Na de caucus van Iowa en de voorverkiezingen van New Hampshire en Michigan maken de Democratische en Republikeinse verkiezingskaravanen zich op voor de grote slag op dinsdag 5 februari.

Super Tuesday. Tsunami Tuesday. Mega Tuesday. De superlatieven in de Amerikaanse media kunnen niet op. Op dinsdag 5 februari houden twintig staten voorverkiezingen, waaronder grote zoals Californië en New York. In beide kampen is de strijd nog helemaal open. Bij de Democraten tekent zich een duel af tussen Barack Obama en Hillary Clinton, terwijl bij de Republikeinen alles nog mogelijk is. Ook de strategie verandert. De huis-aan-huisbezoeken in de kleine staten zijn voorbij. Nu gaat het om televisiespots in de grote staten en om megaoptredens.

De dag na de verrassende voorverkiezing van New Hampshire trokken de kandidaten naar de volgende slagvelden. De eerste acties van Obama en Clinton waren gericht op fondsenwerving. Beide kandidaten hadden weliswaar een flinke oorlogskas van circa 100 miljoen dollar, maar de caucus van Iowa en de voorverkiezing in New Hampshire bleken een dure operatie. Beide kleine staten vereisten grote investeringen op het terrein: locale hoofdkwartieren, personeel, belrondes, folders, het vervoer van oudere geregistreerde kiezers naar de stembussen. Het was een deur-aan-deurgevecht tussen Clinton en Obama. Obama liet in Iowa zien dat hij een ‘verkiesbare kandidaat’ is. Clinton toonde in New Hampshire dat haar politieke necrologie niet te vroeg mag worden geschreven.

Voor Super Tuesday worden de grote reclamekanonnen tevoorschijn gehaald. Eén televisieadvertentie in de twintig staten kost 16 miljoen dollar. Obama werft fondsen in New York en Californië, met name in Silicon Valley, en ook Clintons fondsenwervers draaien overuren. Dankzij haar overwinning in New Hampshire bleef ze ook financieel in de race om het Witte Huis. Andere kandidaten haakten af wegens gebrek aan stemmen en uit geldnood: Chris Dodd, Joe Biden en Bill Richardson trokken zich terug.

Bij de Republikeinen is het veld veel meer gespreid en hopen verschillende kandidaten hun slag te slaan op Super Tuesday. Mike Huckabee, de voormalige gouverneur van Arkansas, werd de grote overwinnaar in Iowa, maar de 71-jarige John McCain bleek de verrassende comeback kid in New Hampshire. De voormalige gouverneur van Massachusetts, Mitt Romney, eindigde twee keer tweede en kreeg wél de eerste prijs in het dunbevolkte Wyoming. De uitgesproken conservatieve kandidaat Fred Thompson heeft zijn zinnen gezet op de behoudende staat South Carolina, terwijl de voormalige burgemeester van New York, Rudy Giuliani, alles inzet op Florida, dat eind januari zijn voorverkiezing heeft. Giuliani hoopt dan, vanuit de grote staat Florida, te worden gelanceerd voor Super Tuesday. Er blijven – in tegenstelling tot bij de Democraten – veel kandidaten in de race, maar de meesten kampen met geldgebrek. Huckabee, Thompson en McCain hebben nooit een volle kas gehad, terwijl Giuliani het bij de eerste voorverkiezingen niet bijster goed deed en daardoor donateurs misliep. Alleen Romney heeft reserves, dankzij zijn privévermogen van 250 miljoen dollar.

RECHTE LIJN NAAR NATIONALE CONVENTIE

Super Tuesday is belangrijk omdat voorverkiezingen een strijd zijn om gedelegeerden die op de Nationale Conventie van beide partijen de kandidaat aanwijzen. De Democraten houden hun Conventie eind augustus in Denver, Colorado; de Republikeinen doen het begin september in St. Paul in de staat Minnesota. De Democraten hebben op hun Conventie 4049 gedelegeerden, de Republikeinen 2380. De Democraten hebben in Iowa en New Hampshire nog maar 86 gedelegeerden geselecteerd, de Republikeinen 64. Dat is dus een fractie van het totale aantal. Op Super Tuesday wordt de hélft van alle gedelegeerden verkozen. Bij de Democraten heeft Californië 441 gedelegeerden, New York 281, Illinois 185 en Georgia 103. De Republikeinen wijzen 173 gedelegeerden toe aan Californië, 101 aan New York, 70 aan Illinois en 72 aan Georgia.

In de regel beslist Super Tuesday welke kandidaat de nominatie in de wacht sleept, maar ook dat is deze keer niet zeker. De Republikeinen hebben in het algemeen een systeem van the winner takes it all: de winnaar van een voorverkiezing krijgt alle gedelegeerden. Bij de Democraten is dat niet zo, en geldt een proportioneel systeem. Zo kan Hillary Clinton de staat New York winnen, maar kan Obama ook nog een behoorlijk percentage scoren. Obama krijgt daarmee een flinke portie van de gedelegeerden. Daarom voert hij ook campagne in New York, de achtertuin van Clinton met een groot zwart electoraat. In Californië kunnen beiden een groot deel van de gedelegeerden achter zich krijgen. Als Super Tuesday in een nek-aan-nekrace uitmondt, gaat de strijd door met voorverkiezingen in Texas en Ohio op 4 maart.

Bij de Republikeinen kan fragmentatie een definitieve keuze bemoeilijken. Maandenlang gold Rudy Giuliani als de gedoodverfde kandidaat, maar zijn populariteit zakte weg omdat hij niet serieus meedeed in Iowa en New Hampshire.

Mike Huckabee, de winnaar van Iowa, hoopt echter vooral op steun in de zuidelijke staten, waar het gros van de religieus-conservatieve achterban zit. Hij profileerde zich als alternatief voor Mitt Romney, die maandenlang de ‘perfecte conservatief’ speelde maar die werd betrapt op nogal wat flip-flops: veranderingen van standpunt om opportunistische redenen. Hij was als gouverneur van Massachusetts liberal op het punt van abortus en immigratie, maar nam als presidentskandidaat tegenovergestelde standpunten in. Romney herijkte zich als een ‘nieuwe Reagan’, maar veel kiezers vinden hem ‘onecht en kunstmatig’. Bovendien is hij een mormoon, wat de protestante conservatieven ook niet enthousiast maakt.

DEAL IN DE MAAK

John McCain, de senator uit Arizona, maakte gebruik van de tweestrijd tussen Huckabee en Romney. Hij lanceerde zichzelf als ‘het verkiesbare alternatief’. McCain, een Amerikaanse ex-militair die ooit vijf jaar in Noord-Vietnamese krijgsgevangenschap zat, werpt zich op als de leider van Amerika-in-oorlog-met-islamitisch-radicalisme. Elke Republikein erkent de verdienste van de ‘oorlogsheld’, die consistent conservatieve standpunten innam op het vlak van abortus, het homohuwelijk en vrij wapenbezit. Maar hij leeft op gespannen voet met de religieus-conservatieve beweging. Dat hij televisiedominees zoals Gerry Faldwell en Pat Robertson ooit als ‘zeloten’ omschreef, heeft veel kwaad bloed gezet. Super Tuesday kan beslissend zijn, maar het kan de strijd ook nog rekken. Zelfs voor Amerikanen is deze presidentsverkiezing uniek, omdat er geen zittende president of vicepresident meedoet. In de vorige eeuw gebeurde dat alleen in 1952, toen uiteindelijk generaal Dwight D. Eisenhower werd verkozen, en bij de verkiezingen van 1928, die de Republikein Herbert Hoover aan de macht brachten. In die periode speelden voorverkiezingen echter geen grote rol. Ze waren toen niet meer dan een evenement waarbij de populariteit van de kandidaten kon worden getest. Alle nadruk lag in die dagen op de Conventie en op het overtuigen van gedelegeerden, die vaak specifieke pressiegroepen binnen de partij vertegenwoordigden.

Voorverkiezingen werden belangrijk in de jaren zeventig, als middel van directe democratie. Geleidelijk aan gingen ze de selectie van de kandidaat overheersen door de enorme media-aandacht en de verfijndere campagnetechnieken. Het is onwaarschijnlijk dat kandidaten de strijd om de nominatie uitvechten op de Conventie zélf, twee maanden voor de presidentsverkiezingen van 4 november. Dat zou een maandenlange strijd opleveren die een partij volledig verdeelt en uitput. Het partij-establishment van zowel de Democraten als de Republikeinen zal op of kort na Super Tuesday aansturen op een deal. De partijgelederen kunnen zich dan eensgezind achter hun presidentskandidaat scharen.

De caucus van Iowa en de voorverkiezing van New Hampshire hebben laten zien hoe slopend en hoe onvoorspelbaar die verkiezingsstrijd is. Een caucus is een oorspronkelijke vorm van directe democratie. Per district komen geregistreerde kiezers van een partij samen op één plek – bijvoorbeeld een schoolklas, huiskamer of sportzaal -, waar ze in een kringetje praten over de kandidaten. Vlak voor aanvang kunnen zich ook geregistreerde ‘onafhankelijken’ of zelfs totale nieuwkomers melden. Ook zij schuiven aan. Bij de Republikeinen wordt er na de discussie gestemd met een stembriefje, en zijn de verhoudingen duidelijk. Maar bij de Democraten verloopt het ingewikkelder. De discussiegroep deelt zich op in aanhangers van een kandidaat. Alleen kandidaten die meer dan 15 procent van de stemmen hebben, gaan over naar de tweede ronde. Caucusgangers die stemden op een kandidaat die onder die drempel van 15 procent bleef, stemmen vervolgens op een van de overgebleven topkandidaten. Die tweede stem kan doorslaggevend zijn. In een caucus zien burgers wie op wie stemt, en daar komen ze openlijk voor uit. Een voorverkiezing, daarentegen, is gewoon een geheime stemming.

vertrouw nooit polls

De grote verliezers van New Hampshire waren de deskundigen en de opiniepeilers: de pollsters en de pundits. CNN, dat zichzelf aanprijst als de beste politieke waarnemer, zat er op drie fronten naast: de peilingen, de experts en zelfs de exitpolls. Aanvankelijk prezen de media Clinton aan als de ‘onvermijdelijke kandidaat’. Na Iowa verklaarden ze haar politiek dood in een golf van Obama- mania. Beide waren fout. Opiniepeilers zijn begonnen aan een pijnlijk zelfonderzoek. Ze hebben trends over het hoofd gezien of verkeerd ingeschat. Zo was er vlak voor de voorverkiezing een debat op de zender ABC, waarbij John Edwards en Barack Obama Clinton in de hoek drukten als de vertegenwoordiger van de status-quo. De presentator vroeg Clinton waarom haar aaibaarheidsfactor zo gering was. Dat zette een solidariseringseffect in gang onder vrouwelijke kiezers, dat nog werd versterkt toen Clinton emoties toonde na een vraag over haar gemoedstoestand. Clinton werd plots een kandidaat met een menselijk gezicht. In de voorverkiezing scoorde ze bijzonder goed bij vrouwen en ook onder lagerbetaalden die in Clinton een betere belangenbehartiger zien dan in haar zwarte concurrent. Obama moest het hebben van de jongeren en van mensen die beter boeren. Of zoals Karl Rove, de voormalige politieke strateeg van president George W. Bush, het uitdrukte in The Wall Street Journal: ‘Hillary had de bierdrinkers, Obama had de wittewijndrinkers’. Clinton had enkele weken voor de verkiezingen nog een enorme voorsprong op Obama, die bijna langszij wist te komen. Een knappe prestatie was dat. Maar het gevolg was dat opiniepeilingen Clinton begroeven, het Obamakamp zegedronken maakten, en hem uiteindelijk in het verlies duwden.

Een belangrijke test in de tweestrijd tussen Clinton en Obama is de voorverkiezing in South Carolina eind januari, vlak voor Super Tuesday. De helft van de Democratische kiezers is er zwart. Strategen vragen zich af waar die ‘zwarte stem’ naartoe gaat. Tot voor kort kreeg Clinton de meeste steun in de zwarte gemeenschap. De Clintons, zowel ex-president Bill als kandidaat Hillary, hebben zich altijd opgeworpen als de beste zakenbehartigers van zwarte Amerikanen, die ongeveer 12 procent van de bevolking uitmaken. Ze deden dat door zwarte leiders – burgemeesters, Congresleden en mediasterren – in hun hofhouding op te nemen. Daarom werd Bill Clinton weleens ‘Amerika’s eerste zwarte president’ genoemd. Zwarte politici die Bill en Hillary steunden, konden rekenen op gunsten en benoemingen via het Clintonkamp.

Met de opkomst van Obama lijkt die zwarte stem niet meer voor de Clintons gereserveerd. Zwarte Amerikanen krijgen nu voor het eerst de kans op een verkiesbare zwarte presidentskandidaat te stemmen. Het voetvolk wil aan ‘de goede kant van de geschiedenis’ staan, en de traditionele zwarte leiders die Clinton steunden voelen zich ongemakkelijk. Ook de hispanics, die voor circa 60 procent Democratisch stemmen, staan voor een keuze. Clinton kan rekenen op brede steun, maar het is de vraag of die ook blijft duren. De enige hispanickandidaat, de gouverneur van New Mexico Bill Richardson, heeft zich teruggetrokken. In South Carolina en op Super Tuesday hebben zwarten en hispanics een belangrijke stem in de keuze van de Democratische kandidaat, omdat ze de kern van de partijbasis vormen in grote staten. De Republikeinen stellen zich daarna één doel: Hillary de grond inboren of de Obamamania doorprikken.

DOOR DERK JAN EPPINK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content