AAN: Albert II van België, koning van een land zonder Zeemanshuis.

AFZENDER: Stijn Tormans.

BETREFT: De afbraak van het Zeemanshuis die vorige week startte.

De film van Louis Vuitton over het Zeemanshuis is te bekijken op: vimeo.com/49004954. Dirk Braeckman maakte hem samen met cameraman Jo Vermaercke. http://steadycam.be

We hebben elkaar nog nooit in levenden lijve ontmoet. Ik ken u alleen van de opiniepagina’s en van televisie. De avond voor Kerstmis spreekt u mij altijd streng toe. Dit jaar waarschuwde u me voor populisme, waarvoor dank: ik zal op mijn qui-vive zijn. U zag er overigens nog kwiek uit voor een man die geboren is in de jaren dertig. En u kunt nog goed overweg met de camera. Uw roadmovie door uw eigen koninkrijk was geweldig. Jammer dat u aan één halte vergat te stoppen, het Zeemanshuis in Antwerpen. Nu is het te laat: terwijl u deze woorden leest, slopen bulldozers het gebouw.

Sire, u vraagt zich misschien af waarom ik u lastigval over een hoop stenen. Ik zal u een verhaal vertellen, even gids zijn door uw land.

Twee maanden geleden, op de laatste avond dat het Zeemanshuis open was, had ik er een kamer geboekt. Beetje for old times’ sake. Al mijn hele leven ben ik gefascineerd door dat gebouw. In mijn studentenjaren ging ik er op mindere dagen weleens vol-au-vent eten. Het geurde er naar de zee, naar de jaren vijftig. In de hal hingen klokken waarvan de wijzers aangaven hoe laat het was in New York, Buenos Aires en Hongkong. Het zette mijn verbeelding in de fik, deed me dromen van een meeslepend leven.

Toen ik twee maanden geleden door de gangen van het Zeemanshuis naar mijn kamer stapte, voelde ik weer die oude opwinding in mijn buik – al kan het ook nostalgische aanstellerij geweest zijn. Het was al halfdrie ’s nachts. Ik was een beetje tipsy, lange avond gehad met vrienden.

In de gang stootte ik op een doos, die klaarstond voor de verhuizing. Ze zat vol oude brieven, mails, artikels. Ik begon erin te rommelen. Tussen al die stapels papier vond ik een niet verzonden kaart, gericht aan u. ‘Dear King,’ stond er in slecht Engels, ‘thanks for the support after the horrible days. Alberto Valentina.’ Wat verder zat er een overlijdensbericht van dezelfde Alberto Valentina, °1940 – ?2000. Ik begreep er niets van, zocht verder in de doos. Niets meer over Alberto Valentina, wel veel oude artikels over het Zeemanshuis.

Sire, eigenlijk was het jammer dat u er die nacht zelf niet bij was. Ik had u willen interpelleren over die kaart, over Alberto’s horrible days, over wat er met die man gebeurd is. Omgekeerd had u een beetje kunnen leren over de historie van uw koninkrijk. Vandaag schrijven alleen buitengewoon slechte journalisten over dat Zeemanshuis. Maar ooit, lang geleden, was dat anders. Het was een van de Twitteronderwerpen van de late negentiende eeuw. Tussen ons gezegd en gezwegen, met die zeemannen viel ook geen huis te houden. Barbaren. ‘Hun bloed kookte na lange nachten van ontbering, doorgebracht in een slaapzaal of benedendeks’, schreven de journalisten van toen. Ze zaten achter onze vrouwen aan, sloegen cafés kort en klein.

Daarom besliste een aantal vooraanstaanden, met de zegen van uw voorvader Leopold II, om een koninklijk zeemanshuis te bouwen. Een huis met een missie: ‘De aanmonstering van zeemannen bevorderen, hun drankgebruik beteugelen en proberen een zedelijkheidsbegrip bij hen op te wekken en te steunen.’

België gaf lessen in beschaving, met succes overigens. Tot het Zeemanshuis midscheeps getroffen werd door de oorlog. Onder het puin en in mijn doos lagen heel andere verhalen. Niet iedereen was even welkom geweest, in tegenstelling tot wat in de ‘menslievende’ statuten beweerd werd. Indiërs, bijvoorbeeld: die moesten soms buiten op de wal slapen. Minderwaardig ras, waarschijnlijk.

De oorlog was voorbij, er kwamen andere tijden. De jaren vijftig waren net begonnen. Tijd voor een nieuw Zeemanshuis en nieuwe zeemannen. ‘Ze zijn allang geen op herrie beruste woestelingen meer’, las ik in een Panorama-artikel van toen. ‘De weinig sensationele waarheid is dat het huiselijke mensen zijn die op hun kamer een boek lezen, of een krant in de ontspanningszaal, zeer matig drinken… en in hun vrije tijd zelfs een museum bezoeken.’ Het nieuwe Zeemanshuis werd pal in het centrum van de stad gebouwd, opdat zeemannen en Belgen elkaar zouden kunnen ontmoeten.

Toen het gebouw op 1 oktober 1954 openging, stonden er zeven Chinezen voor de deur. De artikels uit mijn doos waren formeel: het gebouw was slank en sierlijk, kloek en majestueus. Zelfs architect Renaat Braem vond het olala. Gerenommeerde architectuurbladen kwamen kijken. En de nationale radio en televisie vond er een thuis. ‘Groeten aan onze zeevarenden’, live vanuit het Zeemanshuis: het werd een begrip in uw land.

Vijf jaar later was de euforie nog intact. In de doos zat een artikel uit het magazine Ons Land met als titel: ‘Het Zeemanshuis is op weg om een uniek centrum in de wereld te worden.’ Het artikel kreeg in het blad meer plaats dan het proces tegen Adolf Eichmann. De beste der werelden was duidelijk in aanmaak. En het Zeemanshuis verzinnebeeldde die toekomst. Toen, Sire, ben ik gaan slapen.

Die nacht bleef Alberto Valentina maar door mijn hoofd spoken. De volgende ochtend was ik al vroeg wakker. Ik toonde de foto van Alberto aan Annemie, een vrouw die al jaren aan de receptie van het Zeemanshuis zat. Ze schudde het hoofd. Nochtans was ze goed in het onthouden van zeemansgezichten. Duizenden had ze voorbij haar balie zien passeren. Lange gesprekken mee gevoerd, veel matrozenverdriet gestelpt.

En soms ook heel korte. ‘Where are the girls?’, vroegen ze. Vooral Russen kwamen snel ter zake.

‘Om de hoek’, antwoordde Annemie dan.

De tijd van de postmoderne zeeman is schaars geworden, Sire, ontdaan van drank en romantiek. Maar helemaal zonder onthouding, dat lukt geen enkele mens – dat weet u ook. Alleen de Filipijnen kwamen nooit aan onze lichtekooien: de meisjes van het Schipperskwartier waren te groot voor hen. Ze liepen ervoorbij, hun ogen wijd opengesperd.

Annemie bekeek de foto van Alberto Valentina. Nog eens.

‘Ik vermoed dat hij in het Zeemanshuis gestorven is’, zei ik.

Dat kon kloppen, antwoordde ze. Ze had het weleens meegemaakt. Een zeeman uit Polen of Uruguay die helemaal naar het Zeemanshuis kwam omdat hij hier, ver van huis, wilde sterven. Zoals hij geleefd had: tussen de matrozen, rechtopstaand. Annemie vertelde me over Bob, een zeeman uit België. Ook voor hem leek het Zeemanshuis zijn laatste transit te worden. Kamer 431, de enige plaats aan wal waar hij kon aarden. Hij werd onlangs, wegens afbraak van kamer 431, verplicht om te vertrekken.

Bob was ook op de begrafenis van het Zeemanshuis, Sire. Hij zag eruit zoals een zeeman er in mijn verbeelding uitziet: beetje onbehouwen, met ruige, grijze bakkebaarden. Maar ook hij kende Alberto Valentina niet. Toen ik Bob vroeg of hij heimwee had naar de zee, antwoordde hij: ‘Elke dag.’ Op zijn eenentwintigste had hij zich aangeboden als matroos op een Zweeds schip. De vijf continenten gezien, nooit teruggekeerd. In de oceaan zwommen misschien haaien en stormde het soms. Maar het leven op het water was een stuk draaglijker. Alleen voor de zeemanshuizen, overal ter wereld, had Bob genade. Het waren de plaatsen waar hij weleens een brief vond. Op een dag schreef zijn moeder: ‘Papa is dood. Kom je terug?’ Later, in een ander zeemanshuis, vond hij een brief waarin stond: ‘Je moeder is dood. Kom je terug?’ Maar ook toen is hij niet teruggekeerd. De zee was hem liever.

Sire, genoeg over zeemannen en hun queesten. U vraagt zich misschien af waarom dat Zeemanshuis nu per se afgebroken moest worden. Tot zijn laatste dagen was het Zeemanshuis een perfect werkend gebouw, geen spat slijtage. Vaak volzet, met een succesvol theater en personeel dat weet hoe matrozen getroost moeten worden. Vorig jaar won uw land de Welfare-prijs. Nergens op de wereld werden zeelieden zo goed opgevangen als hier, met dank aan het Zeemanshuis.

Het is eigenlijk een tragikomisch verhaal, Sire, die sloop. Het begon op 8 maart 2005. Het Schipperskwartier werd opgevorderd door het stadsbestuur. De politici wilden het hele blok rond het Zeemanshuis vernieuwen. Hadden een wedstrijd uitgeschreven. Vier kandidaten wilden het Zeemanshuis laten staan, de vijfde had het vernietigd. Een onafhankelijke jury onder leiding van bOb Van Reeth had meteen geoordeeld: het vijfde voorstel was het beste. Op de plaats van het Zeemanshuis zouden kantoren, loftwoningen en een maritiem hotel komen.

‘En mogen wij ook iets zeggen?’ vroeg iemand. ‘Dat is hier nog erger dan in het land van Poetin’, zei iemand anders. ‘Mannekes,’ verdedigde de schepen zich, ‘wie dat gebouw mooi vindt, die moet dringend naar zijn ogen laten kijken. Het staat trouwens scheef.’ Waarop was niet meteen duidelijk: op de evenaar of op de belangen van de betonlobby.

Op die buurtvergadering waren ook Kris Fierens en Kristof Van Brussel. Een kunstenaar en een computerdesigner. Buren van het Zeemanshuis. Ze kenden elkaar niet, maar vormden die avond nog een buurtcomité met twee leden. Ze ontdekten al snel dat de onafhankelijke jury uit betrokken partijen bestond: het voltallige schepencollege, het vastgoedbureau van de stad, Vespa, en een vertegenwoordiger van hun private partner SD Worx. Het duo Van Brussel-Fierens ging verhaal halen bij Patrick Janssens, bij Bart De Wever, bij alle Antwerpse politici die de sloop goedgekeurd hadden. ‘Wat is er mis met het Zeemanshuis?’ vroegen ze.

Iedereen wendde het hoofd af, geen commentaar, zeven jaar aan een stuk.

Sire, ik besef dat dit geen nieuw verhaal is, maar een van alle tijden. In mijn doos vond ik een reeks artikels uit de jaren dertig. Geschreven door Carel De Poorter, een journalist van Le Matin die maandenlang rondgelopen had in het Schipperskwartier. Ze zijn gebundeld in een boek, ‘Les demi-grues. La vie nocturne à Anvers, dans les bas-fonds du port.’

‘Wat ik in het Schipperskwartier in Antwerpen zag gebeuren,’ schrijft hij in de inleiding, ‘was schandalig.’ Hij vertelt over die branieschoppers aan wal. Ze vulden hun dagen met matrozen verleiden, hen de hemel beloven. Tot die zeelui weer op straat stonden, met lege zakken. Anderen werden dan weer dronken gevoerd, voor grof geld als matroos verkocht aan een kapitein. Op zee werden ze dan wakker, hun roes was meteen voorbij. Shangaaien noemden ze dat in Antwerpen.

Toen ik de reportages van De Poorter over la vie nocturne à Anvers las, dacht ik: de koning heeft gelijk met zijn vergelijkingen met de jaren dertig, er is geen zak veranderd.

Toch, Sire, dwaalt u. In de jaren dertig bestonden nog geen buurtcomités zoals dat van Kris Fierens en Kristof Van Brussel. Partners in crime, vrijbuiters ook. Van collega-kunstenaars hadden ze veertig kunstwerken gekregen om te veilen. Met dat geld trokken ze naar de Raad van State. Een strijd tegen de betonlobby die al bij voorbaat verloren was, maar die ze toch zeven jaar konden rekken.

In naam van de democratie wel gelachen, in die zeven jaar. Zoals die keer dat we zelfs de sans-papiers zagen betogen met een sticker: ‘Red het Zeemanshuis’. Het gebouw dat scheef stond, werd in het hele land een symbool. Een running gag, maar ook a sign of the times. Net als op het einde van de negentiende eeuw of in de jaren vijftig vertelde dat Zeemanshuis weer iets over uw koninkrijk.

In de buurt van ’t Schoon Verdiep was het gewoon een woord dat niet uitgesproken mocht worden. Een anekdote. Op een avond, een paar jaar geleden, interviewde ik Fierens in De Zeven Schaken, het café naast het stadhuis. Naast ons zat toevallig een Antwerpse schepen. Ik vroeg hem om commentaar, maar hij weigerde. Tot hij plots aan onze tafel stond, alle emoties moesten eruit. ‘Watte, hebde gij Patrick Dewael lastiggevallen met dat mottig Zeemanshuis?! Hou daarmee op! Al die commotie… Allemaal uw schuld. Wat ziede gij toch in die stoemen building?’

Fierens antwoordde: ‘Ik stel hier al jaren kritische vragen. En niemand wil hier antwoorden.’ Toen was de schepen weg.

Ook memorabel: tijdens Open Monumentendag hadden Fierens en Van Brussel een spandoek aan de deur gehangen. ‘Bezoek het Zeemanshuis!’ Toevallig passeerde er een tv-ploeg. ’s Avonds zat het Zeemanshuis in het VTM-nieuws. Tot verbijstering van het stadsbestuur en het organisatiecomité van de Monumentendag: het stond niet op hun lijst.

Hun laatste actie was ook de moeite. Op de begrafenis van het Zeemanshuis hingen op een paar ramen borden: ‘Modernistisch monument wijkt voor grindvlakte. ’t Stad betaalt!’ Dat was ik u nog vergeten te vertellen, Sire. Al die mooie plannen, al die beloftes: ze gaan allang niet meer door. Er is nu wel een maritiem hotelletje. Maar dat ligt ver van het centrum van de stad, ver van de missie van het Zeemanshuis.

Toch zijn bulldozers nu bezig aan de sloop. Jaren her had de stad een contract gesloten met SD Worx: als het Zeemanshuis tegen Kerstmis 2012 niet tegen de grond lag, zouden er miljoenen aan schadevergoeding volgen. Straks gaat de stad de buurt bevragen over wat er op de grindvlakte moet komen. Fierens en Van Brussel doen een gok: een casino, prioriteit 260 in het bestuursakkoord van De Wever.

Sire, misschien bent u nu een beetje sip. Ik besef dat het voor u ook niet fijn is: u bent nu koning van een land zonder Zeemanshuis. Ik zal u wat opvrolijken.

Ik ben nog iets vergeten te vertellen over die begrafenis. Toen we allemaal uitgecheckt waren en de tranen waren gedroogd, werd er nog een zwart-wit film van Dirk Braeckman vertoond. U kent hem: hij is een van onze grootste kunstenaars. Vorig jaar stond u nog voor zijn lens, hij maakte een staatsieportret van u. Louis Vuitton had hem gevraagd om een eerbetoon te maken over Antwerpen.

Braeckman twijfelde geen seconde over de locatie: het Zeemanshuis. Hij had zo veel geschiedenis met dat gebouw gedeeld. Ze waren min of meer van hetzelfde bouwjaar. Toen hij in Antwerpen studeerde en uitging in Café d’Anvers was hij er ’s avonds vaak gaan slapen. Het was zijn geheime plek in de stad. Telkens als hij in Antwerpen was, ging hij ernaartoe. Het gebouw werd nooit ouder, hij wel.

Op die zondagochtend zaten we allemaal naar zijn film te kijken: Bob de zeeman, Annemie van de balie, Kris en Kristof van het actiecomité, de personeelsleden… Het was een toverachtig mooie film: bekende kunstenaars als Tuymans en Fabre, voor een keer anonieme figuranten, doolden door een leeg gebouw. Allemaal alleen. Behalve een koppel dat elkaar tongkuste op de laatste rij van het theater. Terwijl Joni Mitchell stil At Last zong:

‘I found a dream that I could speak to.

A dream that I could call my own.’

Pas later besefte ik dat we die ochtend ook een beetje naar onszelf aan het kijken waren. Naar hoe dat gebouw, die stoeme building, ons voor de allerlaatste keer verleidde.

Vorige week nog eens naar Braeckman gebeld, Sire. Hij was aan de andere kant van de zee: in Havana. Wel ironisch, zei ik hem, dat hij nu uitgerekend in de stad was waar de jaren vijftig nog bezig waren, de stad die aan nostalgie deed.

Hij zou geen brief huiswaarts schrijven, antwoordde hij. Weinig nieuws. Daar in Havana stuikten oude gebouwen in elkaar omdat er geen geld was. Terwijl in België perfect onderhouden gebouwen afgebroken werden omdat er wel geld was. Zoek het nuanceverschil. Nochtans was er met die oude gebouwen geld te verdienen. Een paar maanden geleden was hij toevallig op een technofuif in het Zeemanshuis. Al die jonge mensen keken verwonderd rond, wisten niet wat ze zagen. Eigenlijk zijn we in ons binnenste allemaal een beetje zeeman, Sire. Allemaal born to run.

De nacht voor hij naar Havana vertrok, was de kunstenaar nog een keer naar het Zeemanshuis teruggekeerd. De bulldozers stonden al klaar. Heel bewust had hij geen foto genomen: sommige dingen moeten niet bewaard worden. Ik vertelde hem over mijn queeste. Dat ik op zoek was naar het lot van de dode zeeman die een kaart naar de koning geschreven had. Hij moest erom lachen.

Toen viel de lijn tussen Havana en Antwerpen uit. Tot daar mijn groeten aan onze zeevarenden.

Ik wens u een fijn jaar, Sire. En als u een reisgids nodig hebt: ik kan vele anekdotes uit de jaren dertig vertellen, zonder enige zweem van populisme. In ruil daarvoor vertelt u dan het geheim achter de kaart van Alberto. Ik hoor u graag.

Met vriendelijke groet, Stijn Tormans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content