Frank Albers
Frank Albers Frank Albers is essayist.

Melanie Ramakers, Jozef Vermoesen, Stefanie Janssen, Leon Constandt, Henriette Deaulmerie, José Amelinckx, Julienne Barideau, Jeanette Fontaine, Nicole van Ginderachter en August Goossens hebben elkaar wellicht nooit gekend. Maar onlangs vormden ze onwillekeurig een gezelschap: hun overlijdensberichten stonden op dezelfde dag in dezelfde krant. Toevallig, chronologisch noch alfabetisch geschikt, zonder enige herkenbare ordening, zomaar naast en onder elkaar, een door de dood bedachte gelegenheidscoalitie van mannen en vrouwen, jongere en oudere mensen, hun voltooide levens samengedrukt in zwart omrande berichten – een stoep van rouwtegels.

Overlijdensberichten in de krant: ik spel ze iedere dag, met de jaren steeds aandachtiger, en voor een laatste Knack-column is het geen onaardig onderwerp. Altijd eerst het geboortejaar natuurlijk. Wie was er na 1960 geboren en is dus jonger gestorven dan ik nu ben? Gelukkig nog steeds een kleine minderheid. De meeste overledenen stammen uit een vooroorlogs bouwjaar. Al zijn er hufterige uitzonderingen. Stefanie bijvoorbeeld. Geboren te Duffel op 18 maart 1984. Overleden in Lier op 2 maart. Studente master in de psychologie. Zulke berichten veroorzaken een vorm van paniek. Er wordt ook al achter mij gestorven. Onbetamelijk. Angst, onrust. Ik zie de statistieken grijnzen.

En verder, na het geboortejaar? Wat zeg je over een leven op een paar vierkante centimeter? Jozef Vermoesen is heel wat geweest, lees ik. Erevoorzitter. Ererechter. Erelid. Ere word je als je iets níét meer bent. Een volwassene is een erekind. België is binnenkort misschien een ereland. Een dode is een eremens. Jozef zou op 26 december vijfennegentig zijn ge-worden. Goed, denk ik dan, met deze mens heeft de dood tenminste geduld had.

Opvallend: de overleden vrouwen waren allemaal voornamelijk weduwe. Melanie (°1917), Jeanette (°1930), Julienne (°1921) en Henriette (°1921) laten kinderen en kleinkinderen achter. Maar kennelijk had geen van hen een baan het vermelden waard. Ik denk: vrouwen zijn minder vaak ere- dan mannen. Of ze vinden het minder belangrijk. Nicole (°1929) is haar hele leven ‘mejuffrouw’ gebleven. De advertentie vermeldt geen baan, geen kinderen. In sommige advertenties is het gezellig druk, bij Nicole is het stil. De uitvaartplechtigheid en de bijzetting in de familiegrafkelder hebben plaatsgehad ‘in strikte intimiteit’. Bestaat er een quorum voor koffietafels?

Het is een algemene vaststelling: mannen verwijzen in hun rouwtegeltjes meestal naar wat ze hebben gedaan, vermelden hun functies en hun titels, terwijl vrouwen zeggen van wie ze hebben gehouden. Vrouwen sterven als moeders, als echtgenotes, als levensgezellinnen. Wie de maatschappij zou bestuderen aan de hand van rouwadvertenties zou denken dat het leven van de meeste vrouwen zich nog steeds afspeelt tussen breiwol en fornuis.

Dode vrouwen veroorzaken gemis, dode mannen vacatures.

Dat is niet helemaal waar. Sommige vrouwen vermelden ook wat ze professioneel in hun leven zoal hebben gedaan. Het origineelste voorbeeld in de afgelopen maanden was het overlijdensbericht van José Amelinckx, moeder van de Vlaamse acteur Herbert Flack. Zo stond het in de krant: ‘José Amelinckx. Met liefde kwaliteitshemden verkocht in de Rupelstreek van 1963-1994.’ Ik las haar cv een paar keer opnieuw. Kwaliteitshemden in de Rupelstreek… Was dit een grap? Op deze pagina wordt zelden gegrapt. Ik mailde Herbert Flack. Nee, het was geen grap. Maar wel prachtig, vond ik. Zulke informatie geeft plotseling veel meer reliëf aan een leven, het zegt meer dan twee data en de namen van wat nabestaanden.

Vergeleken bij de indiscreties die levenden in interviews maar al te makkelijk over zichzelf vertellen, zijn de meeste doden ontzettend bescheiden. En eerlijk gezegd: vaak ook een beetje saai. Over de meeste mensen valt toch wel iets méér te zeggen dan wat zo’n rouwtegel doorgaans bevat?

Waarom niet iets leuks, iets origineels, iets verrassends over de gestorvene vertellen? ‘August was tot op zijn laatste dag een geweldige minnaar’. ‘Jeanne had alles gelezen van Simenon’. ‘Jozef kon fantastisch dansen.’ ‘Yvonne luisterde elke dag naar Pink Floyd’. ‘Leon wist alles over vissen en tijgers.’ ‘Siegfried haatte Bart De Wever.’ Enfin, iéts dus dat het voorbije mensenleven een beetje doet oplichten en er iets persoonlijkers over vertelt dan een of ander sleets versje van Toon Hermans of Bram Vermeulen. Zoals de hemden van José.

Een rouwtegel in de krant is als de laatste tekstballon van een uitgesproken mens. Elk grafschrift is een voetnoot bij een verdwenen tekst. Beroep met toekomst: funerair copywriter.

Frank Albers is docent aan de Artesis hogeschool in Antwerpen.

door Frank Albers

De meeste doden zijn ontzettend bescheiden. En eerlijk gezegd: vaak ook een beetje saai.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content