SPEAKERS’ CORNER
De Plaag, het toneelstuk Missie, Congo: David Van Reybrouck bewees bij herhaling dat hij een begenadigde pen combineert met een scherp intellect. Hij is ook geen auteur die l’art pour l’art bedrijft, maar schrijft en werkt vanuit een politieke bewogenheid. Hij wil dingen in beweging zetten. Daarom ook richtte hij in 2010 zijn ‘G1000’ op, zijn burgerinitiatief om ‘België 2.0’ weer op gang te krijgen. Dat initiatief wilde ingaan tegen de gelaten politieke sfeer, toen België een regeringscrisis van 541 dagen doormaakte en jongeren uiteindelijk op straat kwamen om politici aan te porren hun verantwoordelijkheid op te nemen. Van Reybrouck en de zijnen kozen voor een ‘burgertop’: voor grassroots-politiek waarbij geëngageerde burgers samen oplossingen zoeken en uitwegen suggereren voor de belangrijke problemen van deze tijd. Het doel was de (weder)geboorte van de deliberatieve democratie. ‘Onze democratie is te kostbaar om alleen over te laten aan politici.’ De lat werd hoog gelegd: ‘Het land moet met de tijdgeest mee evolueren: van een representatieve naar een directe democratie.’
Die afwijzing van de representatieve democratie – dus van het parlementair stelsel met zijn algemene, vrije verkiezingen – leidde meteen tot scherpe kritiek. In De Standaard nam Van Reybrouck gas terug. Hij zelf noemde het een ‘nuance’: ‘Wij zijn fel voorstander van de representatieve democratie. Wij zijn niet tégen verkiezingen, we beschouwen ze als het hart van de democratie. Maar alleen verkiezingen vinden we in dit informatietijdperk te beperkt. De deliberatieve democratie die wij voorstellen is geen aanval, maar een aanvulling op de representatieve democratie.’
En vervolgens kreeg de G1000 onder aanzienlijke persbelangstelling haar beslag. Over het algemeen waardeerde de pers het niveau van de debatten en de inzet van de deelnemers. Maar tegelijk stelde men vast dat de inhoud povertjes was, vaak een doorslagje van wat al eerder betoogd was tijdens debatten in het ‘echte’ parlement. Politoloog Dave Sinardet, een andere initiatiefnemer van de G1000, vond dat eigenlijk logisch: ‘Er zijn nu eenmaal geen honderd oplossingen voor sommige problemen.’ Dat was ook de balans van de G1000 en diens selecte opvolger G32. Ongetwijfeld was het voor de deelnemers een waardevol experiment, een goede oefening in overleg- en debatcultuur. Maar de politieke impact van het initiatief was zo goed als onbestaande.
Het zou kunnen dat die ervaring David Van Reybrouck verbetener heeft gemaakt. Zijn nieuwe boek heet gewoon Tegen verkiezingen, punt uit. De inhoud is net zo genuanceerd als de titel. Van Reybrouck pleit ervoor om de parlementaire democratie en het in zijn ogen bijzonder contraproductieve systeem van rechtstreekse verkiezingen te vervangen door een vorm waarbij lottrekking centraal staat. Het systeem van verkozen politici is volgens hem wezenlijk fout, want ten gronde antidemocratisch. Een parlement vormt altijd een filter tegen de waarachtige, politieke participatie van alle burgers.
Wie niet beter weet, zal Van Reybrouck wellicht geloven. Hij is zijn vlotte pen niet kwijt, en bij de argeloze lezer komt zijn enthousiasme voor het klassieke Athene of de Venetiaanse republiek (waar verschillende systemen van lottrekking bestonden) ongetwijfeld bijzonder aanstekelijk over. Helaas is het vrij merkwaardig dat een academisch geschoold historicus als Van Reybrouck vergeet te vermelden wat voor slechte ‘democratieën’ Athene en Venetië wel waren. Venetië was een akelige oligarchie, waar gekonkel en onderhandse afspraken aan de orde van de dag waren en waar zelfs de fysieke liquidatie van de politieke tegenstanders (vaak ook commerciële concurrenten) niet werd geschuwd.
De Atheense instellingen waren corrupt en werden voortdurend gemanipuleerd. Van Reybrouck citeert graag Plato, die veel op heeft met de mooie principes achter de Atheense staatsinstelling. Maar hij negeert de bijtende komedies van Aristophanes die genadeloos inhakken op de inefficiënties. Zoals, toen al, de grote invloed van lobbyisten op die door loting aangewezen maar daarom inhoudelijk niet echt sterke politieke beslissers.
Het schervengericht werd door allerlei coalities en fracties gebruikt om politieke tegenstrevers uit te schakelen. En wie te non-conformistisch was, riskeerde de doodstraf: het ultieme lot van Socrates. En die zogezegd zo democratische Atheense instellingen verhinderden vooral niet dat Athene een militair-imperialistische politiek voerde tegenover de andere Griekse stadstaten. Beroemd is Thucydides’ beschrijving van de ‘dialoog’ tussen de Atheners en de Meliërs: een van de oudste gedocumenteerde staaltjes van internationale machtspolitiek, waarbij de grootmacht Athene het kleine Melos cynisch afdreigde om snel te doen wat Athene wilde. Toen de Meliërs niet op de chantage ingingen, werden alle mannen vermoord en de vrouwen en kinderen als slaven verkocht.
Helemaal ergerlijk wordt het als Van Reybrouck de werkelijkheid begint te verdraaien. Neem zijn centrale stelling dat verkiezingen ‘nooit als democratisch instrument bedoeld zijn’. Vanzelfsprekend leidde de Franse Revolutie niet onmiddellijk tot de perfecte democratie. Na het absolutisme van de monarchie belandde men eerst bij een ‘democratie’ waarin de elite van de burgerij het voor het zeggen had. En vervolgens werd die democratie, in Frankrijk maar ook elders, steeds democratischer van samenstelling. Dat is een normaal en logisch proces.
Als de verkiezingen zo vreselijk ondemocratisch zijn als Van Reybrouck betoogt, waarom hebben in een niet zo ver verleden alle mogelijke dictators van links en rechts die dan altijd angstvallig vermeden? Waarom deed het Zuid-Afrikaanse apartheidsregime er echt alles aan om het principe van ‘one man, one vote’ niet in de praktijk te moeten omzetten? David Van Reybrouck maakt het zich ook erg gemakkelijk door in een interview de klassieke dooddoener te gebruiken dat zelfs Hitler via verkiezingen aan de macht is gekomen. Hij vergeet te zeggen dat Hitler vervolgens de vrije verkiezing heeft afgeschaft. Of dat Hitlers ultieme Nemesis, Winston Churchill, in 1945 de oorlog won en vervolgens de verkiezingen verloor. En wie stuurde de grote staatsman naar af? Juist: de kleine man. De kiezer.
Het klopt dat zeker sinds de val van de Berlijnse Muur allerlei (semi)-dictaturen zich met het grootste gemak van verkiezingen bedienen, en dat het parlementaire systeem niet vrij is van systeemfouten en praktische inefficiënties. Maar om er dan maar gelijk de doodsklok over te luiden? En het in te wisselen voor een systeem dat nog ondoorzichtiger is, nog minder garanties biedt op onafhankelijkheid, waar de decision makers nog minder verantwoording moeten afleggen?
Het is geen toeval dat de voorstellen van Van Reybrouck om de democratie te vernieuwen op de sympathie kunnen rekenen van Jean-Luc Dehaene. Die ervaren gids had het nooit echt begrepen op het parlement. Toen hij in 1981 minister werd, was dat als niet-verkozen ‘extra-parlementariër’. Hij heeft Kamer en Senaat altijd met een zeker misprijzen bekeken. Zelf vertelde hij graag de anekdote dat hij, telkens wanneer hij als premier een Kamerdebat had moeten bijwonen,’s avonds voor het betreden van zijn woning eerst driemaal met het hoofd tegen de voordeur beukte: ‘Ik geloof in de democratie. Ik geloof in de democratie. Ik geloof in de democratie.’ Zo cynisch Dehaenes omgang was met de democratie, zo oprecht is David Van Reybroucks zoektocht naar betere vormen ervan. Maar om met de woorden van wijlen Piet De Somer te besluiten: bij intellectuele zoektochten bestaat er altijd ‘een recht op dwalen’. Van dat recht heeft David Van Reybrouck ditmaal royaal gebruikgemaakt.
Het is merkwaardig dat een historicus als Van Reybrouck vergeet te vermelden wat voor slechte ‘democratieën’ Athene en Venetië wel waren.
Na een Kamerdebat placht premier Dehaene drie keer met zijn hoofd tegen de deur te beuken: ‘Ik geloof in de democratie. Ik geloof in de democratie. Ik geloof in de democratie.’