‘Druk op de pauzeknop en je hebt een abstract schilderij.’ Koen van den Broek werpt de ballast van de geschiedenis uit, op zoek naar wat nog niet is geschilderd. Een gesprek bij zijn tentoonstellingen in Gent en Antwerpen.
1999. Hij schildert de toppen van de Twin Towers in New York. Donkere, licht verdraaide monolieten tegen een grijze lucht. Nog in dat jaar, de bijna zwarte vleugel van een vliegtuig als een bedreiging, twee meter bij drie, olie op doek.
2009. In de hall van het S.M.A.K. boren twee gitzwarte torens zich bij klaarlichte dag door de wolken en besmeuren de lucht. Elk op een diagonale lijn, op crash course met de ander. Wat op de grote muurschildering van Koen van den Broek (°1973, Bree) een spookbeeld van nine eleven oproept, is eigenlijk gebaseerd op een foto van de pijlers van een voetgangersbrug in NYC. ‘Boven Chelsea heb je een site aan de Hudson waar de boten liggen van de Navy, met de gevechtsvliegtuigen erop’, zegt hij. ‘Heel het wapenarsenaal staat daar, en je kunt het ook als toerist bezoeken.’ Hij heeft de pijlers geabstraheerd om weg te komen uit het banale, zonder de verwijzing naar de realiteit op te geven.
Van den Broek laat zijn beelden perfect landen in een tussenzone waar ze het sterkst tot de praktische verbeelding spreken. NYC 2009 mag dan zijn eerste muurschildering zijn, naar thema, stijl en compositie sluit het werk aan bij zijn schilderijen uit de periode vanaf 1999 tot vandaag. Ze vormen een opwindende tentoonstelling in het S.M.A.K. Curator Andrew Renton (Goldsmiths College, University of London) brengt ze onder in de traditie van de ‘ Great American Landscape’. In de grootstad of langs de wegen van de States focust Van den Broek op Curbs & Cracks, kantstenen en barsten, vlekken en onaangename schaduwen. Zijn zeldzame escapade in de tekenkunst, wordt in het KMSK Antwerpen geëxposeerd.
Een strook kantstenen langs de straat transformeert hij tot een streep die over het beeldvlak zwiept. Het duizelingwekkende spel met diepte, dikte, schaduwen, vlakken en kleur, is zijn geheim. On the road stijft hij vluchtige indrukken tot een structuur met vreemde perspectieven, hoeken en lijnen (die alweer onaangename schaduwen afwerpen): het verraadt zijn passionele omgang met fotografie, architectuur en film. Koen van den Broek zou zijn leven kunnen beschrijven als een road movie, zeg maar Paris,Texas van Wim Wenders.
Openlijker dan uw schilderij From here to the West and Back kan een hommage aan de schilder Henri Matisse niet zijn.
KOEN VAN DEN BROEK: Ja, Porte-fenêtre à Collioure, dat in Parijs hangt, in Beaubourg. Als je over abstractie spreekt, heb je de drie grote M’s. Matisse, Mondriaan en Malevitsj, het zwarte vierkant. Porte-fenêtre à Collioure: twee luiken en het zicht door het venster, wat Matisse dikwijls schildert. Maar in plaats van de zeeën, de stranden, schildert hij hier gewoon een zwart vlak. Boem. Eigenlijk is dat abstract, en toch bijna intelligenter, want het blijft een realistisch werk. Zo krachtig is het wat hij daar doet, een sleutelwerk. Dat gaat ook enorm over de manier van kijken. Hij daagt er de interpretatie van de toeschouwer een beetje mee uit.
Matisse werd opgepikt door de grote Amerikaanse abstracten die ook bij u sporen nalieten. Gaat het om een zoektocht naar wat nog niet in beeld is gebracht?
VAN DEN BROEK: Naar wat er nog niet is gebeurd, en wat ze misschien zijn vergeten, af en toe. Maar natuurlijk, schilderijen die ik nu maak, kon je twintig jaar geleden niet maken, omdat de bibliotheek veel kleiner was. Ik probeer daar een positie in te vinden, en ga daarbij misschien heel klassiek en analytisch te werk.
In uw keuze van media die bepalen wat een schilderij van u wordt, speelt fotografie een hoofdrol. Dat medium is het speelveld van de Amerikaanse kunstenaar John Baldessari. In het S.M.A.K. hangen digitale prints van door hem gekozen foto’s, die u hebt beschilderd.
VAN DEN BROEK: In het atelier van John zitten boeken over Philip Guston (Amerikaanse schilder, 1913-1980, nvdr), Matisse, Van Gogh. De vogelnestjes van Van Gogh, hoe hij het licht erop legde, daar is John mee bezig. En John is altijd een schilder geweest, en hij denkt enorm veel over Matisse. We hebben elkaar de vrijheid gegeven om dit project te kunnen doen. We hebben over heel veel dingen dezelfde visie. Ik vind John veel interessanter dan Kiefer (Anselm Kiefer, hedendaags Duits schilder, nvdr). Ik vind Kiefer verschrikkelijk. Hij legt tien of honderd doeken die ik niet goed vind op elkaar, maakt er een strik rond en zegt: tien jaar Arbeit, verkoopt dat aan een museum, dat ligt daar, en heel die zaal is naar de vaantjes. John zegt: I will not make any more boring art, verbrandt zijn schilderijen, houdt een plakkaatje over. Dat is tabula rasa maken om verder te gaan. Maar hij blijft denken aan schilderen, hij speelt daar op alle momenten mee. En hij probeert sculpturen te maken die uit de muur komen. Je voelt de wil om naar bepaalde media terug te gaan, ook naar schilderkunst.
Terwijl hij in het medium fotografie blijft werken. De foto’s, door hem gekozen, lijken uit oude filmarchieven te komen.
VAN DEN BROEK: Dat zijn gewoon snapshots van filmsets, gemaakt tussen twee opnamen, om vast te leggen waar alles staat, of er niets verschoven is. Die haalt hij uit de archieven van Hollywood.
En dan komt u en schildert erop. Is dit een spel?
VAN DEN BROEK: Ja, het is een spel. Ik ga je zeggen hoe het is uitgevoerd. Je ziet zelfs dat het fysiek foto’s zijn: er zitten kreuken aan, ezelsoren. Ik heb eerst ontwerpen gemaakt op A3’s, kopieën met wit rond, en ik heb die letterlijk opgeblazen. Het fundament is dat we allebei zeer veel respect voor elkaar hebben. In zijn woonkamer hangen Bruce Nauman, Cindy Sherman, een werk van mij en van Sol LeWitt. Vier op een rij. En hij kent mijn werk heel goed. Het respect is wederzijds. Die wil van hem om te schilderen! Je voelt bijna die bevrijding: hij houdt van Philip Guston, en ik werk bijna à la Philip Guston op een paar werken. Ik kan die dingen doen omdat ik schilder ben, maar hij mag dat niet meer doen. Hij zou het graag willen, maar dat zou een stap te ver zijn.
In het S.M.A.K. hangt uw schilderij Fork-lift Truck naast een opgeblazen foto van Baldessari, waarop u de schaduw van uw vorkheftruck schilderde.
VAN DEN BROEK: Ik heb een halfjaar op de foto’s van John moeten wachten, want hij heeft zeer specifiek geselecteerd. Wat hij ten slotte opstuurde, was bijna alles wat ik niet doe. Het was zwart-wit, ik werk met kleur. Er staan allemaal mensen op, ik zet geen mensen. Heel veel werken zijn interieurs, bij mij nooit interieurs, weet je? Tak! That’s the game. Ineens krijg ik een kneuterige scène van een Mexicaanse markt met knoflook en ezels. Ik denk, wat moet ik ermee? Je wordt er gek van, maar de beslissing moet wel vallen. Het zijn tweeëntwintig foto’s en ik wil ze allemaal aanpakken. Ik wil er geen drie uit weglaten, of zes versies maken van één. Nee, nee, gewoon een voor een. Mijn redenering was dan: markt, ezels, oké, wat heb je daar nodig? Materiaal om dat weg te brengen, een Fork-lift Truck. Dus, ik pak de schaduw van het schilderij van de Fork-Lift Truck en zet dat daarover. Fotografie, schilderkunst, hoe pakt het een het andere over?
En de foto van de set van Ice Palace waar u vier kruisjes over schilderde?
VAN DEN BROEK: Er zijn de twee lagen van de foto: de filmcrew die heel serieus zit te vergaderen in een kneuterige set van een keuken met een etagèrekast vol borden. Ik dacht, ik maak er vliegende schotels van, een sciencefictionfilm, boemerangs. Dus ik pak mijn Curbs, vier hoeken die hard en morsig zijn. Die gaan er dan ook op zoals boemerangs: een, twee, drie, vier, alsof ze voorbijvliegen.
Het landschap langs de Amerikaanse wegen is een andere inspiratiebron. De sfeer van roadmovies heeft u goed te pakken.
VAN DEN BROEK: Dan gaat het over de monumentaliteit, het landschap, dat daar fantastisch is, en over het weer: als er schaduwen zijn, krijg je echte constructies, contrasten die voor een kunstenaar erg vruchtbaar zijn. Maar als je hier naar buiten kijkt, is het grijs. En dan heb je het onderweg zijn zelf, vergelijkbaar met een sabbat: de tijd hebben om te filteren, het rustmoment nemen dat je altijd nodig hebt. Dingen zien die je anders niet ziet.
Dan zit u klaar met de camera en fotografeert. En weet u dan: straks op het schilderij worden de schaduwen zwarte gaten, of krijgen ze juist volume, of worden vloeibaar?
VAN DEN BROEK: De camera pakken en denken: dat is goed voor een schilderij, is een verwachtingspatroon dat je moet proberen uit te schakelen. Je moet snapshots maken en doen alsof het at random is. Maar natuurlijk is het niet at random . Als je tien jaar bezig bent, weet je automatisch: dát wordt misschien dát. En toch gaat het om de onverwachte beelden. Als ik mijn foto’s ga afhalen van het lab, heb ik mijn doos mee, goed voor een paar duizend foto’s. Dan ga ik erdoor als door speelkaarten, tik tik tik tik tik tik tik. Daarna – nu hebben we het al over de selectieprocedure voor het schilderij – pak ik er toch een paar uit, en die liggen gewoon op mijn tafel, zoals uw papieren. En die blijven daar liggen, soms maanden. Eén beeld heeft zelfs drie jaar in mijn kast gezeten. Beelden moeten groeien, rijpen, een bestaansreden krijgen. Onder het fotograferen denk je soms dat je iets controleert, en toch is het omgekeerde dan weer interessanter. Dat is net het hele spanningsveld. De moeilijkheid als je goed weet wat het resultaat zal zijn, is dat je dan heel snel in herhaling kunt vallen. Koppel nu terug naar deze tentoonstelling, dan zie je dat ik eigenlijk tien jaar hetzelfde doe. Dat is wat Andrew Renton zich ook afvroeg: waarom doet die gast tien jaar hetzelfde en waar gaat het eigenlijk over?
Recent ging u voor het eerst tekenen. Volgens KMSKA-curator Nico Van Hout deed u dat tijdens een painter’s block. Klopt dat?
VAN DEN BROEK: Ik heb die momenten eigenlijk continu. Ik vind naar mijn atelier gaan ook helemaal niet plezant. De drempelvrees is altijd enorm groot.
Voor de tekeningen ging u nu eens niet uit van foto’s?
VAN DEN BROEK: Jawel. In Los Angeles zat ik in een case study house, stijl jaren zestig, heel tof. Er was een atelier beneden. Mijn vrouw en de kleine zaten boven. De kleine was nog geen jaar. Tevoren hadden we enkele national parks bezocht, een beetje een familievakantie geprobeerd. En natuurlijk heel veel in de auto gezeten, van de ene lodge naar de andere. En ik vond het tof om de foto’s te laten ontwikkelen in zo’n one hour photo drugstore. Het heeft wel drie dagen geduurd, want het was weer een doos vol. Heel slechte kwaliteit van foto’s, heel vettig. Toffe weken, maar ik word dan toch weer rusteloos en wil met iets bezig zijn. Dus ik ben papier gaan kopen in de winkel, heb materiaal gehaald, en heb me opgesloten. Ik dacht, nu even niet te hard nadenken, ik ga me gewoon amuseren zoals vroeger, zoals mijn eerste schilderij dat ik maakte, foert. Geen verwachtingspatronen, misschien moet niemand ooit zien wat ik hier ga maken. Eens kijken of ik kon werken op papier, want ik had dat tevoren nog nooit gedaan. Totaal relaxed.
Totaal relaxed? Dreigende schaduwen verstoren ook hier het genieten onder de bomen.
VAN DEN BROEK: Dat is misschien ook het filmische. Je wilt toch geen verdomde hobbits schilderen, of de bloemetjes en de bijtjes? Nee, dat is naar een climax werken, en dan eens goed lachen.
Lachen?
VAN DEN BROEK: Natuurlijk. Er moet toch een beetje een kantelmoment in zitten. De beste kunst heeft altijd een achtergrond, altijd zitten er jokes en toevalligheden bij. Ik denk, als kunstenaar moet je blijven twijfelen, dingen op de helling zetten. Een schilderij blijft maar verf op doek, dit is maar wat verf op papier. Kijk naar dit schilderij, die ‘cracks’ met die twee lijnen op, Just Stripes heet het. Of naar een soortgelijk werk op papier, een ‘border’, een rioolput met ook twee lijnen op. Ik kan er heel serieus over gaan doen, bijna zoals Piet Mondriaan of weet ik veel wie, en beginnen met theorieën. Of je kunt gewoon zeggen: just stripes.
Nog eens over uw citeerlust. Op de tentoonstelling herkenden we behalve Matisse ook Monet, Courbet…
VAN DEN BROEK:… Corot…
… Kiefer. Uw schilderij General Shermanroad lijkt op Kiefers Varus: een pad door het bos met mythische militaire allusies. Zij het dat Kiefer er de historische namen bij schildert.
VAN DEN BROEK: Ik moet die rotzooi daar niet op hebben. Ik vind dat ballast. Ik vind kunstenaars die zich opdringen zeer vervelende mensen. Door zware kunst te maken. Joseph Beuys: man, man man.
Waarin ligt dat zware dan?
VAN DEN BROEK: In het moraliseren. Cy Twombly vind ik fantastisch en Kiefer vind ik verschrikkelijk. Twombly lacht met de mythen. Hij is de Amerikaan die in Rome gaat wonen, en begint met mythische dingen, citaten en zo. Maar hij kribbelt er wat doorheen. Of hij schildert De vier jaargetijden. Daar zit humor in. Dat is echt intelligent zijn, om op die manier ergens mee om te kunnen gaan.
U koppelt wel terug naar de geschiedenis van uw medium, minder naar de geschiedenis als zodanig?
VAN DEN BROEK: Ik denk het. Het gaat wel over de bevrijding, en de loskoppeling, om verder te kunnen gaan. De zoektocht, de noodzaak waarom je iets moet maken, die blijft heel belangrijk. Dus is het belangrijk om een ideale situatie te creëren, die bevrijdend kan werken. Want iets dat bevrijdend werkt, werkt inspirerend, constructief. En geschiedenis kan iemand blokkeren.
Terugkoppelen naar Henri Matisse bleek een zegen voor u?
VAN DEN BROEK: Matisse heeft vanuit Europa de brug gemaakt naar de States. Matisse heeft Clifford Still gemaakt, Barnett Newman, Donald Judd, Andy Warhol, al die mensen zijn met Matisse bezig geweest.
Dat grafische, die nooit eindigende lijn.
VAN DEN BROEK: En die vereenvoudiging. De mystiek van: waarom is kunst kunst? Henri Matisse, met zijn schaar, die cut-outs. Neem een van zijn naakten, die blauwe, waarom is dat fantastisch? Mijn kleine kan dat ook, wordt gezegd. Probeer dat dan, zeg ik altijd. Maar waarin ligt dan net die magie? Die vraagstelling is boeiend: als iemand cut– outs doet, shit, hoe kunnen we nu nog verder gaan? En dikwijls bestaan de uitdagingen erin om net een stap terug te zetten. En dan weer opnieuw te beginnen, met de bibliotheek die nu groter is geworden.
Dat is uw waarheid en uw weg?
VAN DEN BROEK: Dat is een gedeelte, dat klopt. Daarbij komt mijn fascinatie voor film en architectuur. Druk bij het openingsshot van TheCotton Club op pauze en je hebt een abstract schilderij. En ineens is heel die geschiedenis van de kunst weg, want dan zit je gewoon te knippen uit films. Pak iets uit elke film van Hitchcock, van Antonioni, zet dat op pauze, en je hebt een fantastisch beeld. Mijn vrouw wordt gek als ik film begin te kijken. Ik spoel terug, druk op stop. Met mij kun je niet naar film kijken, of het moet in de bioscoop zijn. En dan hebben we het nog niet over fotografie gehad, over Jeff Wall, William Eggleston, zeer goed. Thomas Ruff, wat er in de jaren tachtig is gebeurd, de vroege Becher-school. Je kunt koppelen naar film, naar een goeie cineast, dat werkt heel bevrijdend. Al die theorieën en heel die positionering in de kunstgeschiedenis kun je weggooien. Wat is dat nu, abstract-figuratief, die hele geschiedenis? Nee, duw gewoon op stop, pak een foto, ha, dat is als die film, en je schildert dat gewoon. En je geeft dat een titel, klaar.
On the road again.
CRACKS & CURBS, IN HET S.M.A.K., CITADELPARK GENT TOT 16 MEI/ WERK OP PAPIER IN HET KMSKA, LEOPOLD DEWAELPLAATS ANTWERPEN TOT 28 FEBRUARI. /BIJ VALIZ VERSCHEEN CRACK, EEN COMPLETE SELECTIE VAN VAN DEN BROEKS WERK MET ESSAYS.
DOOR JAN BRAET/FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE