Elf dagen lang zaten twaalf juryleden oog in oog met twee beschuldigden. Een aantal opmerkelijke momenten uit het proces-Pandy op een rij.
WAT VOORAFGING
Eind 1997 verklaart Agnes Pandy dat haar zes ‘spoorloos verdwenen’ familieleden in feite vermoord zijn. Door haar vader Andras Pandy en, zo bekent ze ook, door haarzelf. Tussen juli 1986 en juni 1989 zouden de twee ex-vrouwen van Pandy (onder wie Agnes’ moeder) en vier van zijn kinderen en adoptiekinderen met voorbedachten rade zijn afgemaakt. Vijf van de moorden werden van tevoren samen besproken en gepland, maar niet samen uitgevoerd: zo zou Agnes helemaal alleen haar eigen moeder een kogel in het hoofd hebben geschoten. Moord nummer zes, die op zijn adoptiedochter Tünde, zou vader Pandy zonder medeweten van Agnes hebben gepleegd.
Agnes bekent ook dat ze in juni 1985, dus nog vóór de andere feiten, een mislukte moordpoging ondernam op haar stiefzus Timea. Ook dat zou gebeurd zijn onder druk van vader Pandy, die het niet kon verdragen dat Timea haar kind (dat hij zelf bij haar had verwekt) aan hem weigerde af te staan. De zes lijken werden volgens Agnes zorgvuldig opgeruimd. Sommige delen werden in een krachtig ontstoppingsmiddel opgelost, andere werden in vuilniszakken gestopt en achtergelaten aan het slachthuis van Anderlecht. Ook dat deden vader en dochter samen. Beiden zitten al bijna vijf jaar in voorhechtenis. Behalve van moordpoging en meervoudige moord, wordt Andras Pandy ook beschuldigd van seksueel misbruik van zijn dochters.
DAG 1: HET JURYLID
Maandag, 18 februari. Laat maar zitten, een eerlijk proces is toch niet meer mogelijk. Het geheim van het onderzoek is talloze keren geschonden, de zaak is ‘extreem gemediatiseerd’ en zijn cliënt is in feite allang veroordeeld. De openingszet van Hein Diependaele, advocaat van Andras Pandy, maakt geen indruk op de voorzitter van het Brusselse hof van assisen. Die oordeelt dat het proces kan beginnen met, zoals dat hoort, ‘het vermoeden van onschuld’. In het middagnieuws van VTM blijkt evenwel dat Diependaele misschien een punt heeft: een vrouw die dezelfde dag nog als jurylid wordt ingezworen, verklaart dat iemand die zulke feiten heeft gepleegd, volgens haar toch schuldig is. Daarmee heeft ze natuurlijk ook een punt. Alleen is dat nu net de vraag waarover de jury zich moet uitspreken: hééft Andras Pandy zulke feiten gepleegd?
DAG 2: AGNES PANDY
Dinsdag, 19 februari. ‘Het sarcasme is zeer groot in deze zaak’, grijnst Diependaele bij aanvang van de zitting. Door die verklaring in het VTM-nieuws acht hij zijn stelling van gisteren bewezen. Zijn verzoek om het bewuste jurylid te vervangen, wordt ingewilligd. Maar hij beseft dat de andere leden van de jury wellicht ook al geloven dat zijn cliënt schuldig is. Voor de goede orde herhaalt voorzitter Karel Demyttenaere dat de juryleden ‘in eer en geweten, naar eigen innerlijke en intieme overtuiging’ moeten oordelen. Ze zullen hun oordeel – een simpel ‘ja’ of ‘nee’ op de schuldvragen – niet moeten uitleggen of beargumenteren. ‘Maar schuld wordt niet vermoed’, benadrukt Demyttenaere. ‘Denkt ge dat het mogelijk is dat hij onschuldig is, dan moet ge tot zijn onschuld besluiten.’
Diependaele zit ostentatief te knikken. Hij zou deze zaak liever pleiten voor beroepsmagistraten, in plaats van voor een volksjury. Want op papier maakt hij wel degelijk een kans, denkt hij: er zou immers geen enkel hard, materieel bewijs bestaan waaruit ondubbelzinnig blijkt dat Andras en Agnes Pandy inderdaad zes van hun familieleden hebben vermoord. En wat niet kan worden bewezen, kan – of moet – worden betwijfeld. In theorie, althans.
Vandaag wordt Agnes ondervraagd door de voorzitter. De nu 44-jarige vrouw doet haar levensverhaal zonder franjes. Dat ze altijd spanningen heeft gevoeld tussen haar ouders. Dat ze in 1966 op achtjarige leeftijd naar een psycholoog moest, bij wie ze tekeningen moest maken. Dat ze ooit een paar maanden bij een opvanggezin verbleef. Dat ze daar ‘een hele fijne tijd’ had, wat ze niet aan haar vader durfde toe te geven. ‘Ik durfde niet te zeggen dat hij geen toffe papa was. Dus zei ik maar dat ik het bij dat gezin zo leuk vond omdat ze daar een hond hadden.’ Dat ze opkeek naar haar vader, en zich nog goed herinnert hoe hij klaarkwam in een zakdoek toen hij haar voor het eerst seksueel misbruikte. Dat gebeurde in totaal vijf of zes keer, toen ze dertien was. Dat het misbruik jaren later opnieuw begon, toen ze 22 was. ‘Hij heeft mij ontmaagd. Ik wou het niet, maar toch deed ik het. Ik kon geen nee zeggen.’
Agnes lijkt kalm, beheerst. Gelaten haast. Tot de moordpoging op Timea ter sprake komt. Was het haar vader die wilde dat ze haar stiefzus doodsloeg? Agnes gaat zitten, neemt een slok water en knikt. ‘Ik verstijfde bijna’, zegt ze. ‘Maar hij praatte elke dag op mij in.’ En uiteindelijk ging ze toch akkoord? ‘Ja, ik ging akkoord, maar niet in mijn hart. Pandy duidde aan hoe ik haar moest slaan. Het moest een ongeval lijken, ze zou zogezegd van de trap gevallen zijn.’
Alles wat ze heeft verklaard, bevestigt ze. Ze antwoordt vaak met ‘ja’ of ‘inderdaad’. Uitweiden doet ze zelden. Haar commentaar is zakelijk, op het klinische af. Of ze hielp bij het in stukken snijden van de lijken? ‘Ik heb de ledematen vastgehouden, zodat Pandy ze kon weghakken.’ Wat ze met de rompen deden? ‘Ik deed eerst de borstholte open, om de ingewanden eruit te halen.’ Hoe ze zich bij dat alles voelde? ‘Ik was als verlamd, ik had de indruk dat ik geen weg uit kon.’
Twee keer valt er een stilte. Wanneer ze, ingehouden snikkend, bevestigt dat ze haar eigen moeder heeft doodgeschoten. En wanneer de voorzitter vraagt of ze zich schuldig voelt. Een volle minuut lang zegt ze niets. En dan: ‘Ja, ik voel mij schuldig.’ Daarna: ‘Ik vind wat ik heb doorstaan en meegemaakt voldoende. Meer gestraft hoef ik niet. Ik zie nog een toekomst in mijn leven. Zeker weten.’
DAG 3: ANDRAS PANDY
Woensdag, 20 februari. De Belgisch-Hongaarse dominee en leraar-op-rust spreekt niet het perfecte Nederlands van zijn dochter. ‘Versleten, meneer voorzitter‘, antwoordt de nu 74-jarige Pandy senior op de vraag hoe het met hem gesteld is. Niet dat hij medelijden zoekt. Integendeel, hij toont niet de minste emotie en geeft de indruk onder alle omstandigheden zijn waardigheid te willen behouden. Dat vermoeden van onschuld beschouwt hij duidelijk als een belangrijke troef. Alle bewijslast ligt bij de tegenpartij. Hij ontkent alles.
Voorzitter: ‘Meneer Pandy, wie gaf uw kinderen seksuele opvoeding?’
Pandy: ‘Meestal mijn vrouw, soms deden we het samen.’
Voorzitter: ‘En op welke manier gebeurde dat?’
Pandy: ‘De gewone manier.’
Voorzitter: ‘En wat is dat, de gewone manier?’
Pandy: ‘U weet dat, meneer de voorzitter.’
Voorzitter: ‘Ik weet dat niet.’
Pandy: ‘Waarom bent u dan voorzitter?’
Voorzitter: ‘Als voorzitter geef ik geen seksuele opvoeding.’
Pandy: ‘Onze opvoeding was gebaseerd op de bijbel, het evangelie.’
Voorzitter: ‘En wat zegt de bijbel daarover?’
Pandy: ‘U weet dat niet?’
Voorzitter: ‘Ik vraag het.’
Pandy: ‘U bent een opgeleide man.’
Voorzitter: ‘Ik heb de bijbel niet bestudeerd.’
Pandy: ‘Over mijn bijbelse kennis heb ik verantwoording gegeven aan de universiteit, meneer voorzitter. Deze vraag vind ik van uwentwege mugzifterij.’
Voorzitter: ‘Wat zegt de bijbel over seksueel contact voor het huwelijk?’
Pandy: ‘Volgens bijbel is seksueel contact voor het huwelijk niet toegelaten.’
Voorzitter: ‘En buiten het huwelijk is het ook verboden?’
Pandy: ‘Ja, wij moeten zuiver blijven.’
Voorzitter: ‘U hebt nooit seksuele contacten gehad met vrouwen buiten het huwelijk?’
Pandy: ‘Meneer voorzitter, dit hele onderzoek is seks-centrisch.’
Voorzitter: ‘U hebt nooit seksueel contact gehad met Agnes?’
Pandy: ‘Is leugen! Er is een verschil tussen beschuldiging en bewijzen.’
Voorzitter: ‘Waarom zegt Agnes dat dan?’
Pandy: ‘Men zegt, meneer voorzitter, meer leugens dan waarheid. Agnes legt in mijn mond vele dingen, maar ik spuw ze uit.’
Zijn verdwenen familieleden leven nog. Ze werken voor ‘een internationale maatschappij’ en leven in weelde. Ze hebben zelfs een privévliegtuig. Soms heeft hij nog contact met hen, via engelen. Waarom ze dan niet komen opdagen, zodat hij terstond zou vrijkomen? ‘Meneer voorzitter, dat moet u aan hen vragen. De waarheid moet mij vrijkrijgen, niet mijn kinderen.’
‘Heb jij schuldgevoelens?’, vraagt de voorzitter. In feite een merkwaardige vraag, want Pandy kan natuurlijk niet beweren dat hij zich schuldig voelt over feiten die volgens hem nooit hebben plaatsgegrepen. ‘Nee, over niets’, zegt Pandy. ‘Over mijn zonden, ja. Ik ben een zondaar, geen misdadiger. Als u de bijbel leest, kunt u zichzelf ook herkennen als zondaar.’
DAG 4 EN 5: DE ONDERZOEKERS
Donderdag en vrijdag, 21 en 22 februari. ‘Een hallucinant grondig onderzoek’, heeft Diependaele het altijd genoemd. Onderzoeksrechter Bruno Bulthé rekent het graag even voor: het dossier beslaat 74 kartons, Andras is 64 keer verhoord, over 156 items, Agnes is 58 keer verhoord. Het gerecht is tien keer ter plaatse gegaan. De huizen van Pandy zijn binnenstebuiten gekeerd. Het moest grondig, zegt Bulthé: ‘Omdat er geen lijk is. Maar als ik de verklaringen van Agnes aanvaard, kan ik ook geen lijk vinden.’ De verzamelwoede van Pandy heeft hem volgens de onderzoeksrechter de das omgedaan: wapens, brieven, dagboeken, een grote voorraad ontstoppingsmiddel – alles hebben ze gevonden. Bij de speurders: geen spoor van twijfel.
François Monsieur, aan wie Agnes op 20 november voor het eerst bekentenissen aflegde, gelooft dat het allemaal is begonnen met de zwangerschap van Timea. De dominee die een kind had gemaakt bij zijn stiefdochter, dat was ‘een grote schande’ die te allen prijze geheim moest blijven. Wie op de hoogte was en moeilijk deed, ‘moest eraan’. Even komt het denkspoor ter sprake dat Andras Pandy in 1956 als KGB-spion vanuit Hongarije via Zwitserland en Oostenrijk naar België zou zijn gekomen. Dat zou onder meer het wapenbezit en de geheime kamers in de huizen kunnen verklaren. Op dag 9 van het proces zal blijken dat ook de psychiaters even in die richting hebben gedacht. Speurders noch psychiaters kunnen evenwel bevestigen dat die hypothese klopt. Pandy zelf probeert het mysterie nog wat te vergroten door de speurders te vragen: ‘Hebt u mijn telefoontjes naar Moskou onderzocht?’
DAG 6: DE HONGAREN
Maandag, 25 februari. Een nieuw element duikt op. De speurders die aan het Hongaarse luik van het onderzoek hebben meegewerkt, vertellen dat ze de dag voor hun komst naar dit proces een telefoontje hebben gekregen van Istvan Koplanyi, de ex-klusjesman van Andras Pandy. Die zou gezegd hebben dat hij vader en dochter Pandy ooit over de moorden heeft horen praten. Als dat klopt, is er een onafhankelijke bron die het verhaal van Agnes bevestigt. En hoeft er, wat de schuld van Andras Pandy betreft, de facto niet langer te worden getwijfeld. Op verzoek van de jury zal deze ‘kroongetuige’ worden overgevlogen.
Tijdens zijn getuigenis, een paar dagen later, spreekt hij zichzelf echter tegen en slaat hij data hopeloos door mekaar. De algemene teneur bij zowel pers als advocaten: Koplanyi is te ongeloofwaardig om de doorslag te geven.
DAG 7: DE EX-COLLEGA
Dinsdag, 26 februari. Camiel Blommaert is een ex-collega van Pandy. Hij kende de beschuldigde goed, kwam wel eens bij hem over de vloer en legde hem ooit uit hoe hij aan een revolver kon geraken. Nee, hij heeft nooit iets vermoed: ‘De kinderen van Pandy waren perfect opgevoed, goed gekleed… Men zou daar niets achter gezocht hebben.’ Diependaele grijpt meteen zijn kans: ‘Waarom zoekt u er nu wél iets achter? Wat heeft u van gedacht doen veranderen? U hebt op tv gezegd dat u denkt dat hij schuldig is.’ Blommaert kijkt naar Agnes: ‘Wie kan zoiets verzinnen als het niet waar is? Dan is er onder ons een tweede Agatha Christie opgestaan.’ Diependaele: ‘Vanwaar hebt u al die informatie? Hebt u het dossier gelezen?’ Blommaert: ‘Nee, ik moet ook geen beslissing nemen. De jury moet dat doen. Zij zullen de juiste beslissing nemen en mij misschien corrigeren.’ Diependaele: ‘Dat is een mooie eindquote.’
Terwijl Diependaele op die manier, vermoedelijk met de moed der wanhoop, de jury probeert te laten twijfelen, helpt zijn cliënt vervolgens alles om zeep.
Pandy: ‘Collega Camiel, u bent leraar geschiedenis. Kent u de avonturen van baron Münchhausen? Welke ziekte heeft die?’
De voorzitter onderbreekt hem: ‘Mijnheer Pandy, de vragen die u stelt, moeten ertoe leiden de waarheid te achterhalen aangaande de feiten die hier worden onderzocht.’
Pandy: ‘Maar nu is iedereen nieuwsgierig!’
In de zaal wordt geamuseerd gelachen.
Pandy: ‘Aan welke ziekte leed baron Münchhausen? Mondloop! Er is buikloop en er is mondloop. De getuige heeft ook mondloop.’
Pandy lacht tevreden en gaat zitten. De getuige mag beschikken.
DAG 8: DE DAGBOEKEN
Woensdag, 27 februari. Een cruciale dag. Speurder Ann Beeckman zet de resultaten van haar ‘operationele misdrijfanalyse’ op een rij. Ze heeft de bekende en vermeende feiten op een tijdsbalk gezet en alle dagboeken van Andras Pandy gelezen. Haar verhaal is bij momenten langdradig, soms een tikje saai, maar bevat een aantal puzzelstukken die verbluffend goed ‘passen’ in het verhaal van Agnes. Zo is vader Pandy meestal opvallend gedetailleerd in zijn dagboek. Behalve vlak voor de dagen waarop de moorden zouden zijn gepleegd. Dan staat er: ‘Ik doe het een en ander.’ Of: ‘Agnes en ik maken plannen.’ Vlak voor de moorden noteert Pandy ook dat hij ontstoppingsmiddel koopt, en plastic zakken. En na het versnijden van de lijken: ‘Mijn gewrichten doen pijn.’
DAG 9: DE PSYCHIATERS
Donderdag, 28 februari. Is Andras Pandy gek? Is zijn dochter gek? Of allebei? Geen van beiden, zo blijkt. Vier experts hebben de beschuldigden onderzocht op hun IQ, hun persoonlijkheidsstructuur en op eventuele psychiatrische stoornissen. Andras Pandy blijkt minder slim dan hij denkt, maar heeft wel veel gelezen. Hij waant zich verregaand superieur, is autoritair, imponeert graag en citeert voortdurend filosofen, schrijvers en de bijbel. Maar soms zegt hij zomaar wat, vertelt psychiater Paul Cosyns: ‘Op een bepaald moment stak hij een tirade af over Schuld en boete van Dostojevski. Nu ken ik dat boek zeer goed, en hij zat ernaast. Maar hij kan het goed brengen.’
Nee, een ‘formele psychopathologie’ is er niet. In dat opzicht zit Andras Pandy ‘in de schuif van de normale populatie’, zegt een andere expert. ‘Er zijn paranoïde elementen, maar hij heeft een goede realiteitsvisie. Hij is verantwoordelijk en is zich bewust van zijn daden en zijn denken.’ Is hij een gevaar voor zichzelf, of voor de maatschappij? ‘Het is mogelijk dat hij wil afrekenen met de andere gezinsleden.’
Het oordeel over Agnes is milder. Zij is middelmatig begaafd, maar acht zichzelf ook veel intelligenter dan ze is. Haar verhaal is ‘coherent’, maar ‘wraakgericht’. Toch komt het geloofwaardig over. Ze houdt zich ‘krampachtig’ aan de manier waarop ze de feiten heeft bekend: ‘Ze rammelt het bijna af zoals het op het proces-verbaal staat.’ Hallucineren doet ze niet, ze heeft geen waanbeelden en is niet dement. Spijt voelt ze niet, omdat ze naar eigen zeggen geen spijt kan voelen over iets wat ze niet gewild heeft. Ze handelde om aan de verwachtingen van haar vader te voldoen: doordat ze zich minderwaardig voelde, was ze vatbaar voor ‘de goeroe’.
Dat ze de schuld volledig bij haar vader legt, is volgens Paul Cosyns een overlevingsstrategie: ‘Ze heeft haar eigen moeder neergeschoten. Welnu, als je een geweten hebt, en dat hééft ze, moet je voor jezelf een constructie bedenken om dat draaglijk te maken.’ De experts zijn formeel in hun conclusie. Was Agnes op het ogenblik van de feiten in een staat van geestesstoornis? ‘Nee.’ Is ze dat nu? ‘Nee.’ Is ze een gevaar voor zichzelf of voor de maatschappij? ‘Nee.’
Kortom, veel bruikbare munitie voor het slotpleidooi van Walter Muls, de advocaat van Agnes. Over vader Pandy, daarentegen, doet Paul Cosyns op de valreep nog een hoogst interessante uitspraak: ‘Andras heeft nooit gezegd dat hij het erg vond om onschuldig in de gevangenis te zitten. Hij vond het een ervaring, een leerzame beproeving.’
DAG 10: HET LIJK
Vrijdag, 1 maart. Zagen, hamers, vuilniszakken en -bakken, de wastobbe, de muren, de vloeren: alles werd onderzocht op sporen van menselijk bloed. Zonder enig resultaat, aldus de experts. Of het mogelijk is dat zulke sporen grondig worden verwijderd, wil de procureur-generaal weten. Dat is mogelijk, knikken de experts.
Pandy heeft altijd ontkend dat hij zijn stiefdochter Timea zwanger had gemaakt. Dat zou gebeurd zijn via de omweg van een zakdoek of een laken waarop hij was klaargekomen. ‘Onmogelijk’, oordeelt de gynaecoloog op de getuigenbank.
En Pandy is wel degelijk de vader van het kind van Timea, bevestigen de DNA-experts. Tenminste, met een waarschijnlijkheid van 99,9989 procent. ‘Ik weet dat wetenschappers nooit iets zullen zeggen met stellige zekerheid’, zegt de procureur-generaal. ‘Maar kunnen we gewoon zeggen dat Andras Pandy de biologische vader is van het kind?’ Jean-Jacques Cassiman knikt: ‘Ja.’
En dan komen de foto’s. Ze worden geprojecteerd, zodat iedereen ze kan zien. Het lijk van een oude vrouw. Het hoofd dat van de romp werd gescheiden. Haar handen. Haar voeten. Een vuilnisbak met daarin vijftig liter ontstoppingsmiddel, op basis van zwavelzuur. Hoofd, handen en voeten in de vuilnisbak. De ingewanden van de vrouw. Opnieuw de vuilnisbak. De brij die overblijft na één uur. De aangevreten lichaamsdelen. De brij die overblijft na vijf uur. Na negen uur. Na vijf dagen. Een siroopachtige vloeistof. Alleen de tanden zijn nog intact. Alles kan zo worden uitgegoten.
De jury, de journalisten en het publiek in het Brusselse hof van assisen hebben het ademloos gevolgd. Volgens de verklaringen van Agnes werden hoofd, voeten, handen en ingewanden van de lijken opgelost in vuilnisbakken met vitriool. Aan de Katholieke Universiteit van Leuven hebben een aantal experts op vraag van de onderzoeksrechter de proef op de som genomen met een lijk dat ter beschikking van de wetenschap was gesteld. Quod erat demonstrandum.
Tot slot worden op hetzelfde scherm, onder een oorverdovende stilte, de foto’s geprojecteerd van de familieleden van Andras en Agnes Pandy van wie met honderd procent zekerheid geweten is dat ze op de een of andere manier ‘spoorloos verdwenen’ zijn.
DAG 11: DE PLEIDOOIEN
Maandag, 4 maart. Hoezo, extreem gemediatiseerd? De procureur-generaal komt meteen tot wat volgens hem de grond van de zaak is. Agnes en Andras zijn allebei even schuldig. In een uitermate bevlogen pleidooi confronteert meester Diependaele de volksrechters nog eens met de diepe ernst van hun opdracht: is het mogelijk dat Andras Pandy onschuldig is? Als dat mogelijk is, als er twijfel kan bestaan, moeten ze hem vrijspreken. ‘We staan hier vandaag niet met antwoorden, maar met vragen’, zegt Diependaele. ‘En de centrale vraag is: spreekt Agnes de waarheid of niet?’ Nee, volgens Diependaele. ‘Agnes liegt. En die leugen leidt tot twijfel. En die twijfel moet, móét, leiden tot de vrijspraak.’
Maandag om 17 uur 43, twee uur voor het ter perse gaan van Knack, werd de zitting geschorst tot dinsdagochtend.
Joël De Ceulaer
‘Men zegt, meneer voorzitter, meer leugens dan waarheid. Agnes legt in mijn mond vele dingen, maar ik spuw ze uit.’
‘Aan welke ziekte leed baron Münchhausen? Mondloop! Er is buikloop en er is mondloop. De getuige heeft ook mondloop.’