SCHILDEREN MET LICHT
Voor Allure Craquelure kroop Sarah Westphal in de huid van de stichteres van het Antwerpse museum Mayer van den Bergh. Ze zette het naar haar hand met een toverachtige belichting, een huiskat, een sculptuur en kleine verschuivingen in het meubilair. Het resultaat is een erg levendige expo van een historische collectie.
Nadat haar zoon Fritz, amper 43, om het leven was gekomen na een val van zijn paard, maakte Henriëtte Mayer van den Bergh werk van de vervulling van zijn levensdroom: de bouw van een eigen museum voor de oude schilderijen, sculpturen, voorwerpen en kostbare weefsels die hij, samen met haar, had verworven op hun reizen en veilingbezoeken in binnen- en buitenland. Het Antwerpse museum Mayer van den Bergh, gebouwd in 1904, geniet wereldfaam door het bezit van Dulle Griet, Pieter Bruegels allegorie van de oorlog. Het heeft enigszins het karakter van een huis met vele kamers, zeven ervan met schoorsteen, geen enkele ingericht als keuken of slaapkamer. In de geschiedenis van het museum werd het huiselijke karakter vaak bekeken als een toevallige omstandigheid, soms zelfs als een hinderpaal voor een kunstwetenschappelijke opstelling van de collectie. Bij twee uitbreidingen, in 1994 en 2004, werd alvast gekozen voor een neutrale, functionele architectuur zonder verhaal.
En toen kwam Sarah Westphal (32). Doorheen haar werk was ze vertrouwd geraakt met het opzoeken van sporen van huiselijkheid en intimiteit. Ze spreekt in dat verband over haar ‘pseudoarcheologisch onderzoek’. In 2007 deed de Duitse kunstenares subtiele ingrepen op allerhande restanten in een leegstaand herenhuis in Gent (Heimsuchen) en twee jaar later vond ze, in een verlaten vleugel van het Guislainmuseum voor geesteszieken, tekens aan de wand die ze aanvulde en versierde (Room 19). Zo kwam het dat ze ook aangetrokken werd door het museum in Antwerpen dat een moeder voor haar dode zoon had laten bouwen.
Een jaar geleden nam ze er haar intrek, bekeek het van kelder tot zolder, onderzocht de collectie en het archief. In gedachten bracht ze het gebouw opnieuw meer in overeenstemming met zijn oorspronkelijke missie, een museum met een grote intimiteit, verbonden met een familiale geschiedenis en passie voor kunst. Ze schraapte de neutrale museologie af, zonder dat ze daarvoor grote ingrepen nodig had. Ze werkte met de minimale middelen die ze al beheerste – met belichting, kleine verschuivingen in het interieur, hier en daar de toevoeging van een rekwisiet -, maar die ze nog nooit op een bestaande collectie had toegepast. Zo ontstond een werk in situ, dat de titel Allure Craquelure kreeg.
Details naar voren halen
Zeven ‘zalen’ nam ze onder handen. Ze maakte er weer echte kamers van, waar ze ons in rondleidde in het gezelschap van conservator Claire Baisier. De kunstenares respecteerde de bestaande indeling in een barokke en een gotische kamer, een kamer voor Metsys en een voor de Micheli-verzameling albastsculpturen, een bibliotheek, een studio en een uitloper met een paar werken die nergens anders pasten: een manshoog portret van een telg uit de Medici-familie en een Boerengezelschap bij de haard (1556) van Pieter Aertsen, in werkelijkheid een bordeeltafereel.
Het algemene licht dat Sarah Westphal doet schijnen, is niet echt warm zoals in gezellige woonkamers vroeger, veeleer schept ze een schemerig duister. Met speciale profielspots laat ze bepaalde details op de schilderijen naar voren komen, waarbij andere naar de achtergrond wijken. Dat zorgt voor een derde dimensie en geeft je het gevoel dat je je in een theatertje bevindt, met levende personages en toverachtig mooie decors. Het geheim zit ‘m in de metalen plaatjes (jobo’s) die in de profielspots geplaatst zijn, en uitgesneden zijn in de vorm van de te belichten details op het schilderij, zodat de lichtbundel er haarfijn op valt. ‘Schilderen met licht’, noemt Westphal het.
Regisseer de lichtman
Het meest feestelijke effect bekomt ze daarmee in de kamer van de barok, een stijl die ze als ‘licht- en donkerheid tegelijk’ ervaart, als heel divers ook, wat zeker blijkt in dit interieur met zijn burgerlijk elegante (familie)portretten, historieschilderijen en zijn goudleerbehang, ‘dat ook nog eens glinstert en reflecties geeft’. Voor het raam hing ze een gordijn waarvan ze het rood nog intenser maakte met een kleurfilter op de spot. De rode schijn straalt af op het schilderij Meyndert Sonck met vrouw en kinderen (Jan Rotius, 1662), waarop Westphal de kinderen belichtte en de ouders in de schaduw achterliet.
Om te ‘schilderen met licht’ gaat ze in de kamer voor het schilderij staan, en volgt ze ‘effectief de materie van de schilder’, met naast haar op een ladder iemand die de lichten over het schilderij laat bewegen. ‘Ik stuur aan en zeg dan: “Kun je het licht eens op de kinderen zetten?” Het is langzaamaan herantasten (Duits voor tastend naderen, nvdr.). Ik kan het niet echt uitleggen. Het gebeurt op het moment zelf dat het schilderij door het licht geraakt wordt. Dan ontstaat er iets, en dan is het aftoetsen. Wat werkt, en wat werkt niet?’
Dankbaar maakte ze gebruik van de aanwezigheid in de barokkamer van het schilderij Venus schenkt de wapens aan Aeneas (1668, een werk van Gerard de Lairesse) om het volmaakte blanke lichaam van de liefdesgodin uit het tafereel te lichten en met glans over de ruimte te laten heersen als een goddelijke verschijning – wat ze tenslotte toch is.
De horizon van Metsys
Het parcours van Allure Craquelure lijkt achteruit in de tijd te lopen, want na de barok komt pas de kamer die is gewijd aan de grote erfgenaam van de Vlaamse primitieven in de beginnende renaissance: Quinten Metsys. Hij wordt weleens de uitvinder van het luchtperspectief genoemd – dat is een middel om, naar analogie met onze waarneming in de buitenlucht, diepte te suggereren op een schilderij, onder meer door afnemende kleurcontrasten, strooilicht en het ineenvloeien van de kleuren op de achtergrond.
Westphal concentreerde zich op de luchtstrook met diffuus wit licht vlak boven de horizonlijn op Metsys’ Calvarie met schenkers (1520). Haar lichtinstallatie trekt met behulp van kleurfilters de luchtstrook en zijn diffuse licht door over de hele breedte van de muur achter het schilderij. Nu baadt de ruimte in een avondschemering waarin, aan weerszijden van het drieluik, telkens drie uit donker hout gesneden engelen neerdalen, naar het centrale kruis toe waaraan de beweende Christus hangt. Hun scherp geprofileerde schaduwen op de muur werken dreigend. ‘Het schilderij wordt geteisterd door de engelen eromheen’, zegt Westphal, waarmee ze de tweede betekenis van het Duitse woord heimsuchen gebruikt, wat een stuk onheilspellender klinkt dan gewoon ‘opzoeken’. (Dezelfde onrustwekkende nuance zat zeker al in haar werk Heimsuchen in het leegstaande Gentse herenhuis in 2007).
Koesterende intimiteit
Op de tweede verdieping, in de kreuk- en geurloze aanbouw, ligt een zaal met religieuze beeldhouwkunst, eivol als in een opslagplaats. Het dimmen van het licht was een absolute voorwaarde om ook maar een begin van innigheid te wekken, passend bij de middeleeuwse albastsculpturen uit de Micheli-collectie. Westphal: ‘Het valt op dat Fritz veel Madonna-met-kind-sculpturen verzamelde, wat mooi het thema van moeder-kind weerspiegelt: zoals zijn eigen moeder het museum, zijn droom, voor hem heeft gesticht na zijn dood. Je voelt dat het museum iets heel erg koesterends heeft.’
Claire Baisier: ‘Toen Fritz in Leuven rechten studeerde, is zijn vader gestorven. Hij is onmiddellijk gestopt met zijn studie, is terug naar huis gekomen om bij zijn moeder te leven, en is nooit van huis weggegaan. Zijn broer is dan getrouwd, heeft het welvarende importbedrijf van specerijen voortgezet, maar Fritz en zijn moeder hebben twintig jaar lang niets anders gedaan dan samen op reis gaan, veilingen aflopen, die hele verzameling samenbrengen. Het was een heel nauwe relatie.’
Met een enkele dramatische beweging haalde de kunstenaar alle Madonna-met-kind-sculpturen weg van hun vaste plaats in de opstelling en dreef ze bijeen in een glazen kist op de grond, een aquarium waarin ze dicht opeengepakt staan, steun en aanspraak zoekend bij elkaar. Een lichtstreep trekt door hun groep, als een navelstreng. Er gaat iets benauwends uit van deze overmaat aan intimiteit, versterkt door de weerspiegelingen in het glas. Hoe eng moet een moederbinding zijn eer een mens er door heimgesucht, geteisterd wordt?
Van de ruimte met de wereldster van de verzameling, Pieter Bruegels Dulle Griet, bleef Westphal gewoon af, maar in de Bibliotheek veroorloofde ze zich een stukje theater met een ander pronkstuk: het Breviarium Mayer van den Bergh. Ze zette dit kostbare verluchte handschrift uit de middeleeuwen in het midden van de bibliotheek in een verlicht glazen toonkastje, met daarbovenop een grote zwarte kat die met gekromde rug en wijd open ogen het manuscript aanstaart. Misschien wel ‘als metafoor voor de kunstenaar die hier binnengeslopen komt’, suggereert ze.
De sfeer blijft middeleeuws in de gotische zaal, waar een volgend topstuk uit de collectie staat, een vergulde en gepolychromeerde sculptuur uit de late dertiende eeuw door Meister Heinrich von Constanz. Jezus houdt de hand vast van zijn lievelingsleerling, Johannes, die zijn ogen gesloten heeft en zijn hoofd op de schouder van zijn meester laat rusten.
Het beeld, dat normaal tegen de muur staat, liet Westphal iets naar voren komen, dichter bij de bezoeker, wiens empathie het beeld nu eenmaal wil wekken.
Voor mama
In de gotische zaal zit nog een overblijfsel van de deur waarlangs Henriëtte Mayer van den Bergh van het huis ernaast, waar ze woonde, naar haar studio in het museum ging. Die bevindt zich op de derde verdieping, in het verlengde van haar boudoir. Het blad van een ovalen tafeltje in het boudoir is beschilderd met zwevende, kleine engelen (putti). Er staan porseleinen kopjes op, uit haar thee- en chocolademelkservies. Westphal stelde zich tevreden met het uitlichten van de ruimte, want haar echte doel lag daarachter: Henriëttes studio. Die behandelde ze als een schrijntje. Het licht valt op een mooi portret van de stichteres als achttienjarige, een broze pop met een zachte blik. Het schilderij werd ooit ingekort, vermoedelijk om de schouw te passen. Het onderste gedeelte, met Henriëttes handen, verdween op een dag uit het museum, keerde op mysterieuze wijze terug en werd onlangs aangetroffen op de zolder. Westphal borg het als een relikwie in een glazen kistje, ingekapseld in een monumentaal blok dat ze voor de schoorsteenmantel plaatste.
Boven op het blok legde ze een sculptuur van een paar gevouwen handen in keramiek, epoxy, hout en andere materialen. ‘Dit zijn de handen van mij, van de kunstenaar, als bijvoeging, geplaatst in het verlengde van het schilderij’, heet het.
In het halfduister lichten enkele prachtstukken uit de textielcollectie op. Fritz was een echte specialist, zegt Claire Baisier. ‘We hebben alle catalogi teruggevonden van de veilingen waar ze samen naartoe zijn geweest. Dikwijls staat er in de rand geschreven: “Voor het museum.” Of: “Voor mama.”‘
Allure Craquelure, t.e.m. 21/04, Museum Mayer van den Bergh, Lange Gasthuisstraat 19, Antwerpen.
DOOR JAN BRAET, FOTO’S SARAH WESTPHAL
De uitgekiende belichting geeft je het gevoel dat je je in een theatertje bevindt, met levende personages en toverachtig mooie decors.