Het Forum: plein in Rome, tussen Capitool en Palatijn, waar burgers samenkwamen om publieke zaken te bespreken en recht te doen.
Mijnheer Dillemans, in de septemberverklaring van minister-president Patrick Dewael was levenslang leren een centraal thema.
Roger Dillemans: Het verheugt mij dat de regering van de permanente vorming een beleidsdoelstelling maakt, en er extra middelen voor uittrekt. We evolueren inderdaad naar een maatschappij van levenslang leren. Sommige landen, zoals de Verenigde Staten, staan daarin verder dan wij. Ook onze universiteiten zullen evenveel inspanningen moeten leveren in dat nieuwe domein, als voor hun basisdiploma’s. De kennis evolueert zo snel dat professionelen die zich niet bijscholen na een tijdje niet meer nuttig zijn voor de samenleving, en in sommige beroepen zelfs gevaarlijk kunnen worden. Een diploma behoeft een continue opvolging. In een moderne universiteit draagt men niet meer zozeer de kennis zelf over, als wel de methode om de kennis te verwerven. De learning wordt belangrijker dan de teaching. Professoren worden coaches en begeleiders. Studenten krijgen de kans, ook de opdracht, om zich via zelfstudie te ontplooien.
Dwingt de hogere levensduur tot deze andere benadering?
Dillemans: Dat mensen langer leven, is op zichzelf verheugend, maar ze moeten ook interessant kunnen blijven leven. De nieuwe kennismaatschappij versterkt de dualiteit: niet alleen tussen rijken en armen, maar ook tussen kennisrijken en kennisarmen, tussen wie mee kan en wie niet. De samenleving moet erover waken dat daarbij geen volledige generaties buitenspel worden gezet. Nu haken goede krachten af omdat ze niet kunnen volgen. En wie er even uitstapt, raakt nauwelijks terug aan boord. Onlangs hebben enkele ULB-professoren ervoor gepleit de pensioenleeftijd te verhogen naar 68 jaar, ikzelf pleit voor een verhoging naar… 65 jaar. U zal zeggen: zo is het al door de wet voorgeschreven, maar in de praktijk zijn er massa’s uitzonderingen. Van de vele bruggepensioneerden tot de oudere werklozen die niet meer werkzoekend zijn. De demografische piramide is ongunstig. Mensen treden later in het werkproces omdat ze meer studeren, wat toe te juichen is, en ze blijven na hun pensionering langer leven. Met als gevolg dat steeds meer mensen langer gepensioneerd dan beroepsmatig bezig zijn. Mede daarom is het nuttig mensen alternerend te doen leren en werken. Dat geeft de kans hun beroepscarrière te verlengen, voor hun eigen welzijn en dat van de samenleving. We kunnen dit onder meer stimuleren via bijsturing van de sociale zekerheid. Keer vergoedingen uit aan wie in de onmogelijkheid is om te werken, en dan met menswaardige minima, maar verleid de actieven niet om te vroeg uit het arbeidsproces te stappen.
Wat de Vlaamse regering aankondigt, is de uitvoering van wat beslist is op de EU-top in Lissabon.
Dillemans: De EU lanceert het Grundvig-programma. Genoemd naar een Deense visionair, een opmerkelijk toeval nu de Denen zich van Europa afkeren. Dat project beoogt permanente vorming aan te bieden, met lage instapdrempels, met nieuwe methodologieën, en met modules die toelaten deeltijds en gefragmenteerd te studeren. Van het bedrijfsleven wordt gevraagd iedereen de kans te geven regelmatig een jaartje bij te studeren. Ik hoor van bedrijfsleiders dat dat realiseerbaar is. Ze zijn erbij gebaat om in de bijscholing van hun werknemers te investeren. De overheid moet daarbij helpen, en staat voor dezelfde opdracht met haar eigen werknemers, zoals in het onderwijs en de social profit. De universiteiten zullen zich aan de nieuwe situatie moeten aanpassen, want opleidingen van permanente vorming zullen vraaggericht moeten zijn. Een universiteit is soms te zeer opgedeeld in klassieke disciplines, terwijl de maatschappij transdisciplinaire competentie verlangt. Er worden studies van ‘wetenschapsverkenning’ uitgevoerd, waarbij wordt onderzocht wat de maatschappij in de toekomst nodig zal hebben. Want naast kwaliteit en doelmatigheid, moet ook de relevantie van een studierichting in overweging worden genomen. Binnenkort organiseert de Vlaamse Raad voor Wetenschapsbeleid een colloquium met als titel: ‘Wetenschappelijk onderzoek: tussen stuwen en sturen.’ Stuwen is van binnenuit, vanuit de universiteit die ook het niet-gericht onderzoek moet blijven stimuleren. Sturen komt uit de samenleving, die mag vragen dat de universiteit rekening houdt met haar noden en wensen.
Het gewicht van de ICT, de informatie- en communicatietechnologie, wordt met de dag groter.
Dillemans: Dat past ook in het streven naar permanente vorming, die nieuwe studiemethodes vereist, bijvoorbeeld meer aandacht voor het afstandsonderwijs. ICT biedt de kans het onderwijs bij de student te brengen, in plaats van omgekeerd. Een hele verbetering voor wie een voltijdse dagtaak heeft en na zijn uren wil bijscholen. ICT zal ook voor het gewone onderricht een steeds grotere rol vervullen. De multimedia vervangen voor een stuk de gedrukte boeken.
Dreigt de opgang van de ICT meer mensen uit de boot te doen vallen?
Dillemans: Dat is een reëel gevaar. De bestaande sociale kloof, zowel in de maatschappij als in het onderwijs zelf, zou erdoor kunnen vergroten. Anderzijds biedt de nieuwe technologie de kans om voor differentiatie te zorgen in wat nu een te gestandaardiseerd systeem van opleidingen van grote groepen is. Een betere aanwending van de ICT biedt zowel aan hoog- als zwakbegaafden meer kansen. De hoogvliegers hoeven niet te worden afgeremd, en daardoor vaak gedemotiveerd, omdat de leerkracht ook de minderen moet meetrekken. En de zwakkere elementen, die nu achterblijven of afhaken, kunnen worden opgekrikt door een gepersonaliseerde begeleiding. In tegenstelling tot wat men soms denkt, krijgen leerkrachten in een dergelijk concept een nog groter belang dan ze al hadden.
De steun voor het wetenschappelijk onderzoek wordt opgetrokken.
Dillemans: De vorige Vlaamse regering heeft gedurende vier jaar elk jaar cumulatief twee miljard frank aan het budget toegevoegd, waardoor wij een stuk van onze achterstand op andere landen konden goedmaken. Deze regering heeft dat eerst stopgezet om een evaluatie te maken, maar heeft nu gelukkig beslist om het budget opnieuw te laten groeien, zij het met een kleinere verhoging. Als ik de bedragen optel die werkelijk extra steun voor het wetenschappelijk onderzoek betekenen, kom ik maar aan iets meer dan één miljard. We blijven zitten met een aanzienlijke handicap ten opzichte van onze belangrijkste handelspartners. En het is die vergelijking die we moeten maken, want wetenschappelijk onderzoek is mede-determinerend voor de economie. De kwaliteit en het succes van een product hangen vaak af van de research. Bij onze grote handelspartners ligt het gemiddelde niveau van overheidsinvestering in wetenschappelijk onderzoek op 0,77 procent van het bbp, in Vlaanderen komen wij aan maximaal 0,63 procent. Ik begrijp niet dat men in tijden van besparingen en weinig groei, meer geld voor onderzoek kon uittrekken dan in tijden van voorspoed. De huidige regering is zich daar blijkbaar van bewust, en een duidelijke aanzet is nu gegeven.
Dewael heeft het ballonnetje van de netvervaging in het onderwijs opnieuw opgelaten.
Dillemans: Hij onderstreept dat hij ‘samenwerking’ tussen de verschillende netten bedoelt, en ‘het optimaliseren van het aanbod’. Daarmee ben ik het eens, maar van vervaging ben ik geen voorstander. De regering voert terecht openheid, tolerantie en differentiatie hoog in haar vaandel, dan moet ze die principes ook consequent toepassen als het over de onderwijskeuze gaat. Als de meerderheid van de Vlaamse jongeren naar christelijk geïnspireerde scholen gaat, is dat niet direct om daar godsdienstles te krijgen. Het katholieke net bewijst dat het kwalitatief hoogstaand onderwijs aanbiedt, in een goede geest en met een goede begeleiding. Ik zie niet in wat daar op tegen kan zijn.
Werkt dat de sociale ongelijkheid niet in de hand, zoals in Engeland met de openbare en privé-scholen?
Dillemans: Dat denk ik niet. De onderwijstraditie in Engeland is helemaal anders dan bij ons. Wij hebben in beginsel kosteloos onderwijs en een ‘bijna-gelijke’ behandeling van de verschillende netten door de overheid. Een dualisering van de samenleving kan wel beginnen van bij het onderwijs, maar dan om andere dan levensbeschouwelijke redenen. Een ander gevaar voor dualiteit ligt in een gezondheidszorg met twee snelheden. Door de grotere levensduur van de bevolking zullen in de nabije toekomst de kosten van de gezondheidszorg fors omhooggaan. En dus ook de persoonlijke bijdrage, want de overheid kan niet alles dragen. Sommigen zullen dat kunnen betalen en anderen niet. De regering wil terecht een Zilverfonds aanleggen voor de pensioenen, een vorm van intergenerationele solidariteit. Een dergelijke reserve is even dringend nodig voor de gezondheidskosten, die minder beheersbaar zijn.
Ook in de culturele sector dreigt een kloof. Dat het budget van cultuur met tien procent is opgetrokken, is welgekomen, want er heerst in die wereld geen overschot. Men mag dat geld niet uitsluitend gebruiken om het aanbod te ondersteunen of te verbeteren, het zal vooral worden aangewend om de participatie te verhogen. In de emancipatie van een volk is de cultuur de laatste fase, na de politieke en de economische. Het is van groot belang dat iedereen daarin mee kan.
De Denen wijzen in een referendum de euro af.
Dillemans: Dat is meer een teken van een crisis, dan een crisis zelf. Denemarken is een klein land, dat het niet meedoet met de euro is op zich niet zo erg. Al kan het voorbeeld inspirerend werken op Zweden en Groot-Brittannië, die ook een referendum zullen houden. Alledrie zijn het protestantse democratieën, die graag laten voelen dat ze zelf over hun lot willen beslissen. Het Deense neen bevestigt dat de EU aan het slabakken is. Het is een neen tegen de zwakke euro, die misschien tijdelijk goed is voor de export maar op langere termijn onze welvaart ondermijnt. Maar het is vooral een neen tegen de verdere Europese integratie. Dat is jammer, en plaatst vraagtekens bij de nakende uitbreiding. Hoe wil je uitbreiden naar het oosten, als je niet eens de vijftien huidige lidstaten op één lijn krijgt?
De uitslag van het referendum toont aan dat de EU zichzelf niet kan verkopen.
Dillemans: De Deense regering, de media, de sociale partners… ze hebben allemaal voor ‘ja’ gepleit. En toch is het ‘neen’ geworden. Wat bewijst dat de burgers niet mee zijn. De les is simpel: we hebben behoefte aan een Europa van de burger. Niet top-down, economisch gepland, maar bottom-up. Alle nadruk ligt op het economische en op werkgelegenheid, toch ook een economieverwant thema. Op onderwijsgebied worden bescheiden vorderingen gemaakt bij het op elkaar afstemmen van de programma’s. Op gebied van research doet de Belgische commissaris Philippe Busquin lofwaardige inspanningen. Maar sociaal en politiek staat de EU nergens. Hoe is het mogelijk dat er nog geen Europees minimumloon is vastgelegd? Waarom is er geen Europees basispakket van gezondheidszorgen? Dat zijn elementaire zaken die alle burgers aanbelangen. Politiek ontbreekt een bezielend leiderschap. De perikelen met de vorige Europese Commissie waren nefast. De boodschappen van de Europese Centrale Bank hebben lang niet de impact van die van de Amerikaanse Federal Reserve. Als er in onze achtertuin oorlog uitbreekt, moeten de Amerikanen het komen oplossen. Ik hou mijn hart vast voor hoe Europa zal reageren als het in Joegoslavië weer uit de hand loopt. De politici doen te weinig om Europa aan te prijzen, ze lijken er zelf niet in te geloven. In eigen land verkondigden vooraanstaande kandidaten hun engagement voor Europa en het Europees parlement, om dan uiteindelijk te kiezen voor politieke taken in eigen land. Ondertussen heeft de Europese Unie wel de meeste medailles binnengerijfd op de Olympische Spelen. Misschien kunnen we daaruit inspiratie putten.
Roger Dillemans is jurist, ererector van de KU Leuven.
ROGER DILLEMANS
Koen Meulenaere