Filip Dewulf, Dick Norman, Kris Goossens en Johan Van Herck bezorgden het Belgische mannentennis de voorbije maanden meer dan ooit een plaats in het mondiale circuit, met de belofte op beter.

1995 was een ?boerenjaar” voor het Belgische tennis. En, belangrijk, voor het eerst sinds midden de jaren tachtig met het duo Devries-Wasserman waren het niet de vrouwen, maar de mannen die de meeste aandacht opeisten. De titels van Sabine Appelmans, Els Callens en Dominique Monami, de serieuze sprongen voorwaarts van Laurence Courtois en Nancy Feber verzonken bijna in het niet in vergelijking met uitschieters van Filip Dewulf en Dick Norman èn de rustige, maar stevige progressie van Kris Goossens en Johan Van Herck. Dewulf verbaasde de hele tenniswereld met zijn stuntzege in het toernooi van Wenen tegen ’s werelds nummer drie Thomas Muster ; Dick Norman nagelde specialisten Stefan Edberg, Pat Cash en Todd Woodbridge aan het gras in Wimbledon en won in Newcastle op hard court. In het Challengecircuit waar vooral de jonge beloften aan het werk zijn, bouwde Van Herck een stevige reputatie op met toernooizeges op gravel in Mendoza, Montauban en Oostende. Goossens piekte, ook op gemalen baksteen, met winst in de toernooien van Dresden en Guayaquil. Met vier dwongen Dewulf, Norman, Van Herck en Goossens nu al voor de vijfde keer in zes jaar een plaats af bij de zestien toplanden in de Daviscup. Ook cijfermatig is de progressie onmiskenbaar. Dick Norman maakte de grootste sprong, van de 211de plaats naar 113de. Filip Dewulf geraakte het verste in de top-100, hij klom op van positie 134 naar 66. Kris Goossens rukte op van 154 naar 93, Johan Van Herck begon 1995 op de 167ste plaats en eindigde op 107.

LUCKY LOSER.

In de toernooi-arme, maar trainingsintensieve maanden november en december keken de vier bijgevolg terug op een geslaagd jaar. Dewulf : ?Ik heb lang moeten wachten op goede resultaten. Pas tijdens de Daviscup in Noorwegen voelde ik de sterkste vorm naderen. Voor het toernooi in Wenen had ik met mijn coach Gabriel Gonzalez specifiek getraind op mijn backhand en mijn service. En plots kwam het er allemaal uit met een resem overwinningen. Het vertrouwen groeide match na match met de droomfinale tegen Muster als climax. Achteraf bleek dat heel Leopoldsburg, half Limburg en een kwart van Vlaanderen hadden gekeken naar Eurosport of geluisterd naar de Sportmaraton. Dat verraste me, meestal leeft de aandacht voor tennis maar matig. De dag na de finale was de respons van media, van kennissen en vrienden enorm. Zelfs nu nog spreken mensen me aan over die zege. Ook in het circuit kreeg ik waardering. De meeste spelers kwamen me feliciteren, ik merkte ook wel dat ze in de volgende toernooien dubbel gemotiveerd waren om me te verslaan.”

Dick Norman was tot einde juni zowel nationaal als internationaal een anonieme meeloper. Als lucky loser glipte hij langs een achterpoortje ?The Championships” binnen, maar daar richtte hij met zijn krachtige serve-and-volleyspel ravage aan : ?Wimbledon was een droom. Ik wist dat ik goed uit de voeten kon op gras, maar dit. Eerst die winstmatchen tegen ex-winnaars Cash en Edberg en specialist Woodbridge en dan oog in oog met mijn idool, Boris Becker. Normaal gezien mag je voor zo’n mannen geen respekt tonen, want het zijn tegenstanders. Maar zo plots tegenover Becker terwijl ik tegen hem speelde, dacht ik : dit kan niet, mijn superidool staat hier te tennissen tegen mij. Ikzelf vond mijn zeges in de eerste drie matchen logisch. Het waren vooral de reakties van mijn ouders en mijn zus die me pakten. Ze stonden daar op Wimbledon te supporteren, te wenen, het was allemaal heel emotioneel. Achteraf werd ik een beetje geleefd : reportages, telefoon, felicitaties. Ik moest me even herpakken, maar versloeg dan toch op het Belgisch kampioenschap Filip Dewulf en speelde de finale. Nog even later won ik het toernooi in Newcastle. Ik kwam ook plots terecht in een sterker bezet circuit en speelde goede matchen tegen Chang, Rosset, Hlasek. Mentaal zat ik er in de herfst wel een beetje door, waardoor ik die kleine stap naar de top-100 niet kon zetten. Maar het was natuurlijk een fantastisch jaar. Zonder blessures ook, want de voorbije jaren had ik altijd wel iets aan de hand.”

Johan Van Herck en Kris Goossens startten allebei erg sterk en leverden knappe prestaties tot in het begin van de herfst. Van Herck : ?Vooral over de zomermaanden kan ik tevreden zijn, maar na Oostende was de batterij leeg. Ik won nog mijn eerste match in Scheveningen, waardoor ik voor het eerst even in de top-100 kwam, maar dan zat ik er door, geraakte overbelast, mentaal toch. In het najaar speelde ik nog sterk in de Daviscup, maar voorts kende ik nogal wat pech, waardoor ik nu net niet bij de beste honderd behoor. Overigens, op het moment dat ik in Tel Aviv de wereldranglijst zag waarop ik 95ste stond, kreeg ik toch wel even rillingen.”

En Goossens : ?Je naam op die lijst zien, in de top-honderd waarvan je zo lang gedroomd hebt, dat is inderdaad fantastisch. Ik maakte het mee in Guayacuil. Je beseft dat je een doel bereikt hebt. Ik vind het alleen jammer dat ik in Zuid-Amerika gekwetst raakte. Ik was sterk aan het spelen, moest nog aan drie toernooien deelnemen en voelde dat ik daar de verdere doorbraak had kunnen forceren. Voorts heb ik vooral genoten van mijn zege in het BK. Twee keer had ik daar de finale in vijf sets verloren. In het najaar kwam ik ook tot het besef dat ik meer kan dat op gravel spelen. Vroeger dacht ik dat ik alleen op die ondergrond uit de voeten kon. In het laatste toernooi van het seizoen, in Andorra, verloor ik na winst toch tegen Berasategui op het nippertje in de slotset tegen de latere toernooiwinnaar. Dat geeft toch een kick, dat is leuk met het oog op 1996. Met zijn allen hebben we dit jaar wel ervaren dat je echt all-round moet zijn, nu er elf van de twaalf maanden gespeeld wordt. Dick weet ook wel dat alleen serve/volley niet volstaat. Alleen de Spanjaarden en de Zuidamerikanen met hun extreme handgrepen kunnen nauwelijks anders dan op gravel spelen.”

STUDIES.

Johan Van Herck en Kris Goossens zijn als het ware produkten van de Vlaamse Tennis Vereniging (VTV). Ze kregen er hun volledige opleiding in het ?Tennis en Studie-projekt”.

Dick Norman zakte pas in de herfst af naar het VTV-centrum in Wilrijk. Als tiener kombineerde hij training en middelbare studies in Waregem. Toen hij negentien jaar was en omdat hij zoveel groeiproblemen en knieblessures had, overwoog Norman om te gaan studeren naar Amerika, waar zijn beste vriend verbleef. Maar omdat hij toch geloofde in mogelijk tennissukses, zette hij de stap niet.

Filip Dewulf bleef in Limburg. Ook hij rondde zijn middelbare school af : ?Tot mijn achttiende trainde ik maximaal veertien uur per week. Ik was niet tennisgek, beschouwde de training als ontspanning na de school en zou het VTV-regime met twee trainingsessies per dag niet aangekund hebben. Na het kollege aarzelde ik ook ernstig of ik verder zou studeren. Zelfs nu twijfel ik nog elke zomer. Ik heb er aan gedacht om aan de VUB topsport en studie te kombineren zoals Tom Vanhoudt nu doet. Tom was afgelopen zomer internationaal goed bezig, maar moest dan weer ophouden met tennissen om zijn examens voor te bereiden. Telkens ondervindt hij dan weer moeite om in vorm te geraken of om achter zijn bureau te kruipen. Soms vraag ik me af hoe ik me op mijn dertigste zal voelen. Ik heb dan misschien een mooie erelijst, maar zal dan ook beseffen dat ik niets met mijn hersens heb aangevangen, dat ik geen kennis vergaard heb. Dat knaagt wel. Ik besef natuurlijk dat ik mezelf vijf jaar geleden de kans moest geven om uit te vissen waar tennis me kon brengen. Ik wou mezelf achteraf niet het verwijt maken dat ik het niet geprobeerd had. Nu weet ik ook wel dat ik me honderd procent op de sport moet koncentreren, maar als ik in steden zoals Wenen de kans krijg om musea of tentoonstellingen te bezoeken, dan houdt niets of niemand me tegen.”

Johan Van Herck en Kris Goossens zagen de kombinatie sport-studie niet zitten. Van Herck : ?Ik heb de kombinatie ervaren als onmogelijk. We trokken als tieners weken naar het buitenland om, bijvoorbeeld, satelliettoernooien te gaan spelen. Als je dan terugkwam, had je een achterstand op school en die moest je wegwerken. Maar dan moest je opnieuw vertrekken. Omdat we op jonge leeftijd behoorlijke resultaten boekten met onze sport, waren we voor de studie niet erg gemotiveerd. Nu trekken we in het buitenland wel al wat meer mee met coach Koen Gonnissen, naar musea en dergelijke. We beseffen dat we onze interesses moeten uitbreiden, dat er nog andere dingen bestaan dan auto’s, tennis en voetbal.” Koen Gonnissen, classicus en full time coach van het trio Van Herck, Goossens, Norman : ?Internationaal worden de spelers vroeger en vroeger prof. Vroeger braken spelers door als ze 22, 23 jaar waren. Nu is dat op zeventien, achttien. Er wordt getennist van januari tot november. De begeleiding wordt almaar professioneler, de konkurrentie groter. Studies afmaken wordt moeilijker en moeilijker. Daarom moet ik als coach mijn spelers nog wat meer dan tennis bijbrengen. Waarom zou ik niet met hen naar een museum trekken, waarom zou ik hen niet een paar uurtjes taalles geven ? In het begin waren mijn spelers mijn initiatieven vlug beu. Nu merk ik verandering en groeiende interesse. In ben ervan overtuigd dat er afwisseling moet zijn. Niet alle aandacht mag naar tennis gaan, anders wordt de druk te groot.”

PROGRESSIE.

Het kwartet Dewulf, Van Herck, Norman, Goossens, maakte een flinke sprong op de wereldranglijst. Alle vier zijn ze ervan overtuigd dat de progressiemarge nog ruim is, dat een plaats in het midden van de top-100 realistisch is. Koen Gonnissen : ?Als trainer kijk ik zo’n drie jaar verder dan de spelers, voel ik ook beter dan zij waar ze terecht kunnen komen. Op konditioneel, taktisch, technisch en mentaal vlak is er nog veel vooruitgang mogelijk. In 1996 moeten onze mannen een plaats in de buurt van de top-50, -60 waard zijn. Ik beweer niet dat ze die bereiken, maar ik weet dat ze er de kapaciteiten voor hebben. Vooral Dick kan nog enorm veel progressie maken. Hij werkt nu veel konstruktiever dan in het verleden toen hij soms geen partners had en met de ballenmachine moest oefenen. Ik sluit met het drietal telkens een paar kontraktjes af waarin we duidelijk om- en onderschrijven wat we binnen een bepaalde termijn willen bereiken. Bijvoorbeeld : het aanvallende spel van Dick moet beter. Dan stipuleren we in zo’n overeenkomst wat er konditioneel, taktisch, technisch en mentaal moet veranderen om die aanval efficiënter te doen verlopen. Ik merk dat de spelers zo’n konstruktief pakket waarderen. Ze weten wat het doel is, wat de middelen, de konsekwenties zijn en worden daardoor gemotiveerd.”

Filip Dewulf traint onder de leiding van Gabriel Gonzalez, een man die vroeger zelf een bescheiden circuitspeler was, alvorens trainer te worden. Dewulf geeft toe niet zonder hem te kunnen : ?Van mijn achttiende tot mijn twintigste heb ik alleen gereisd. Mijn jeugdcoach Ben Vanhoudt begeleidde me nog vanop afstand, maar ik stagneerde. Een coach moet je matchen zien. Zo weet hij wat je fout doet, hij analyzeert, wijst je op wat je zelf niet ziet of voelt. Hij is ook iemand die storende faktoren wegneemt. Hij zorgt voor trainingspartners, terreinen. Als je dat allemaal zelf moet doen, verlies je veel nutteloze energie. Ik vind dat je, om het te doen klikken, zowel op als naast het terrein in je coach moet geloven. Ik denk wel dat ik ook nog flink wat vooruitgang kan boeken. Mijn service, mijn volley, mijn backhand, mijn benenspel, het kan allemaal beter. Ik ondervind dat ik, bijvoorbeeld in mijn winstmatch tegen Muster, vaak scoorde met dropshots, maar dat ik mijn volley verwaarloosde en soms onterecht met zo’n dropshot probeerde. Daar werken we nu op. Op training probeer ik nu ook echt de punten te maken, zoals in de wedstrijden. Ik ervaar dat ik niet te nonchalant mag zijn.”

Niet onbelangrijk in de stuwing naar boven is het groepsgevoel, de onderlinge konkurrentie. Dewulf weer : ?Ik was jarenlang de beste Belg. Toen de anderen me voorbijschoten op de ranglijst, deed dat pijn. Toen Norman op Wimbledon goed presteerde, dacht ik werkelijk : dat kan ik ook. Ik geniet ook van de week die de Daviscupontmoetingen voorafgaat. We trainen dan samen, met twee coaches, met een perfekte omkadering. We bouwen dan samen een spanning op. Dat groepsgevoel werkt motiverend. Je wil niet verliezen, voor de groep. En de jonste jaren is het natuurlijk leuk om in de wereldgroep de eer van ons land te verdedigen.”

Kris Goossens : ?We komen echt goed overeen. In matchen tegen mekaar geven we ons honderd procent, maar daarbuiten zijn we vrienden. Dick vindt het veel leuker om samen te kunnen trainen en reizen. Als iemand goed speelt, dan werkt dat zo stimulerend dat de volgende week een andere even goed wil doen. Toen Filip, die onrechtstreeks lid is van onze groep, zo sterk presteerde in Wenen, hebben we hem allemaal en onafhankelijk van mekaar gebeld om hem te feliciteren.”

Walter Goethals, de sekretaris-generaal van de VTV, zag het groepsgevoel in de loop van de jaren groeien : ?Toen we een paar jaar bezig waren, hadden we aanvankelijk alleen koppeltjes die goed scoorden : Devries-Wasserman, Appelmans- Van Renterghem, Courtois-Feber. Nu wordt de groep almaar uitgebreid. Het wordt een macht, de spelers voelen zich sterk als team. Norman is er bij gekomen, Sabine is terug, Filip werkt wel met Gabriel Gonzales, maar is altijd welkom. We moeten er gewoon over waken dat de groep samen kan blijven.”

KONTRAKTEN.

De Vlaamse Tennisvereniging is in grote mate verantwoordelijk voor het groeiende sukses van onze mannelijke en vrouwelijke tennissers. Alle spelers die in dit stuk vermeld worden, genoten van kortbij of iets verder van de opleiding van de VTV en haar trainers. Door het fel gestegen aantal leden (van 45.000 in 1979 tot 105.000 in 1995), door de toenemende steun van Bloso (15 miljoen frank) en hoofdsponsors KB en Opel (ook zo’n 15 miljoen) zag de federatie haar budget groeien tot zo’n 65 miljoen frank. Dat geld werd en wordt geïnvesteerd in de uitbouw van de tennisschool in Wilrijk, de automatizering van het computernetwerk tot in de klubs en de gewesten, een trainersopleiding op Europees topniveau, de jeugdprospektie, de rekreantenkompetitie en natuurlijk de topsport.

Walter Goethals : ?We legden op vijftien jaar een enorme weg af. We zijn uitgegroeid tot een mooie KMO. We moeten nu gevat inspelen op de suksessen van onze spelers. We moeten onze basis (80 procent speelt louter rekreatief) en top aan ons binden door een goede service, onze sponsors vasthouden ook. Het is wel prettig om te zien dat ze in Wallonië, geïnspireerd door ons sukses, nu ook een trainingscentrum uitbouwen, en zo meer. Natuurlijk zijn er kapers op de kust en is het moeilijk om iedereen tevreden te houden. Onze topspelers krijgen aantrekkelijke voorstellen van sponsors, van klubs. Ze zien het geld op zich afkomen terwijl ze nog volop bezig zijn met het vestigen van een reputatie en imago. De Franstalige Brusselse klub Primerose wil voor veel geld onze beste spelers en trainers zomaar overnemen.

Kledingsponsor Nike wil Johan Van Herck uitgebreid sponsoren, maar dan moet Johan onze sponsors laten vallen. Dat is allemaal niet makkelijk. Ik denk dat we onze spelers goede, eerlijke kontrakten hebben aangeboden. Ze weten ook dat ze nog lang niet zijn waar ze willen geraken, dat de opleiding en opvang die we hen bieden, hun reisbudget, uniek is in België en vergeleken mag worden met het betere werk in een aantal Europese toplanden. In ruil voor wat wij hen bieden, moeten onze spelers vijf procent van hun prijzengeld afstaan aan de federatie. Dan is die toch ook bezig met hun toekomst. Volgend jaar trekken we de prijzenpot van ons kusttoernooi op van 25.000 tot 75.000 dollar. Tegen 2002 willen we met de steun van de Vlaamse gemeenschap een Grand Prix van een paar honderdduizend dollar inrichten, zodat ze ook hier tegen topspelers kunnen aantreden.

Kijk, Sabine Appelmans trok een tijd naar Nederland, ze wou eens andere lucht snuiven. Ze is toch bij ons terug gekomen. Ze weet ook wel dat het elders niet meteen beter is.”

BLESSURES.

De pechvogel van het jaar was ongetwijfeld Christophe Van Garsse. Vorig jaar in Tel Aviv was Van Garsse nog onze tweede Daviscup-speler. Vol vertrouwen sprak hij toen over een plaats in de top-100. Maar 1995 draaide uit op een jaar vol kommer en kwel. Van Garsse sukkelde continu met zijn knieën : ?Ik heb bijna nooit zonder pijn gespeeld. In september heb ik besloten om voor volledig herstel te kiezen. Dokter Martens vertelde me dat ik een nieuwe kniepees nodig had en zeven maanden uit beweging zou zijn. Gelukkig kon een andere arts, dokter Kenis, me zonder operatie van mijn pijn afhelpen en de oorzaak toch wegnemen. Sinds kort train ik weer met de groep. Door die pechperiode ben ik me veel bewuster geworden van mijn lichaam. We zijn allemaal agressief bezig met onze knieën, schouders, rug, en zo voorts, maar verwaarloosden de medische begeleiding. We trekken geregeld naar de powerzaal en doen uitgebreid aan stretching om blessures tegen te gaan. De voorbije maanden waren natuurlijk hard voor mij. Ik zakte in mijn zetel weg naar de 250ste positie in de plaats van met de anderen mee in de lift te zitten. Mijn eerste indruk, toen ik weer met de groep ging trainen, was de enorme gedrevenheid, de ernst waarmee gewerkt wordt. Iedereen beseft dat er nog zo veel meer in zit. Ik moet nu natuurlijk weer van onderaan beginnen, zelfs kwalifikaties spelen voor challengertoernooien. Dat is zwaar, maar niet onoverkomelijk. Ik ben nog maar 21 jaar. Als ik niet te hard van stapel loop en rustig naar mijn oude niveau kan terugkeren, dan moet de aansluiting met de anderen nog mogelijk zijn.”

Over de zorg voor het eigen lichaam, of beter, het gebrek aan zorg voor het eigen lichaam kan ook Filip Dewulf meepraten. Bij het begin van zijn Amerikaans circuit liep hij een heel zware enkelverstuiking op : ?Ik was net goed bezig en liep die blessure op. Terugkomen wou ik niet. Ik had net mijn tickets betaald. Tegen beter weten in bleef ik spelen. Ik kon niet eens van links naar rechts lopen, alleen wooruit. Natuurlijk verloor ik mijn openingsmatchen tegen mannen van wie ik anders nooit verloren had. In de plaats van me te verzorgen, verloor ik eigenlijk een paar weken. Ik trek nu wel onder begeleiding naar de fitnesszaal en heb een batterij testen laten uitvoeren om uit te vissen waar ik allemaal nog fysiek kan verbeteren. Ik heb in het verleden een rugschool bezocht. Ik denk dat die medische begeleiding, de stretching, de krachttraining en kinesiterapie niet meer weg te denken zijn als je blesssurevrij en dus professioneel bezig wil blijven.”

Volgende week nemen negen Belgische spelers deel aan de Australian Open, het eerste van de vier Grand-Slamtoernooien. De spelers kijken er naar uit, met sportieve en andere verwachtingen. Norman vertolkt de mening van het kwartet : ?Het circuitleven is plezant. Je wordt overal luxueus ontvangen, komt op jonge leeftijd en door je job in kontakt met zoveel andere kulturen, verdient niet slecht, sponsors en media ontdekken en waarderen je. Dat sommigen schertsend vragen of ik met vakantie geweest ben als ik terugkom van drie weken Tokyo, Seoul en Peking, leg ik makkelijk naast me neer. We voelen ons echt wel geprivilegieerd, we beseffen dat terdege. Een paar jaar geleden was het natuurlijk anders. Drie weken satelliet spelen in Haïti voor een paar honderd dollar is, zeker als je ziek bent, geen pretje. En vergeet ook niet dat je in het seizoen echt uit een koffer leeft en dat je soms alleen maar hotel en klub onder ogen krijgt. Maar je hoort ons niet klagen.”

?We moeten in ons zelf geloven,” besluit Johan Van Herck. ?In de grotere toernooien realistisch streven naar matchwinst en regelmaat. Slagen we daar in, dan gaat de lift vanzelf verder omhoog.”

Dirk Gerlo

Filip Dewulf : Soms vraag ik me af hoe ik me op mijn dertigste zal voelen.

Dick Norman : Na Wimbledon werd ik wat geleefd.

Johan Van Herck : Ik heb de kombinatie sport-studie ervaren als onmogelijk.

Kris Goossens : De sterke prestaties van iemand van onze groep werken stimulerend.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content