Voor het eerst in bijna twintig jaar zou er wel eens écht iets kunnen veranderen bij de Vlaamse liberalen.
Dat hij de enige kandidaat-partijvoorzitter is met regeringservaring. Dat hij er na 22 jaar in de politiek helemaal klaar voor is. Die boodschap bleef Marino Keulen (Open VLD) de afgelopen dagen maar herhalen. Keulen is dan ook een kind van een liberale generatie die frustrerend lang heeft moeten wachten op de aflossing van de macht. Vandaar dat veel van zijn generatiegenoten dezer dagen zo strijdvaardig zijn: ze hopen eindelijk te krijgen wat hen toekomt en willen vooral niet worden ingehaald door hun jongere partijgenoten. Die moeten netjes hun beurt afwachten, vinden ze. Net zoals zijzelf hebben gedaan.
Tot nu toe heeft de lichting van Keulen altijd naar de pijpen moeten dansen van sterke leiders als Guy Verhofstadt, Karel De Gucht en – in mindere mate – Patrick Dewael. Zij waren het die hun partijgenoten jarenlang als Playmobilmannetjes over het politieke speelveld verschoven en zonder al te veel overleg de strategische koers uitzetten. Ondertussen zag de tussengeneratie hoe dat triumviraat, dat de Open VLD aanvankelijk had doen gloriëren, nefaste beslissingen nam en de geloofwaardigheid van de partij steen na steen afbrak.
En wat deden de overige partijleden? Ze zuchtten discreet en zwegen. Omdat ze te laf waren, omdat ze hun mandaat aan het triumviraat te danken hadden, omdat ze nog altijd vertrouwen hadden in de bevlogenheid van Guy Verhofstadt of de rigide rechtlijnigheid van Karel De Gucht. Dus luidde Marino Keulen de alarmbel niet. Net zo min als Vincent Van Quickenborne en Patricia Ceysens, de running mates van kandidaat-voorzitter Alexander De Croo, of oudgedienden als Dirk Van Mechelen en Dirk Sterckx, die nu de kandidatuur van Gwendolyn Rutten steunen. Terwijl de Open VLD begon te zwalpen, greep iedereen de reling vast en hoopte dat de storm vanzelf zou gaan liggen. Ook de veelbelovende twintigers en dertigers die ondertussen naar voren werden geschoven. Pas toen op 7 juni bleek dat de bui niet vanzelf zou overwaaien, begon een groepje debutanten, onder wie Mathias De Clercq en Alexander De Croo, zich te roeren.
Spons erover. Dat niemand heeft ingegrepen toen de partij op een schipbreuk afstevende, doet er nu niet meer toe. Straks dingen drie helderblauwe liberalen naar het voorzitterschap van de Open VLD. Alexander De Croo, Gwendolyn Rutten en Marino Keulen gooien zich niet louter in de strijd om de belangen van de een of andere clan te verdedigen, maar willen écht hun partij leiden. En dat is tegenwoordig al heel wat. Alle drie beseffen ze maar al te goed dat het cruciaal is om zich, ondanks hun afkomst of voorgeschiedenis, zo ongebonden mogelijk op te stellen. Aan ambitie lijkt het hen alvast niet te ontbreken, aan lef voorlopig ook niet. De voorzittersverkiezing van 5 december is echter maar een eerste hindernis. Daarna begint het echte werk: de onvermijdelijke ontvoogdingsstrijd. Pas als die is gestreden maakt de Open VLD een kans om echt uit haar as te herrijzen.
door Ann Peuteman
De voorzittersverkiezing is maar een eerste hindernis. Daarna begint het echte werk: de onvermijdelijke ontvoogdingsstrijd.