Bekeerd in: 2005
‘Als jonge tiener kwam ik vaak bij een Marokkaanse vriendin thuis. Omdat het geloof van haar familie me fascineerde, begon ik boeken over de islam te lezen en ging ik soms mee naar de moskee. Al snel merkte ik dat het geloof me tot rust bracht. In die periode lag ik erg met mezelf in de knoop en had ik een eetstoornis. Ik wilde koste wat het kost aan het vrouwelijke schoonheidsideaal beantwoorden. Het is door de islam dat ik mezelf weer graag ben beginnen te zien. Toen ik voor het eerst een hoofddoek aandeed, voelde ik me echt mooi. Veel mooier dan toen ik nog korte rokjes en topjes droeg.
Op mijn zestiende heb ik me bekeerd en heb ik een Arabische naam aangenomen. Maar voor mijn ouders heb ik dat nog twee jaar verzwegen. Ik was ook nog zo jong. Ik wilde wel dat ze wisten dat ik moslim was, maar ik was bang voor hun reactie. Toen ik achttien was, heb ik het uiteindelijk verteld en ben ik ook een hoofddoek beginnen te dragen. Dat vond mijn moeder moeilijker dan mijn bekering op zich. Ik denk dat ze bang was voor wat de mensen ervan zouden denken. Nu trekt ze zich daar niets meer van aan en hebben we weer een heel goede relatie. Gelukkig maar, want familie is in de islam heel belangrijk. Nu ik wat ouder ben en zelf moeder ben, begrijp ik beter dat het voor ouders moeilijk is als hun kind een heel andere weg kiest dan ze in hun hoofd hadden.
Kort na mijn bekering heb ik mijn man, een Belg van Turkse afkomst, leren kennen. Hij rookte en dronk niet en deed mee met de ramadan, maar verder was hij niet echt een praktiserende moslim. Op een keer gingen we samen eten en bestelde hij kip. Ik moest hem uitleggen dat dat niet mocht omdat kip op restaurant niet halal is. Door mij is hij zich meer in het geloof gaan verdiepen.
Hoewel ik niet meer katholiek ben, vier ik Kerstmis nog altijd met mijn familie. Voor mij is dat geen christelijke feestdag maar wel een dag om samen te zijn. Zolang mijn dochtertje klein is, vieren we haar verjaardag ook nog. Ik zou het er moeilijk mee hebben om dat allemaal achterwege te laten. Al heb ik dat wel gedaan toen ik pas bekeerd was, want toen was ik veel strikter in mijn geloof.
Ik heb niet vaak de indruk dat mensen me raar bekijken omdat ik bekeerd ben. Al zijn er wel kleine dingen die je meemaakt als je een hoofddoek draagt. Zoals de bus die niet voor je stopt. Sommige mensen praten ook tegen je alsof je een kleuter bent. Van een vrouw met een hoofddoek wordt blijkbaar verwacht dat ze dom is of amper Nederlands verstaat. Ik trek me daar allemaal niet veel van aan. Wel vond ik het na de aanslagen in Parijs eng om de straat op te gaan. Ik was zowel bang voor mogelijke aanslagen in België als voor hatelijkheden ten opzichte van moslims. Mijn man zegt soms dat we altijd nog naar Turkije kunnen verhuizen als het hier te erg wordt. Maar dat wil ik niet. Ik ben dan wel een moslim, maar ik blijf een Belgische.’