VOOR ELKE ONDERZOEKSJOURNALISTIEK DIE NAAM WAARDIG IS WANTROUWEN TEGENOVER AUTORITEITEN, POLITICI, INSTITUTEN EN HUN WOORDVOERDERS EEN BASISVOORWAARDE.
Komkommertijd is volgens Van Dale de vakantietijd ‘waarin gewoonlijk voor de media weinig nieuws te berichten valt’. Maar dit jaar waren in geen velden of wegen komkommers te bekennen. Integendeel, elk journalistenhart ging deze zomer sneller kloppen. Regeringsvormingen aan de lopende band, de Gazastrook opnieuw in brand, burgeroorlogen in Oekraïne, Syrië en Irak, met in een misselijkmakende glansrol de schurkenbende die James Foley keelde. De redacties kwamen journalisten tekort, ik vermoed dat er uit vakantie zijn teruggeroepen. Of ze zijn uit zichzelf vroeger teruggekeerd, want geloof me, veel journalisten leven voor hun vak.
Dat bleek nog eens ten overvloede uit de excellente interviewserie Kijken in de ziel op de Nederlandse televisie. Na advocaten, psychiaters, politici en ondernemers praatte meesterinterviewer Coen Verbraak zes weken na elkaar met twaalf journalisten. Ze gaven ons veel inzicht in hun beroep. En uiteraard gaat iemand zoals ik dan over de broeders en zusters in het vak nadenken – en niet het minst over zichzelf.
Waarom kozen we ervoor? Wilden we de wereld verbeteren, onrecht aan de kaak stellen? Dat heeft zeker meegespeeld, maar waarom gingen we dan niet, zoals sommige generatiegenoten wél deden, pamfletten uitdelen aan de fabriekspoort? Een bekende Nederlandse journaliste zei dat journalistiek ‘overwonnen woede’ is. Daar kan ik wel iets mee. Je kanaliseert je onvrede over de gang van zaken in de wereld tot een stuk in de krant of een reportage op tv. Dus geen activisme, maar wel persoonlijke betrokkenheid. Staat dat op gespannen voet met de sacrosancte objectiviteit? Objectiviteit bestaat niet, punt uit. Een beurskoers, een voetbaluitslag, dat zijn objectieve berichten. Maar zodra er meningen in het spel zijn, kun je die van jezelf niet helemaal uitschakelen. Dat hoeft ook niet. Je moet het als journalist wel niet te bont maken, niet achter een vlag lopen. Ik heb geleerd dat het niet zo moeilijk is om je eigen meningen eventjes op het schap te laten.
Opiniepeilingen bij journalisten zowel in Vlaanderen als in Nederland geven aan dat ongeveer 60 procent zich links of links van het midden noemt en ook zo stemt. Wie rechts van het midden is, kan ik geruststellen: het zal niet zo’n vaart lopen, een linkse of linksige journalist – ik spreek uit ervaring – levert niet noodzakelijk linkse journalistiek af. Goede journalisten houden afstand van hun eigen dada’s, ze kunnen relativeren, ook hun eigen opvattingen. Wat een journalist wél moet zijn, is ‘maatschappijkritisch’, een woord dat uit de mode is geraakt. Hij moet autoriteiten, politici, instituten en hun woordvoerders wantrouwen. I. F. Stone, een bekende Amerikaanse journalist, al 25 jaar dood, zei dat hij, als hij tegenover iemand zat, er altijd van uitging dat die liegt, of op zijn minst de zaken verdraait, mooier voorstelt dan ze zijn. Die Stone, dat moet ik toegeven, was wel erg links, maar een slechte a-priori-houding voor een journalist is dat zeker niet. Ik vind het een basisvoorwaarde voor elke onderzoeksjournalistiek die naam waardig.
Journalisten mogen dan al een mening hebben, een aantal zaken mogen ze niet. Ze mogen volgens mij geen lid zijn van een partij, beter ook niet van Greenpeace of Gaia. Siegfried Bracke en nog andere collega’s lapten die regel aan hun laars. Mag een journalist aandelen hebben? Beter niet. Hoe ga je als trotse bezitter van Philips-aandelen een kritische reportage maken over dat bedrijf? Je kunt beter ook niet de woordvoerd(st)er van de CD&V als partner hebben. Of je moet hele strenge afspraken maken thuis. En zelfs dan, ben ik bang, zul je in de pikorde van de redactie een paar treden zakken. Zou VRT-journaliste Greet Op de Beeck, als partner van Open VLD-politicus Patrick Dewael, nieuwsanker van het journaal kunnen worden of op de Panorama-stoel van Phara kunnen gaan zitten? Ik betwijfel het. Als algemene regel moeten journalisten zich ver houden van invloedrijke personen, van ‘de macht’. Ze moeten er alleen puur beroepsmatig mee omgaan. Liefst geen etentjes, want voor je er erg in hebt, zit je deals te sluiten. ‘Zorg ervoor dat je niet aardig wordt gevonden, daar kun je als journalist oud mee worden’, vatte onderzoeksjournalist Arnold Karskens het samen.
Er zijn nóg mooie vakken, maar de journalistiek is ongetwijfeld een van de mooiste. Daarom heb ik het nooit in mijn hoofd gehaald ‘eens iets anders te gaan doen’. Je leert er veel mee, over mensen en over misstanden. Een paar keer maar het gevoel hebben een luis te zijn in de pels van de macht, daar doe je het voor. Rijk word je er niet van, maar misschien wel een rijker mens.
Een paar keer maar het gevoel hebben een luis te zijn in de pels van de macht, daar doe je het voor.