik was daar zo van gepakt dat ik de rest van de match, hoe zal ik het zeggen, afwezig was. ’s Avonds heb ik dan besloten om op dat hoogtepunt te stoppen.

VAN DER ELST : Mijn ouders hadden een café. Ik moest de straat maar oversteken en ik was op het veld. Ik zat daar evenveel als thuis. Zelf voetballen, naar trainingen en wedstrijden gaan kijken. Heel mijn familie was op één of andere manier bij de club betrokken. Mijn vader was er van in het begin bij, en heeft lange tijd de kantine opengehouden.

VAN CAUWELAERT : Er was in Lombeek weinig anders. Je had Blauw-Wit, en fanfare De Eendracht, waarin ik de eer heb tweede tuba te mogen spelen. Mil, de vader van Franky, speelt bugel. En Guido Despiegelaere, die op de redactie van Knack eerste viool speelt, speelt bij ons eerste trompet.

Vóór het naar de Belgische Voetbalbond overstapte, speelde Blauw-Wit eerst een paar jaren in het Katholiek Sportverbond. Dat had één groot voordeel : een dorp verder speelde Denderzonen Pamel in de Belgische Bond. Degenen die bij hen geschorst waren, kwamen dat weekend bij ons spelen. Dat gebeurde vrij vaak want er liepen daar enkele gewelddadige kerels rond. Ik denk aan Maurice Straetmans.

VAN DER ELST : Maurice van het benzinestation. Die was keeper.

VAN CAUWELAERT : Hij was de sleutel van ons succes. Maurice was van Denderzonen, maar werd na een misverstand met een scheidsrechter lange tijd geschorst. Hij was een echte, van in de tijd dat doelwachters nog niet als clown verkleed waren. Maurice droeg zwart, van kop tot teen. Hij had een zwarte pet op, en ik heb hem er altijd van verdacht dat hij ook zijn haar zwart liet verven. Ik had een groot ontzag voor Maurice. En de jongens van de beenhouwer : Rik en Roland. Ohlala. Roland is later naar Denderhoutem gegaan. Om maar te zeggen.

VAN DER ELST : Voor die twee had iedereen ontzag. Twee beren van venten, centraal achterin. Rik kuiste alles op, en als er toch nog eentje doorkwam, gaf Roland de genadesteek. Roland was snel.

VAN CAUWELAERT : De wedstrijd tegen Mollem is ooit stilgelegd omdat onze stopper zijn polshorloge verloren was. De 22 spelers begonnen centimeter na centimeter het terrein af te speuren. Uiteindelijk werd dat uurwerk gevonden, helemaal verbrijzeld. Die van Mollem blijven tot vandaag ontkennen dat iemand van hen het heeft stukgetrapt. Wie ook een goede voetballer was, was de zoon van Pierre.

VAN DER ELST :Johnny Appelmans. Die is ook naar Denderhoutem gegaan. Of eerst naar Liedekerke, geloof ik. Ikzelf ben op mijn veertiende bij de scholieren beginnen te spelen. Ik was kadet, maar omdat we geen elf kadetten bijeen kregen, werden wij met vijf bij de scholieren gezet. Met als gevolg dat we elke week zwaar verloren. Ik stond achteraan, met een paar anderen die redelijk uit de voeten konden. Wij hielden meestal één helft stand, maar de tweede zaten we door onze krachten en sneden ze erdoor als door boter. Wij speelden op offside.

VAN CAUWELAERT : Een modern systeem voor die tijd. Er waren ploegen uit naburige dorpen die het imiteerden, maar zonder succes.

VAN DER ELST : Kamiel, de voorzitter, stond van aan de kant te roepen wanneer we naar voren moesten stormen. Maar aangezien niet iedereen dat begreep, liep het meestal faliekant af. Zes of zeven-nul, al eens tien-nul als het in de eerste helft had tegengezeten.

En jij was daar centrale verdediger ? Hoe hebben ze jou dan ontdekt ?

VAN DER ELST : Dankzij een buurman. Wij stonden onderaan : nul punten, vijf goals gemaakt en honderd tegen. Naar ons kwamen de prospecteurs uiteraard niet kijken. Maar wel naar Pamel. Een gebuur van mij raakte daar in gesprek met een scout van de bond, die bovendien verre familie van mij was. En ja, hoe gaat dat dan ? ?Je moet eens komen kijken naar de kleine van Paula en Mil, dat manneke kan iets.? Ik mocht een keer gaan trainen bij de Brabantse selectie, en af en toe een wedstrijdje meespelen tegen Anderlecht of RWDM. Zo hebben ze mij eruit gepikt. Ik ben in ’76 als scholier bij Molenbeek begonnen.

Was Lombeek Molenbeek-gezind ?

VAN CAUWELAERT : Toen Franky er doorbrak wel, voordien niet echt. Het dorp was verdeeld tussen Anderlecht en Daring. Eigenlijk tussen pro en contra Anderlecht. Maar Jean-Baptiste L’Ecluse woonde in Borchtolombeek, en die was graag gezien omdat hij aan heel wat mensen werk verschafte. Dat heeft vele supporters naar RWDM gelokt. Dat de kleine van Paula en Mil naar RWDM ging, was een nieuwtje dat druk becommentarieerd werd. Toen er later sprake was van Anderlecht, werd Paula door iedereen aangepakt : ?Dat gaat hij toch niet doen zeker ? Naar Anderlecht !?

VAN DER ELST : Ik heb bij Molenbeek drie jaar in de eerste ploeg gevoetbald. Het laatste daarvan zijn we gedegradeerd, omdat er te veel anciens ineens getransfereerd waren. Maar mijn eerste jaar hadden we een goede ploeg. Met Boskamp, Nico Jansen, Ruiter, Bonsink, en vooral Sead Susic. Intrinsiek even goed als zijn broer van Paris Saint-Germain. Alleen verzorgde hij zich niet. En had hij een berucht nachtleven. Ik heb hem weten vechten met Nico Janssen, op een trainingsveld in Sint-Agatha-Berchem. Jongens, de kegels vlogen in het rond. Nadien reed hij in onze auto mee terug naar het stadion. Ik hoor het hem nog kalmweg zeggen : ?Je vais le tuer.? Alsof het de normaalste zaak van de wereld was. En pas op, hij had vrienden die daar niet voor zouden zijn teruggedeinsd.

VAN CAUWELAERT : Slechte vrienden hebben al menig man naar de ondergang begeleid. Klopt het dat ze op een dag zijn achillespezen hebben stukgeslagen omdat hij na het kaarten zijn schulden niet wilde betalen ?

VAN DER ELST : Dat zou je aan Dirk Devriese moeten vragen. Die zal daar wel meer van weten.

VAN CAUWELAERT : Ongetwijfeld. Devriese heeft waarschijnlijk de vijf azen geleverd. Jij hebt zelf een keer gevochten met Boskamp. Dat heeft me verbaasd, want Boskamp had het erg voor jou.

VAN DER ELST : Het eerste jaar wel, ik was een beetje zijn poulain. Maar het tweede was hij voortdurend slechtgezind. Problemen met het bestuur. We hadden net een trip naar Koeweit achter de rug, waar hij al bijzonder geïrriteerd had rondgelopen. Terug thuis is het op training tot een botsing gekomen. Cor Brom liet ons wedstrijdjes acht tegen acht spelen, met mandekking. Ik stond tegen Boskamp. Brom had een reeks eigen spelregels bedacht. Als de bal over de lijn was, ging de inworp niet naar geel of naar blauw, nee de inworp ging naar wie het eerst de bal te pakken kreeg.

VAN CAUWELAERT : Een uitstekend idee. Een hele verbetering van het huidige reglement. Als Sepp Blatter het hoort, wordt dat volgend seizoen uitgetest in onze tweede klasse.

VAN DER ELST : Bij de betwisting van zo een buitengerolde bal, gaf Boskamp mij een trap in de rug. Ik stak met mijn hoofd dwars door een struik. Ik was woedend en heb hem verschrikkelijk uitgescholden. Dus Boskamp ook razend : ?Ik wacht je op na de training.? Goed, na de training nemen we een stortbad. Boskamp was als eerste klaar, maar bleef op zijn vaste bankje in de kleedkamer zitten, pal naast de deur. Daar bleef hij zonder een kik te geven wachten, tot ik mij afgedroogd en aangekleed had. Je kent de kleedkamers onder de oude tribune. Als je uit de onze kwam, had je een smal gangetje, dan een brede gang naar rechts, weer een hoekje om, en dan was je bij de kleedkamer van de bezoekers. Dat was een eindje stappen. Wel, toen ik buitenging veerde Boskamp recht en in minder dan vijf seconden rolden we die kleedkamer van de bezoekers binnen. Maurice Martens is in allerijl tussenbeide gekomen. Met zijn broek op zijn enkels. Als een gans kwam die aangehuppeld.

VAN CAUWELAERT : Jij gold meteen als de aanvoerder van de jonge garde. Natuurlijk leiderschap is een typische trek van de Lombekenaren.

VAN DER ELST : Ik was helemaal geen leider. Maar ’s avonds na dat incident kwamen de anderen bij mij thuis aanbellen om te zeggen dat ze er ook genoeg van hadden, en dat we naar het bestuur zouden stappen om maatregelen tegen Boskamp te eisen. Waarna ze beslisten dat ik de woordvoerder zou zijn. Boskamp is na dat seizoen naar Lierse vertrokken. Maar van dat incident is niets blijven hangen hoor.

Veel conflicten heb jij in je carrière niet gehad. Wat niet van alle Lombekenaren kan worden gezegd. Alleen met Guy Thijs en Jean-Marie Pfaff heb je gebotst.

VAN DER ELST : Dat stelde niet veel voor. Over Guy Thijs had ik tijdens de Mundial in Mexico op de radio gezegd dat hij oud begon te worden. Dat was omdat hij tegen alle logica in plotseling Michel Renquin wou opstellen. En Pfaff kwam met zijn beruchte uitspraak dat als ik een bal op de borst stopte, mijn rugnummer eraf viel.

VAN CAUWELAERT : Je stond ook wat mager.

VAN DER ELST : Dat geef ik toe. Er waren er in Lombeek die forser gebouwd waren dan ik. Maar die zijn niet allemaal internationaal geworden.

Dit seizoen had je een aanvaring met Eric Gerets, die je tegen RWDM na 35 minuten naar de kant haalde en door Anic verving.

VAN DER ELST : Dat was een bitter moment. In de vervanging op zich kon ik in komen, want ik was niet goed bezig. Al had hij ook tot bij de rust kunnen wachten, natuurlijk. Maar wat ik niet op prijs heb gesteld, is de manier waarop hij na de match in een bomvol spelershome, commentaar gaf over zijn beslissing. Ik heb hem dat de dag nadien, tijdens een groepsgesprek, op mijn beurt openlijk onder zijn neus gewreven. Goed, het is uitgepraat. Laten we het daar maar op houden.

VAN CAUWELAERT : Die vervanging is hier in de streek slecht gevallen. Vele jongens uit het dorp zouden zo een belediging met de vuisten beslecht hebben. Die Gerets is een malafide figuur. Betrokken geweest bij omkoperij. Een heel slecht voorbeeld voor de mensen in Luik. En op Hollandse maniertjes hebben wij het hier zeker niet begrepen.

VAN DER ELST : Gerets heeft wellicht willen tonen dat niemand bij Club zeker mag zijn van zijn plaats, door er degene af te halen van wie iedereen dacht dat hij zeker was. Dat kan ik wel hebben, maar hij moet mij niet aanpakken als de vrouwen en familieleden erbij zitten. Gelukkig trekt mijn vrouw zich van voetbal niets aan. Die vindt dat een dom spel.

VAN CAUWELAERT :Louis Van Gucht van Beerschot, had zijn vrouw niet eens verteld dat hij voetbalde. Toen zijn toekomstige schoonvader vroeg wat voor werk hij deed, zei Louis : ?Ik doe iets in Antwerpen.?

Waarom ben jij nooit bij Anderlecht terechtgekomen ? Nadat RWDM degradeerde, was dat de logische stap geweest.

VAN DER ELST : Anderlecht heeft mij een aanbod gedaan, maar dat van Brugge was interessanter. Zowel financieel als sportief. Dat was in 1984. Bij Anderlecht had ik de concurrentie moeten aangaan met Morten Olsen, aan wie niet te tornen viel. Bij Club hield Ronald Spelbos het voor bekeken, en om die liberoplaats in te nemen, dachten ze aan mij.

VAN CAUWELAERT : Nu nog trouwens.

VAN DER ELST : Ze veranderen niet gemakkelijk van gedacht bij Club Brugge. Ik moet zeggen dat Club mij van bij de eerste contacten meer aansprak dan Anderlecht. Ik ben wel bij Michel Verschueren op het bureau geweest. Die leidde mij rond in het stadion, waar ze volop aan het bouwen waren. Toen we voorbij een grote elftalfoto aan de muur kwamen, stond Verschueren stil en hield een toespraak : ?Of ook gij volgend jaar op deze foto’s aan deze muren zult staan, hangt alleen af van uzelf, uw inzet, en uw werkkracht.? Bij Club schoof Antoine Vanhove zijn hoedje naar achteren en zei : ?Wa peinsde Franky, wa gaan we der allemaal opzetten op dat papiertje ?? Ik heb ’s avonds Verschueren opgebeld om te zeggen dat ze me bij Brugge een beter contract gaven. Ik had niet eens telefoon thuis, ik moest in het café op de hoek gaan bellen. Iedereen kon meeluisteren. De glazen vlogen bijna van het rek toen Verschueren aan de andere kant zijn tirade afstak. Waar de jeugd het lef haalde om zulke hoge eisen te stellen. Ik heb ingehaakt.

VAN CAUWELAERT : Wij van Lombeek kunnen alleen tot ons recht komen in een werksfeer waar gemoedelijkheid heerst. Ernst en stiptheid zeker, maar een vriendelijk woord op zijn tijd doet iedereen goed. Bij Anderlecht zou jij je niet thuis hebben gevoeld.

VAN DER ELST :Gert Verheyen is het beste voorbeeld van hoe de sfeer iemands rendement kan opkrikken. Anderlecht staat onder grotere druk dan Club, dat is onmiskenbaar. De plicht tot presteren is er drukkend, de concurrentie tussen de spelers moordend, en de belangstelling van de media verstikkend met de tegenstelling tussen Franstalige en Nederlandstalige pers als extraatje erbovenop. Ik heb me mijn overstap naar Brugge nooit beklaagd. Ik moest wel uit Lombeek weg, maar dat was geen probleem. Een speler die naar Club Brugge komt en positief ingesteld is, wordt met open armen ontvangen. Dat verklaart mee ons succes. Spelers blijven graag lange tijd bij Club. Ik heb al mijn contracten voortijdig verlengd. Daarom is Anderlecht niet meer komen aankloppen. Al heeft Paul Van Himst me verteld dat hij op mijn komst had aangedrongen, maar ze wilden er niet van weten.

VAN CAUWELAERT : Heb jij ooit buitenlandse aanbiedingen gekregen ?

VAN DER ELST : Nee. Ik heb een paar maanden een contract gehad met Louis Devries. Er was vaag sprake van Montpellier, maar concreet is dat niet geworden. Een buitenlandse club die een Belgische speler wil aantrekken, gaat meestal bij Anderlecht kijken. Dat is één van de redenen waarom Anderlecht de jongste jaren zo moeilijk continuïteit in zijn ploeg krijgt.

Door enkele jaren geleden met langdurige contracten te werken, heeft Club als een van de weinige tijdig maatregelen genomen tegen het Bosman-arrest. Alweer die slimheid van dat zo onderschatte bestuur.

VAN DER ELST : Het bestuur van Club bestaat uit handige kooplui met voetbalfeeling, en met raadgevers die ze kunnen vertrouwen. Er zijn een paar managers met wie ze goede ervaringen hebben, en er is een voortreffelijk eigen scoutingsapparaat dat spelers gedurende jaren kan blijven volgen tot het moment daar is om toe te slaan. Soms zijn het ook gewoon sympathisanten die een gouden transfer aanbrengen. Zakenmensen uit de buurt die op hun buitenlandse trip hun ogen de kost geven. Zo hebben we Eric Addo gekocht, negentien pas. En nu weer Ebou, zeventien. Dat zijn twee toptalenten. Anic en Jankauskas uiteraard ook, maar die hadden hun naam al gemaakt en waren ook duurder.

Het Clubbestuur is een paar jaar geleden opnieuw gaan investeren, omdat het voelde dat de toeschouwersaantallen begonnen te slinken. Er was nood aan nieuwe vedetten, bovenop het geraamte dat jarenlang identiek blijft. Met mezelf, Verlinden, Staelens, Renier, Borkelmans, Verheyen en anderen. Daar schuiven ze steeds een getalenteerde buitenlander naast, die ze, als de kans zich aanbiedt, met forse winst verkopen. Dat tijdelijke kwaliteitsverlies wordt opgevangen omdat het geraamte intact blijft.

VAN CAUWELAERT : Het is dat geraamte dat Anderlecht tegenwoordig mist. En die getalenteerde spelers trouwens ook. Club Brugge heeft telkens iemand die tien jaar lang het boegbeeld van het huis is. Raoul Lambert vroeger, dan Jan Ceulemans, nu jij. Volgend jaar is al je vijftiende seizoen. Wordt zo iemand op de duur niet als een bedreiging voor de club ervaren ? Iemand kan zo onaantastbaar worden dat het hinderlijk wordt. Ik denk aan gelijkaardige gevallen in andere beroepen.

VAN DER ELST : Ceulemans en Club zijn op een spijtige manier uit elkaar gegaan. Dat heeft mij geleerd om niet te veel te verwachten. Anderzijds denk ik dat ook de club verveeld zit met wat is gebeurd, en dat ze het in de toekomst anders zal aanpakken. Dat kan in mijn voordeel zijn. Ik zou graag na mijn spelerscarrière bij Club blijven. Ik voel me er thuis, mijn gezin voelt zich thuis, niemand van ons heeft de behoefte om te verhuizen. Als je trainer wordt, ben je daartoe vroeg of laat verplicht. Dat is dus niet mijn eerste ambitie. Ik hoop op een taak in de scouting of in de jeugdbegeleiding. Als dat niet kan, zal het ook niet het einde van de wereld zijn. Het zijn wel beslommeringen die me bezighouden. Ook omdat ik er misschien te vroeg ben van uitgegaan dat het huidige seizoen mijn laatste zou zijn. Maar zolang ik me fit voel en mee kan, wil ik eigenlijk niet stoppen. Ik voetbal veel te graag.

Je bent ook met plezier weer aan de slag bij de nationale ploeg. Heb je spijt van die twee jaar onderbreking ?

VAN DER ELST : Nee, want ik denk dat ik eind ’94 de juiste beslissing heb genomen. Zoals ik ook denk dat het een juiste beslissing was om daar op terug te komen. Die match tegen Spanje op Anderlecht, was een overduidelijk signaal dat het tijd was om te stoppen. We waren zo goed als kansloos voor Engeland ’96, er was dat fluitconcert van de supporters geweest, de sfeer rond de nationale ploeg was al sinds Amerika verziekt, ik had er genoeg van. Ik was 33 en ik vond dat ik de baan moest ruimen voor de jeugd.

VAN CAUWELAERT : Wat een idee.

VAN DER ELST : Ik vond dat toen eerlijk gezegd een nobele gedachte van mij. Maar de anderen moeten nu maar even nobel zijn en respect tonen voor iemand van 36. Ik ben blij om erbij te zijn in Frankrijk. Het wordt mijn vierde deelname, dat kunnen er niet velen zeggen.

Wie heeft het record ?

VAN DER ELST : Ik weet dat er een keeper is die in vijf eindrondes heeft meegespeeld, maar ik kan zijn naam niet onthouden.

VAN CAUWELAERT : Antonio Cabarajal, de keeper van Mexico. Klassiek kwisvraagje. Topschutter WK : Gerd Müller met veertien, tien in Mexico en vier in Duitsland. Beste schutter in één eindronde : Just Fontaine. Dertien goals in Zweden ’58, waarvan wel vier in de troosting tegen Duitsland die op 6-3 eindigde. Fontaine en Raymond Kopa, dat was pas een duo. Ik spreek nu over het Stade Reims van de jaren vijftig.

Wie was Belgisch premier in de zomer van ’81 ?

VAN CAUWELAERT :Martens.

VAN DER ELST : Nee, Eyskens. Dat was die korte regering tussenin. Ik weet dat, omdat ik in die periode in eerste debuteerde.

Stel dat de jury van de Gouden Schoen toch voor iemand anders heeft gestemd, wat zou dan de reactie zijn in Lombeek ?

VAN CAUWELAERT : Mijnheer, dat stemgedrag zou schandelijk zijn en door het hele Pajottenland veroordeeld worden.

Koen Meulenaere

TWEE JONGENS UIT LOMBEEK : De een heeft het gemaakt in het leven, de ander niet. Van rechts naar links : Franky Van der Elst en Rik Van Cauwelaert.

MET DE GOUDEN SCHOEN EN ZIJN VADER : Franky Van der Elst is de grootste kandidaat om zichzelf op te volgen. Het zou zijn derde zijn, evenveel als Jan Ceulemans, eentje minder dan Wilfried Van Moer en Paul Van Himst.

BIJ CLUB BRUGGE : Een speler die positief ingesteld is, wordt bij Club Brugge met open armen ontvangen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content