Van Afghanistan en Irak tot Sudan worden hulporganisaties zwart afgeschilderd als slippendragers van de Amerikanen. ‘Ook wij zijn daardoor een doelwit’, zegt Gorik Ooms, de nieuwe baas van Artsen Zonder Grenzen België.
‘Ik heb een hekel aan ziekenhuizen, bloed en naalden. Daarom heb ik het idee om geneeskunde te studeren snel weer over boord gegooid.’ Gorik Ooms is jurist geworden, maar toch heeft hij de voorbije jaren al meer zieke mensen gezien dan veel huisartsen in hun hele carrière. Tijdens de drie jaar dat hij voor Artsen Zonder Grenzen (AZG) in Mozambique werkte bijvoorbeeld, of onlangs nog toen hij poolshoogte ging nemen in het Sudanese Darfur. ‘Op den duur begon ik bijna te praten als een arts, en dat is natuurlijk heel gevaarlijk’, zegt hij. ‘Ik hou me dan ook in om me in medische discussies te mengen. Op het terrein moet je als coördinator op de artsen vertrouwen.’
Straks zal hij veel minder tijd hebben voor missies in verre gebieden, want vanaf 1 september volgt hij Tine Dusauchoit op als algemeen directeur van AZG België. Van dan af geeft hij leiding aan de 160 werknemers op het hoofdkwartier in Jette, de 600 artsen, verpleegkundigen en logistiekers die ergens in de wereld aan het werk zijn, en de duizenden medewerkers die ter plaatse worden gerekruteerd. En dat terwijl het steeds moeilijker wordt om de veiligheid van al die mensen te garanderen, want in moderne oorlogen zijn zelfs hulpverleners doelwitten geworden.
Gorik Ooms: ‘De zogenaamde oorlog tegen het terrorisme heeft een gevaarlijke polarisering teweeggebracht tussen het Westen en de moslimwereld. Niet alleen reageren fundamentalistische moslimgroepen agressief op westerlingen, sommige mogendheden recupereren en misbruiken humanitaire hulp. Vooral de Verenigde Staten drijven dat ver door – al bestaat ook bij ons de tendens om het leger in te zetten voor humanitaire operaties. Onder het motto Winning the hearts and the minds vermengen de Amerikanen zonder verpinken militaire strategieën en humanitaire hulp. In Afghanistan gaan ze zelfs zover om pamfletten uit te delen met een niet mis te verstane boodschap: de bevolking krijgt alleen nog humanitaire hulp als ze Talibanstrijders aangeeft. Dan mag het ons toch niet verbazen dat die mensen geen onderscheid meer maken tussen westerse legers en hulporganisaties? We kunnen de plaatselijke bevolking daardoor haast niet meer van onze politieke neutraliteit overtuigen.
Daardoor worden westerse hulpverleners in sommige landen wandelende schietschijven.
GORIK OOMS: Het maakt het er voor ons in elk geval niet minder gevaarlijk op. Daardoor wordt het niet alleen moeilijker om mensen te vinden die naar zo’n gebied willen trekken, maar ook om het vertrouwen en de steun van de plaatselijke bevolking te krijgen. Dat is niet alleen een probleem in Afghanistan of Irak, maar bijvoorbeeld ook in Sudan. Hoewel daar nog niet eens een militaire interventie bezig is, stond vorige week tijdens een betoging op spandoeken te lezen dat hulpverleners de handlangers van de VS zijn. Nogal logisch: onlangs haalde iemand van de Bush-regering het in zijn hoofd om in de pers te verklaren dat de Amerikaanse overheid met de hulp van ngo’s een lijst van Janjaweed-milities heeft opgesteld. Ongelooflijk! Zo maken ze van elke AZG-medewerker in Sudan een potentiële verklikker. Ofwel snappen de Amerikanen dat niet, ofwel negeren ze het gewoon. Ngo’s moeten er alles aan doen om de VS en co. duidelijk te maken dat ze met vuur spelen. Voorlopig lijken ze niet echt te luisteren, maar ze kunnen het probleem ook niet blijven negeren. Vorige week nog werd president George W. Bush tijdens een persconferentie in de Rose Garden naar zijn mening gevraagd over het vertrek van AZG uit Afghanistan. Natuurlijk fietste hij met een grote bocht om de vraag heen, maar dát die is gesteld, wijst erop dat ze niet meer om het probleem heen kunnen.
Is het aan de andere kant niet makkelijker werken in een land waar het wemelt van de Amerikaanse soldaten, om de veiligheid van de humanitaire werkers te garanderen?
OOMS: Integendeel. In Afghanistan is het voor ons vandaag gevaarlijker dan vóór de Amerikanen er waren. Dat komt natuurlijk ook omdat wij, in tegenstelling tot sommige andere ngo’s, niet embedded willen werken. Onder de vleugels van het Amerikaanse leger functioneren, is volgens ons de verkeerde strategie. Dan kun je zelfs niet meer pretenderen dat je neutraal bent.
Wat is dan de juiste strategie om ondanks die angels in het Midden-Oosten te kunnen blijven werken?
OOMS: Ik wou dat ik daar een antwoord op had. We kunnen alleen onze neutraliteit blijven benadrukken: herhalen dat we geen kant kiezen in het conflict en iedereen helpen. Merken we dat de veiligheid van onze teams te veel in het gedrang komt en we maar weinig verschil kunnen maken op het terrein, dan kunnen we onze mensen alleen terugroepen.
Dat we dat in Afghanistan hebben gedaan, is niet alleen omdat er vijf van onze medewerkers zijn vermoord. We hadden ook het gevoel dat onze missie er wel heel moeilijk werd. Ngo’s hadden eigenlijk maar twee mogelijkheden: zich inschrijven in het masterplan op het vlak van gezondheidszorg dat de VS, de Wereldbank en de plaatselijke overheid hebben ontwikkeld, of vertrekken. Voor ons was het geen optie om in dat systeem te stappen omdat we dan automatisch partij zouden kiezen in een conflict dat nog aan de gang is. Met andere woorden: we wisten niet hoe we in Afghanistan nog op een neutrale manier konden werken met minimale veiligheidsgaranties. Wat konden we dus anders doen dan vertrekken? Dat is natuurlijk een beslissing uit onmacht, maar er zijn geen alternatieven.
Ziet u AZG binnenkort terugkeren naar Afghanistan?
OOMS: We houden in elk geval contact met de Afghanen die tien, vijftien jaar voor ons hebben gewerkt. Als we denken dat we er relatief veilig kunnen werken en een zekere bewegingsruimte krijgen, kunnen we terug.
Veel hangt dus af van wie de volgende president van de Verenigde Staten wordt?
OOMS: Inderdaad. Maar vraag me nu niet om stemadvies (lacht).
Ondertussen hebben ze in Zimbabwe aan een wet gewerkt die buitenlandse ngo’s moet verbieden of hun activiteiten aan banden leggen. Een gevaarlijk precedent?
OOMS: Ach, onze relatie met de plaatselijke regeringen is over het algemeen niet gemakkelijk. Dat ligt ook voor de hand: als wij ergens interveniëren, is dat omdat er veel slachtoffers vallen in een crisissituatie en meestal draagt de overheid daar een belangrijke verantwoordelijkheid voor. Onze aanwezigheid is op zich dus al een blaam aan het adres van de machthebbers. Ik geef toe dat de situatie in Zimbabwe nogal extreem is, maar er zijn nog landen die zwarte lijsten van ngo’s opstellen. In Rwanda zijn sommige secties van Artsen Zonder Grenzen bijvoorbeeld niet langer welkom – voorlopig mag de Belgische afdeling er wel nog werken.
Kan AZG zo’n verbod omzeilen door de ene afdeling door een andere te vervangen?
OOMS: (grijnst) U begrijpt dat ik niet al onze keukengeheimen kan prijsgeven.
Onlangs kwam AZG onder vuur te liggen toen het weigerde het losgeld terug te betalen dat de Nederlandse regering op tafel heeft gelegd voor de vrijlating van Arjan Erkel, de hulpverlener die twintig maanden lang in Dagestan gegijzeld werd.
OOMS: Voor alle duidelijkheid: Arjan Erkel is een Nederlander die voor AZG Zwitserland werkte. De Belgische sectie is dus niet direct bij de zaak betrokken, maar heeft alles wel van dichtbij gevolgd.
Het is niet zo dat AZG a priori weigert om losgeld te betalen als een van onze medewerkers wordt gegijzeld. Maar als we dat aan de grote klok hangen, loopt iedereen die voor ons werkt, met een prijskaartje op zijn hoofd. Daarom hebben zowel wij als de Nederlandse regering aanvankelijk gezegd dat er geen losgeld voor Arjan is betaald, omdat dat onze politiek niet is. Maar door al dat getouwtrek staat het ondertussen voor iedereen als een paal boven water dat zowel de Nederlandse regering als AZG in dat soort situaties wél bereid zijn om over de brug te komen. Dat is heel ongelukkig, want dat ondermijnt de veiligheid van AZG-medewerkers én Nederlanders in bepaalde landen.
Waarom hebben jullie dan niet meteen het losgeld terugbetaald? Dan was de zaak nooit in de openbaarheid gekomen.
OOMS: Daar bestaat intern heel wat discussie over. Louter theoretisch is het simpel: als het de Nederlandse regering is die Arjan heeft bevrijd – en daar laten ze geen twijfel over bestaan – zie ik niet in waarom wij de prijs moeten betalen van onderhandelingen waarbij we nooit zijn betrokken. Natuurlijk wisten we dat het risico dat details over de vrijlating van Arjan aan het licht zouden komen, groter werd als we bleven weigeren te betalen. Maar niemand geloofde echt dat de Nederlandse regering haar chantage zover zou drijven.
Zelf heeft Erkel duidelijk de kant van de Nederlandse overheid gekozen.
OOMS: Dat vind ik jammer, maar wel begrijpelijk. Tijdens zijn gevangenschap hanteerden AZG en de overheid al een verschillende strategie. Wij drongen erop aan dat er meer druk op Moskou zou worden uitgeoefend, maar de regering zag dat niet zitten. Meer nog: ze waardeerden allerminst dat we dat toch probeerden via andere kanalen. De familie van Arjan geloofde meer in de strategie van Nederland, en dat kleurde de informatie die hij kreeg toen hij weer thuis was.
Het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken heeft AZG nu gedagvaard. Zijn jullie bang voor de uitspraak?
OOMS: Dat verdict is op zich minder belangrijk dan het verloop van het proces. We kunnen alleen maar hopen dat er niet te veel details uitlekken, want dan schrijven we mee aan een handboek voor milities die zin hebben om een humanitair hulpverlener te ontvoeren.
Lopen hulpverleners vandaag meer risico van gegijzeld te worden?
OOMS: Die indruk heb ik niet. In sommige gebieden, zoals Colombia en Tsjetsjenië, is het wel een sport geworden om westerlingen te ontvoeren. Maar het zijn niet specifiek humanitaire werkers die worden geviseerd.
Sinds u terug bent uit Darfur hebt u geprobeerd mediabelangstelling te krijgen voor de duizenden vluchtelingen in die regio. Is het voor een ngo noodzakelijk om op die manier op de publieke opinie in te spelen?
OOMS: Natuurlijk. Om in een uitgestrekt, vaak ontoegankelijk gebied als Darfur een miljoen mensen van medische hulp, voedsel en water te voorzien, is er een gigantische humanitaire operatie nodig. Als we de publieke opinie daarvoor warm kunnen maken, krijgen we een heleboel giften binnen. Die zijn op zich noodzakelijk, maar ze vergroten ook onze kans op de noodzakelijke politieke steun. Politici zullen sneller geneigd zijn om geld voor een gebied vrij te maken als ze merken dat de publieke opinie daarachter staat. Wat Darfur betreft, blijkt het heel moeilijk om media-aandacht te krijgen. De problemen zijn daar nu al anderhalf jaar bezig, en het ziet er niet naar uit dat ze snel opgelost zullen worden. Toch lopen cameraploegen er elkaar niet voor de voeten. Hoe dat komt? Dat zou ik eigenlijk aan u moeten vragen. De ervaring leert dat mediabelangstelling meer afhangt van de kracht van de beelden die op een bepaalde plek kunnen worden gemaakt, dan van de ernst van de situatie. Het is de taak van een ngo als Artsen Zonder Grenzen om op dat vlak tegenwicht te bieden. Maar we moeten ook opletten dat we ons niet te veel laten sturen door CNN, en alleen nog daar kunnen werken waar cameraploegen rondlopen.
Ondertussen wordt ngo’s wel een grote invloed toegeschreven. Volgens socioloog Luc Huyse zijn ze de sparringpartners van de machtige multinationals.
OOMS: Die invloed wordt overschat. Het verhaal van de krimpende macht van regeringen en de toenemende invloed van multinationals en ngo’s is mij een beetje te simplistisch.
Een veelgehoorde kritiek is dat ngo’s veel macht hebben maar van niemand een mandaat hebben gekregen. Kunt u daar in komen?
OOM: De mensen steunen ons toch duidelijk? Niet door op ons te stemmen, maar door hun giften. Wij vertegenwoordigen de duizenden mensen die geld op onze rekening overschrijven. Hun steun is onze legitimatie. Zelf ben ik als algemeen directeur verkozen door onze algemene vergadering die uit een paar honderd mensen bestaat. Ik vertegenwoordig dus meer mensen dan Luc Huyse.
Ik vind niet dat we ons voor onze standpunten nog meer moeten verantwoorden dan we al doen. Er is intern echt wel veel controle en doordat we zelf vaak naar de media stappen, moeten we ons ook tegenover hen verantwoorden. Dat u me nu ondervraagt over de zaak-Erkel is toch een vorm van controle?
Hoe belangrijk is lobbywerk vandaag voor een internationale ngo?
OOMS: Dat wordt steeds belangrijker. Al hou ik niet zo van dat woord: ‘lobbyen’ veronderstelt in mijn oren achterkamertjespolitiek. Wat wij doen en vragen, gebeurt open en bloot.
En wordt er in de Brusselse Wetstraat naar AZG geluisterd?
OOMS: In het parlement en in de regering komen wij vrij weinig aan bod, maar bij de overheidsdiensten staan ze wel degelijk open voor ons advies en onze suggesties. Ondertussen hebben we genoeg ervaring, zijn we in genoeg landen aanwezig en beschikken we over genoeg middelen om enig gewicht in de schaal te kunnen leggen. Eigenlijk hebben we soms het omgekeerde probleem: de media of de overheid vragen ons soms om adviezen of analyses die we niet kunnen geven. Neem nu de situatie in Darfur: ook wij kennen de oplossing niet.
AZG is ook in België actief. Volstond de rest van de wereld niet als actieterrein?
OOMS: U weet wat AZG zegt: de hele wereld is onze wachtkamer. Dus bekommeren we ons niet alleen om een Sudanees in een vluchtelingenkamp, maar ook om een Antwerpenaar die geen toegang heeft tot medische zorgen. Ook in België houden we een vinger aan de pols van de medische zorgverlening en zetten we eventueel projecten op om de situatie te verbeteren.
Wie zijn die duizenden patiënten die jaarlijks op consultatie komen in jullie medische centra in Antwerpen, Brussel en Luik?
OOMS: Vooral illegalen en uitgeprocedeerde asielzoekers. Ik wil geen uitspraken doen over het vreemdelingenbeleid van de Belgische regering, maar het gaat ons te ver als men mensen aanmoedigt om ons land te verlaten door hen medische hulp te weigeren. In theorie heeft iedereen in België recht op ‘dringende medische zorgen’, maar dat begrip laat natuurlijk veel ruimte voor interpretatie. We merken dat die interpretatie de jongste jaren enger wordt, en dat kan voor ons niet.
Onlangs ondertekende AZG een pleidooi tegen de regionalisering van ontwikkelingssamenwerking. Waarom dat verzet?
OOMS: Het gaat ons niet om het politieke principe, maar wel om de gevolgen van zo’n vergaande regionalisering. Vandaag is internationale samenwerking al versnipperd tussen de bevoegdheden Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingshulp, die soms vanuit verschillende prioriteiten vertrekken. Als de bevoegdheden én het budget nu nog eens worden verdeeld tussen de gemeenschappen, zijn we nog verder van huis. Wat schieten we ermee op als we straks in plaats van met twee ministers, met vijf of zes kabinetten moeten onderhandelen?
Aids zorgt bijvoorbeeld voor een catastrofe in het zuiden van Afrika. Tot voor kort hielden drie federale ministers zich daarmee bezig: premier Guy Verhofstadt (VLD), omdat hij zich die problematiek persoonlijk aantrok, Louis Michel (MR) als minister van Buitenlandse Zaken en Marc Verwilghen (VLD), die bevoegd was voor ontwikkelingssamenwerking. Maar door de regionalisering komt dat thema terecht bij alle ministers in dit land, die iets te zeggen hebben over volksgezondheid, ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse zaken. Hoe kan er zo in godsnaam een coherent beleid worden gevoerd? Bovendien zal niemand er nog iets van snappen. Nu is dat soms al zo. Een tijd geleden vroeg het departement Ontwikkelingssamenwerking van de Vlaamse gemeenschap ons om contacten te leggen met het ministerie van Volksgezondheid in Mozambique. Die konden maar niet begrijpen waarom ze plots met Vlaanderen moesten praten in plaats van met België.
Ik heb ook niet de indruk dat het Vlaamse niveau zo graag de hele bevoegdheid van ontwikkelingssamenwerking wil, omdat ze er staan te trappelen van ongeduld om hun rol in de wereld op te nemen en een visionair beleid uit te tekenen. Het lijkt er veeleer op dat de bevoegdheid als politieke pasmunt wordt gebruikt.
Was zo’n visionair beleid er dan wel op federaal niveau?
OOMS: Onder Marc Verwilghen (VLD) was er in elk geval een visie aan het groeien. Maar nu hebben we met Armand De Decker (MR) dus weer een andere minister van Ontwikkelingssamenwerking, en moeten we afwachten wat het wordt.
Over een paar weken bent u officieel algemeen directeur van AZG België. Wat is uw ambitie: meer geld, meer projecten en meer personeel?
OOMS: Eerlijk gezegd denk ik niet dat we nog veel kunnen groeien. Onze budgetten en de rechtstreekse giften zullen niet meer opvallend toenemen. Bovendien heeft het geen zin om te blijven uitbreiden als er niet genoeg mensen zijn om de jobs in te vullen. Voor logistieke en administratieve functies is er altijd een overaanbod, maar er is een tekort aan medisch personeel. Veel artsen willen alleen voor een afgebakende periode voor ons werken, en zien het na hun terugkeer in België niet zitten om op ons hoofdkwartier hier in Jette aan de slag te gaan. Dat komt vooral doordat de criteria om je als huisarts te vestigen, strikter zijn geworden. Onze medewerkers weten dat hun kansen op een eigen praktijk misschien wel verkeken zijn als ze langer dan drie jaar voor ons blijven werken. Artsen Zonder Grenzen heeft volgens mij zowat zijn plafond bereikt.
Door Ann Peuteman
‘Door alle heisa rond de zaak-Erkel schrijven we mee aan een handboek voor milities die een humanitair werker willen ontvoeren.’