Acteur Johan Leysen toont in Wittgenstein Incorporated de nulgraad van het acteren.

Een acteur kan niet altijd kiezen hoe hij herinnerd zal worden. Als vrouwenschender, bijvoorbeeld. Het overkwam Johan Leysen. Opzichter Schmitt die in Stijn Coninx’ film Daens (1993) arbeidster Nette Scholiers (gespeeld door Antje De Boeck) onteerde? Dát was Leysen. Een onvergetelijke rol. Maar minstens even memorabel was zijn acteerprestatie in Wittgenstein Incorporated. Die theatervoorstelling beleefde in 1989 haar première in het Kaaitheater. Ze sloeg gensters vanwege de soberheid van de regie en de helderheid waarmee Leysen het denken en handelen van filosoof Ludwig Wittgenstein vertolkte. Deze week staat het stuk opnieuw in het Kaaitheater. De eenvoud van de enscenering – toen zo vernieuwend – is nu niet meer uitzonderlijk. Leysens virtuoze spel blijft dat wel.

We bezochten de acteur in Parijs voor een gesprek over snakken naar vrijheid en zoeken naar de essentie van het spel.

Wat zit u hier in Parijs te doen?

Johan Leysen: Ik voel me hier thuis. Veel meer dan in Nederland, waar ik 25 jaar lang heb gewoond.

U woonde 25 jaar in een land waar u zich niet thuis voelde?

Leysen: Zo erg was het nu ook weer niet. Toen ik in 1974 afstudeerde, vond ik het Nederlandse theaterlandschap spannender dan het Vlaamse. De Aktie Tomaat (waarbij het publiek zijn ongenoegen over het gebrachte theater liet blijken door met rotte tomaten naar de scène te gooien, nvdr) had er het theater opengebroken.

Die kentering voltrok zich toch ook in Vlaanderen met groepen als Het Trojaanse Paard en De Nieuwe Scène?

Leysen: Dat waren erg gepolitiseerde groepen. Ik deelde hun gedachtegoed. Net als zij geloofde ik in de maakbaarheid van de wereld door, bijvoorbeeld, het theater. Maar ik wou de wereld niet maken met politieke slogans. Ik wou het liefst aan de slag bij de Amsterdamse Toneelgroep Baal. Baal was ook gepolitiseerd, maar bracht de ‘boodschap’ door Duits repertoire te ensceneren, zoals Peter Handke en Botho Strauss. Dat interesseerde me meer. Na een aanloop bij Toneelgroep De Appel, waar artistiek leider Erik Vos me leerde hoe ik op de scène een tekst opnieuw kon uitvinden, maakte ik van 1980 tot 1986 deel uit van Baal. Ik voelde me er thuis. Maar na enkele seizoenen snakte ik weer naar vrijheid.

Net als filosoof Ludwig Wittgenstein beschouwt u onafhankelijkheid zowat als het meest kostbare en onbereikbare in het leven?

Leysen: Als achttienjarige wist ik één ding zeker: ik zou altijd vrij zijn. Paradoxaal genoeg stel ik me als acteur continu ten dienste van de anderen. Alhoewel. Ik sta niet zozeer ten dienste van regisseurs, ik ben beschikbaar voor hen. Acteren is een antwoord formuleren op de regie.

U dient bij voorkeur filmregisseurs van antwoord. Vanwaar komt die liefde voor film?

Leysen: Op een avond kwam mijn vader naar boven en hij maakte ons, zijn negen kinderen, wakker. Hij wou absoluut dat we Albert Lamorisse’s Crin Blanc (1953) op tv zouden zien, een prachtige film over de ontluikende vriendschap tussen een jongetje en een witte, wilde hengst. Ik vond het geweldig. Net als mijn vader, Bert Leysen, die eerst aan de slag was bij de gewestelijke Omroep Limburg en vervolgens de eerste programmadirecteur van de openbare omroep werd, ben ik gefascineerd door televisie en film. Ik ben het gelukkigst voor een camera. Magisch vind ik het, dat tactiele samenspel tussen regisseur, acteur, scenarist en cameraman.

In het begin van mijn carrière werkte ik met Jean-Luc Godard. Ik speelde in Je Vous Salue, Marie (1985). Godard leerde me dat film de meest ultieme vorm van verbeelding is. Film is een drager van beelden waartoe je een brechtiaanse afstand bewaart en waarmee je je toch emotioneel kunt verhouden. Dat evenwicht tussen brechtiaanse vervreemding en oprechte inleving streef ik na in elke rol die ik speel.

In WittgensteinIncorporated bereikt u zowat het perfecte evenwicht. Hoe is het idee voor deze voorstelling ontstaan?

Leysen: Het was de enige keer dat ik zelf het initiatief nam om een voorstelling te maken. Mogelijk door de collectieve kater die we overhielden aan de politieke theaterperiode van de jaren zeventig. Het bleek een illusie te denken dat je de wereld kunt veranderen. Ook persoonlijk zat ik vast. Ik wou zo graag onafhankelijk zijn, maar besefte dat je als acteur zo afhankelijk bent als het maar kan. Je bent afhankelijk van de regisseur, de auteur en niet het minst van het publiek.

Waarom klopte u aan bij de Nederlandse avant-gardistische regisseur Jan Ritsema?

Leysen: Ik houd van de soberheid waarmee hij theater maakt. En ik wou als acteur iets meemaken dat ik tot dan nog niet had ervaren. Ik stapte naar hem toe met de tekst Die Weise von Liebe und Tod des Cornets van Rainer Maria Rilke.

Het werkte niet.

Leysen: Mogelijk was de taal te poëtisch, of had ik een te emotionele band met de tekst. Uiteindelijk diepte Ritsema de tekst van politicoloog en filosoof Peter Verburgt op. Met die tekst probeert Verburgt zich voor te stellen hoe Wittgensteins lessen, zijn denken en zijn handelen precies verliepen.

Dat klinkt behoorlijk saai.

Leysen: Dat vonden wij ook. Tot we er, na uren wandelen langs de Amsterdamse grachten, op uitkwamen dat in deze voorstelling de mededeling van de acteur en niet zozeer de acteur zelf centraal moet staan. Ik speel Wittgenstein niet. Ik heb het over hem. Ik probeer zo precies mogelijk uit te leggen hoe het was. De uitdaging – voor mij – bestaat erin om zo min mogelijk metier en kundigheid tentoon te spreiden. Hoe soberder je acteert, hoe wonderlijker de theaterervaring wordt voor het publiek. Je moet de precisie durven toe te laten. Dat is het mysterie van het acteren. Je mag je niet afsluiten achter je kunstigheid. Ik tracht in de voorstelling als het ware de nulgraad van het acteren te bereiken, en daardoor een zo maximaal mogelijke communicatie van die mededeling te bewerkstelligen.

De voorstelling sloeg destijds in als een bom. Weet u intussen waarom?

Leysen: De voorstelling wil het wonderlijke van het geheugen portretteren. Tonen hoe eenvoudig én complex het is. Zoals ook Wittgenstein dat deed in zijn lezingen. De voorstelling legt het mechanisme van het denken als een theatraal proces bloot. Het is spannend, zowel fysiek als emotioneel. Daardoor is elke opvoering zowel voor mij als voor het publiek een wonderlijk avontuur. Niets staat vast, behalve de tekst. In Wittgenstein Incorporated is de scène van mij. Ritsema is geen regisseur die elke beweging vastlegt, zie je? Hij is geen metteur en scène maar een metteur en condition. Hij eist niets meer dan de juiste houding om de woorden te communiceren.

Voor Wittgenstein is de taal een vorm om de twijfel te verjagen. Is acteren dat ook?

Leysen: Dat zou zeer goed kunnen. Maar acteurs blijven bovenal boodschappenjongens. Boodschappenjongens die zich durven te schamen. Schaamte is de basis van ons beroep. Als acteur koester je een raar soort verlangen naar mensen die toekijken hoe jij je doodschaamt. Acteren is meer durven dan kunnen. Maar je moet het natuurlijk ook kunnen.

Vandaag meer dan ooit. Wie het niet kan, krijgt geen geld. Het marketingjargon dringt ook de theatersector binnen.

Leysen:(nadrukkelijk) Dat is een zeer gevaarlijke evolutie. Kunst is geen marketingproduct. Een maatschappij die zichzelf respecteert, verdient een gesubsi-dieerde kunst. Kunst wil amuseren en aanzetten tot reflectie. Kunst is zelfs broodnodig als reflectie-instrument. De overheid moet dat inzien. En ze moet er het risico bijnemen dat ze soms al eens onnozelaars subsidieert. Mislukken is een recht van elke mens. En dus ook van elke kunstenaar.

INFO: www.kaaitheater.be

DOOR ELS VAN STEENBERGHE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content