Marseille is niet alleen de oudste, maar ook de meest verguisde stad van Frankrijk. De Marseillanen houden niet van Parijs, en ook heten ze niet Dupont of Dumoulin, maar Ibrahim of Battisti.
OP de Quai des Belges, waar de mistral de terrasjes heeft schoongeveegd, wappert de blauw-witte vlag van l’Olympique de Marseille. In de Vieux-Port laten de plezierbootjes hun sirenes loeien. En op de trappen van het stadhuis speelt het harmonieorkest de hymne van l’OM (spreek uit : l’Ohème). Al heeft de anisette toegeslagen en is menigeen onvast ter been, het klublied wordt met overtuiging meegezongen : “Zij zijn zo braaf. Wij zijn rebels./ Zij hebben geld. Wij hebben ons geloof./Zij eten zonder smaak. Wij vreten knoflookmayonaise./ Zij zijn zomaar iemand. Wij zijn Olympiërs./ Zij zijn robotten. Wij zijn mensen./ Zij zijn Fransen. Wij zijn Marseillanen. “
Zoveel is duidelijk : dit is de enige echte Marseillaise. Maar wat valt er eigenlijk te vieren ? L’Ohème is zonet kampioen geworden, maar wel in de tweede divisie. De tijden van Bernard Tapie en Raymond Goethals, van Jean-Pierre Papin en Basile Boli, toen l’Ohème de Europacup won van AC Milan, keren nooit meer weer. De Franse voetbalbond heeft nog maar eens financiële malversaties vastgesteld en daarom mag Marseille niet promoveren.
Geen enkele Marseillaan die niet gelooft in een komplot. “We zijn voor de zoveelste keer geflikt door Parijs. Die van Paris Saint-Germain zijn altijd stinkjaloers geweest. Maar wat wil je, wij leven met onze rug naar Frankrijk. Wij horen niet bij Frankrijk, maar bij de Middellandse Zee. En Parijs behandelt de Marseillanen als kleine kinderen. Altijd weer worden we gestraft voor iets wat we niet gedaan hebben. “
PETANQUE.
“Marseille heeft altijd een slechte reputatie gehad, ” zegt de historicus Pierre Echinard, direkteur van l’Institut historique de Provence. “Ik maak me weinig illuzies dat daar op korte termijn verandering in komt. Marseille is een slet. Een stad van pooiers en messentrekkers. De Marseillanen zijn oppervlakkig, lui, wispelturig, leugenachtig, lichtgeraakt en te dom om voor de duvel te dansen. Ze hebben een bespottelijk aksent. Een soort Belgen zou ik haast zeggen. Zo wordt er in Parijs over hen gedacht. Bovendien spelen ze de hele dag pétanque en hebben ze pastis in hun aderen. “
Dat van die pastis kan kloppen. Het is nog vroeg in de ochtend en de hoogleraar schenkt er voor alle zekerheid toch maar eentje in. Hij doceert : “Met de Galliërs heeft Marseille nooit iets te maken gehad. Massalia gesticht in 600 voor Christus was, net als Syracuse en Napels, een Griekse nederzetting. Voortdurend heeft Marseille zijn onafhankelijkheid moeten verdedigen en altijd weer kwam het in konflikt met de centrale overheid. In de tijd van de Romeinen koos Marseille partij voor Pompeji en werd de stad door Julius Caesar met de grond gelijk gemaakt. Ook de Franse koningen zouden alle moeite hebben om haar te onderwerpen : Louis XIV plaatste kanonnen op de vestingmuren die hij niet op de zee maar op de binnenstad liet richten. In de achttiende eeuw hebben de Marseillanen, naar het voorbeeld van Genua en Venetië, hun eigen republiek willen uitroepen. Tijdens de Franse revolutie was de stad het symbool van het Girondijnse federalisme, maar ze heeft daar zwaar voor geboet. In 1794 beslisten de Jakobijnen dat Marseille voortaan de Stad Zonder Naam zou heten. Dat was de ultieme vernedering. “Ik geloof dat Marseille echt ongeneeslijk is”, schreef Fréron, “tenzij we alle inwoners deporteren en mensen uit het noorden hun plaats laten innemen. “
De Marseillanen zijn van nature recalcitrant en dat is tot op de dag van vandaag zo gebleven. In de jaren zestig, toen heel Frankrijk zich aan de broekspijpen van generaal De Gaulle vastklampte, bleef Marseille trouw aan de socialist Gaston Defferre. En in de jaren tachtig, toen de Fransen massaal op de socialist François Mitterrand stemden, was Marseille de eerste stad waar Jean-Marie Le Pen twintig procent haalde. “
Marseille is onmogelijk, zegt Echinard, op een toon alsof hij over een lastige puber praat. Wie iets van deze stad wil begrijpen, zal zich in haar geschiedenis moeten verdiepen. Oudere Marseillanen herinneren zich nog de strafexpedities die de stad zich moest laten welgevallen. In 1938, na een verschrikkelijke brand in het grootwarenhuis Nouvelles-Galeries waarbij 73 doden vielen, werd de burgemeester van Marseille uit zijn ambt ontzet en kwam de stad rechtstreeks onder de curatele van Parijs : Marseille werd niet in staat geacht zichzelf te besturen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Marseille een toevluchtsoord voor joden, intellektuelen en antifascisten. Voor Adolf Hitler was Marseille een symbool van het verderfelijke kosmopolitisme, een stad van bastaards, waar “de droesem van de Middellandse Zee zich ophoopt”. In 1943 ontruimden de Duitsers, in eendrachtige samenwerking met de politie van het Vichy-regime, de wijken rond de Vieux-Port. Op één nacht werden meer dan twintigduizend Marseillanen van hun bed gelicht. Hun huizen werden in brand gestoken. De Marseillanen die “van een ander ras waren dan de Fransen” moesten een lesje krijgen.
MENSENKINDEREN.
Wacht tot de mistral is gaan liggen. Zoek een plekje op een van de terrasjes van La Canebière, en kijk naar de menigte die voorbij schuifelt. Zelfs in New York of Sao Paulo zie je niet zo’n wonderlijke verzameling mensenkinderen. Ze komen uit de vier windstreken, ze dragen een witte boernoes of kakelbonte Antilliaanse overhemden : United Colors of Benetton. Ontdekkingsreizigers die hun vlindernetje zijn vergeten, zakenlui met Samsonite-koffertjes, Senegalezen met een roodstaartpapegaai op hun schouder.
Hoewel Marseille officieel maar tien procent “vreemdelingen” telt, is de overgrote meerderheid van de achthonderdduizend inwoners van buitenlandse origine. “In een goeie bouillabaisse (de Marseillaanse vissoep) moet je de ingrediënten nog kunnen herkennen”, zegt de socioloog Emile Temime. “Voor de meeste immigranten was Marseille alleen maar een aanlegsteiger, ze waren op doortocht naar het noorden dachten ze. Maar veel van die estrangers zijn blijven hangen. Ze wonen hier al sinds ettelijke generaties, ze zijn volkomen geïntegreerd, maar toch hebben ze hun eigen kultuur bewaard. Marseille is een stad waar je alleen maar kunt van houden. Avec sa gueule de métèque. “
“Oorspronkelijk had de immigratie vooral een ekonomisch karakter, ” vertelt Spyros Theodorou, direkteur van het Maison de l’étranger. “Op het einde van de negentiende eeuw kwamen de Italianen Piëmontezen en later Napolitanen, daarna de zigeuners uit Andalusië en de Corsicanen, en nog later uit Noord-Afrika, de Berbers en de sefardische joden. Ze werkten hier in de zeepziederijen, aan de dokken of in de steenbakkerijen. Na de Eerste Wereldoorlog kreeg de migratie ook nog een politiek karakter : Marseille werd een wijkplaats voor tienduizenden Armeniërs die aan de genocide hadden kunnen ontkomen, voor Italiaanse antifascisten en Spaanse republikeinen. Als het asielrecht ergens iets betekend heeft, dan is dat in Marseille. “
De scheepshersteller Séverin “of zeg maar Severino” Montarello is op zoek naar zijn geboortehuis in de voormalige vissershaven L’Estaque, waar zijn vader in het begin van deze eeuw arriveerde. Nu bloeien er oleanders in de voortuintjes, er zweven geuren van couscous door de smalle straatjes, het ruikt naar basilicum en koriander. Maar vroeger stonk het hier als de hel, herinnert Severino zich, en waren hier de laatste bidonvilles van Frankrijk. “Mijn vader kwam uit Calabrië en wilde naar Amerika. Hij is nooit verder gekomen dan Marseille. Ik ben hier geboren, boven een bordeel, in een wijk die toen Klein Moskou genoemd werd omdat er nogal wat Italiaanse kommunisten woonden. Onze voetbalklub heette Rode Ster en we hebben zelfs nog eens een vriendschappelijke wedstrijd tegen Dynamo Moskou gespeeld. Door de Marseillanen werden de macaroni’s en de babi’s met de nek aangekeken, vooral na de grote krisis van 1929 je kreeg toen een opstoot van xenofobie. Over de Italianen werd toén precies hetzelfde verteld als nu over de Arabieren : ze fokken als konijnen en ze stelen ons werk. Het is vreselijk dat ik het zeggen moet, maar Italianen van de tweede en de derde generatie zijn niet minder racistisch dan de echte Marseillanen. Ze zijn geen haar beter. Maar wié is een echte Marseillaan ? “
Het geboortehuis van Severino staat niet meer overeind, zo blijkt. Hij wordt er niet echt sentimenteel van : opgeruimd staat netjes. “Ik heb altijd gedacht dat ik een echte Marseillaan was. Ik ben hier tenslotte geboren en ik voel me volstrekt geassimileerd. Maar assimilatie is een ingewikkeld proces. Ik vergelijk het graag met het eten van geroosterde sardines. Je pakt zo’n visje bij de kop en de staart en je peuzelt voorzichtig het vlees op. De kop en de graat gooi je weg. Tot vijftig jaar later blijkt dat die graat dwars in je keel is blijven steken. Toen ik onlangs, voor het eerst in mijn leven, een bezoek bracht aan mijn familie in Messina, sprongen de tranen mij in de ogen. Ik besefte plotseling dat ik ondanks alles een babi ben gebleven. “
PIEDS-NOIRS.
In een kroeg in een zijstraat van La Canebière bieden vergeelde foto’s boven de zinc een overzicht van bijna anderhalve eeuw zegenrijke Franse beschavingsarbeid in Algerije. De Franse vloot die in 1830 de baai van Algiers binnenzeilt. Zoeaven in hun schilderachtige klederdracht. Het vreemdelingenlegioen in Sidi Bel Abbès. De eerste olieboringen in de Sahara.
Het klaaglijk geblaat van de zanger Enrico Macias doet de tijden van weleer herleven : “La France de mon enfance, je pleure encore de son absence… ” Hier heerst nog altijd, 33 jaar na de Franse aftocht uit Algerije, het heimwee naar de koloniale tijd : la nostalgérie. Hier treffen de pieds-noirs elkaar en sluiten ze weddenschappen over de naam van de keeper van het elftal van Oran, dat in 1959 Algiers met 4-0 versloeg. Ze kultiveren nog altijd hun eigen aksent le patouète. En als ze op huis aan gaan, zingen ze het lied van het Legioen.
“C’est nous, les Africains !
Pour le pays, pour la patrie,
c’est nous les Africains ! “
Pieds-noirs zijn in Algerije geboren Fransen. Niemand weet waar ze hun bijnaam precies aan te danken hebben. Volgens sommigen slaat de uitdrukking “pieds-noirs” op het schoeisel dat de Franse veroveraars in 1830 droegen ; anderen denken dat de verklaring moet worden gezocht bij de Franse wijnboeren, die met hun blote voeten in de zwarte drab ploeterden. Oorspronkelijk was pied-noir een scheldwoord, nu is het een geuzennaam geworden.
In haar boek “La mémoire des pieds-noirs” beschrijft de historica Joëlle Hureau hun afkomst. “Ze kwamen uit de armste gebieden van Zuid-Europa, uit Spanje, Italië en Malta. Ze vluchtten voor de mafia in Palermo en voor de honger in Alicante. In Algerije werden ze verfranst. Ook de Fransen die naar Algerije uitweken, beantwoordden niet aan het beeld van de kolonist met een dikke sigaar in zijn hoofd. Het waren kleine luyden. Na de nederlaag van de Commune van Parijs staken opnieuw tienduizenden Fransen de Middellandse Zee over Parijse communards, maar ook Fransen uit de Elzas die vluchtten voor de Duitse bezetting. En tenslotte was er in Algerije nog een belangrijke joodse gemeenschap. “
Het drama voor de pieds-noirs begon op 1 november 1954. De eerste aanslagen van het FLN (Front de Libération Nationale) leidden tot een smerige oorlog die door de pieds-noirs en hun nazaten, met enige zin voor pudeur, nog altijd als “les événements” wordt omschreven : platgebrande dorpen, martelingen, terreur. “Voor iedere dode Fransman tien dode fellaghas ! ” Zo kort na de Franse nederlaag tegen de Vietminh in Dien Bien Phoe was de socialistische regering van Guy Mollet evenwel niet geneigd zich opnieuw in een koloniale oorlog te storten. De pieds-noirs voelden zich door Parijs in de steek gelaten. Op 13 mei 1958 werden in Algiers barrikaden opgeworpen de Franse regering moest een beroep doen op generaal De Gaulle, de held van de Tweede Wereldoorlog die zich mokkend teruggetrokken had op zijn buiten in Colombey-les-deux-Eglises, om “het vaderland te redden”.
Toen De Gaulle vervolgens aanstuurde op onderhandelingen met het FLN, kwamen de pieds-noirs opnieuw in opstand. Na een mislukte putsch van vier generaals april 1961 organizeerden de aanhangers van l’Algérie Française zich ondergronds in de OAS (Organisation de l’Armée Secrète) en probeerden ze door het plaatsen van kneedbommen in de Parijse metro, De Gaulle alsnog tot andere gedachten te brengen. De generaal gaf geen krimp en op 3 juli 1962 werd Algerije onafhankelijk. Onder de pieds-noirs brak paniek uit ; in Oran en Algiers verdrongen zich negenhonderdduizend mensen op de kades om een plaatsje te bemachtigen op de pakketboot naar Marseille.
DIASPORA.
De pieds-noirs kenden hun eigen diaspora. Ze zwermden uit over Frankrijk, maar de meesten vonden het in Lille en Straatsburg toch te koud en vestigden zich bezuiden de Loire, in Toulon, Nice en Marseille. Niet toevallig de steden waar het extreem-rechtse Front National hoge ogen gooit. De pieds-noirs vormen de harde kern van de aanhang van Jean-Marie Le Pen. In Marseille hebben ze hun eigen “amicales” : “Als twee pieds-noirs elkaar ontmoeten, stichten ze drie verenigingen”, zegt Alain Xuereb. Hij draagt een button met twee zwarte voetjes en een palmboom boven zijn Lacoste-krokodil. “Marseille, dat is toch een beetje Algerije”, vindt hij. En hij vertelt over “de treurigste dag in zijn leven”, zijn vlucht uit Algiers. “De verwarring, de armoe, u kunt zich dat niet voorstellen. De meesten van ons hadden alleen een koffertje met wat tafelzilver en wat schamele bezittingen. Wij lieten in Algerije niet alleen onze wijngaarden en onze huizen achter, maar ook het kerkhof waar onze ouders en grootouders begraven liggen. En daar stonden we plotseling in juli 1962 op de kade in Marseille, zonder geld of zonder werk. Gerepatrieerden werden we genoemd, maar hoe kun je in ’s hemelsnaam gerepatrieerd worden uit je eigen land ? Toch zagen de Fransen ons als indringers. Als een pied-noir in de Languedoc of op Corsica een stuk landbouwgrond probeerde te kopen, verdubbelde of verdrievoudigde meteen de prijs. De pers voerde een hetze tegen ons. Frankrijk schaamde zich voor zijn koloniaal verleden en wij waren de zondebokken. Alleen in Marseille en in Toulon waren we echt welkom. “
In Marseille is de Algerijnse oorlog nog altijd niet voorbij. Want op de exodus van de pieds-noirs volgde die van de harki’s (Algerijnen die aan de zijde van de Fransen hadden gevochten) en op het eind van de jaren zestig staken nog eens honderdduizenden gewone Algerijnen de Middellandse Zee over, op de vlucht voor armoede, woningnood en werkloosheid. Ook nu weer kwamen velen niet verder dan de Marseillaanse sloppenwijk Belsunce, die almaar meer op de kasbah van Algiers ging lijken. De aanwezigheid van pieds-noirs én Algerijnse arbeiders, van voormalige kolonisten en voormalige koelies, moést wel tot spanningen leiden. “Wij hebben er genoeg van, ” schreef de rechtse krant Le Méridional in 1973, “genoeg van de Algerijnse dieven, de Algerijnse opscheppers, de Algerijnse herrieschoppers, de Algerijnse syfilislijders, de Algerijnse verkrachters, de Algerijnse gekken, de Algerijnse moordenaars. We moeten onze honden op ze afsturen. “
Die oproep bleef niet zonder gevolg : het rechtse kommando “Charles Martel” organizeerde een regelrechte klopjacht en in augustus ’73 alleen al werden in het departement van Les Bouches-du-Rhône dertien Algerijnse arbeiders vermoord. Kort daarna besloten de Franse autoriteiten dat het beter was voor Algerijnen een visumplicht in te voeren en de immigratie uit de voormalige kolonie aan banden te leggen.
KNEKELVELDEN.
Van de achthonderdduizend Marseillanen zijn er vandaag nog altijd zo’n honderdvijftigduizend van Maghrebijnse afkomst. Slahedine Bariki arriveerde in de jaren zestig en is nu prezentator van de lokale radio Gazelle, die programma’s uitzendt in zeventien talen. “Natuurlijk is Marseille de meest multikulturele stad van Europa, ” zegt hij, “maar dat betekent nog niet dat we hier in de beste der werelden leven. Vroeger werden de moslims ervan beschuldigd syfilis en tuberkulose te verspreiden, nu krijgen we de schuld van alle ellende waarmee Marseille gekonfronteerd wordt : werkloosheid, vandalisme, drugs, aids. Hoe wil je tot integratie komen in een stad, waar in sommige wijken meer dan de helft van de jongeren werkloos is ? In geen enkel postkantoor zul je een Arabier achter het loket aantreffen, laat staan dat er Arabieren bij de politie zouden werken. In steden als Parijs en Lyon mogen de zwarten en de Arabieren tenminste nog het vuilnis ophalen en de straten schoonvegen, hier is zelfs dat ze niet gegund. Marseille beroemt zich op zijn kosmopolitisme, maar heb je in deze stad één minaret gezien ? De Armeniërs hebben hun kerken, de joden hebben hun synagoges, maar de moslims moeten zich behelpen met gebedsruimtes in oude loodsen en kelders. Nergens zie je de discriminatie zo duidelijk als op de begraafplaatsen : de kristelijke en de joodse graven zijn keurig onderhouden, de islamitische afdelingen zijn overwoekerd door brandnetels. Dat zijn echte knekelvelden. “
De islamitische fundamentalisten (“Dat zijn handelaars in religie, zoals je handelaars in drugs en in dood hebt, ” zegt Bariki) hebben in Marseille nog geen poot aan de grond gekregen, maar niemand twijfelt eraan dat in Algiers de mollahs van het FIS (Front Islamique pour le Salut) aan de macht zullen komen. En dan staat Marseille een nieuwe stroom vluchtelingen te wachten. De schrik zit er goed in en dat is, bijvoorbeeld, Jean-Marie Le Pen niet ontgaan.
De voorzitter van het Front National is naar Marseille gekomen om aan de vooravond van de gemeenteraadsverkiezingen de plaatselijke kandidaat Ronald Perdomo een hart onder de riem te steken. Hij houdt een geïmprovizeerde perskonferentie op het strand. Er staat een stevige mistral, die de golven opzwiept en de leider een kletsnatte broek bezorgt, maar er is meer nodig om een visserszoon uit Bretagne van zijn stuk te brengen. Als Demosthenes staat hij tegen de branding op te bulderen : “Diezelfde Algerijnse intellektuelen die in 1962 vonden dat de Fransen moesten oprotten, komen nu met hangende pootjes in Frankrijk asiel vragen. Ze hadden er geen moeite mee om onder de militaire diktatuur van het FLN te leven, maar als er een religieuze diktatuur wordt geïnstalleerd, roepen ze op hun moeder. En het stadsbestuur van Marseille wil hen met open armen ontvangen. Als je in een bioskoop een gratis voorstelling voor kinderen organizeert en de brandweer zegt dat er maar plaats is voor driehonderd kinderen, prop je er toch geen vijfhonderd in ? “
Hij wordt lyrisch : “We zien een schijnsel in de achterkeuken van Frankrijk en we denken dat het de weerkaatsing van het zonlicht is. Maar ik zeg u dat het een uitslaande brand is. Dames en heren, Jean-Marie Le Pen is een dichter ! “
FRENCH CONNECTION.
Is Marseille vol ? “Was het maar waar, ” zucht de socioloog Emile Temime, “het probleem is juist dat de stad leegloopt. De voorbije jaren zijn we meer dan honderdduizend inwoners kwijt geraakt. Marseille is een ekonomisch rampgebied : meer dan twintig procent van de beroepsbevolking is werkloos, de lonen liggen gemiddeld vijftig procent lager dan in Parijs, de staalindustrie ligt op zijn gat en toeristen mijden Marseille omdat ze de film “The French Connection” hebben gezien en denken dat het hier nog altijd Chicago-aan-de-Middellandse Zee is. Anders dan bijvoorbeeld Barcelona, heeft Marseille geen hinterland van enige betekenis : de Provence is Catalonië niet. Vroeger, in de koloniale tijd, was Marseille een Levantijnse stad, de Poort naar de Oriënt, nu is het een derderangshaven waar af en toe nog een ferry uit Algiers of Corsica aanmeert. We importeren niet langer rijkdom, maar armoede. Zelfs de Marseillaanse mafia heeft begrepen dat hier geen zaken meer te doen zijn. Die zit nu in Nice, in Cannes, in Hyères, in de badplaatsen van de Côte d’Azur waar ze golfklubs, hotels en prostitutienetwerken exploiteert. Marseille wordt door iedereen in de steek gelaten. Als de Europese Unie niet inziet dat er een mediterrane boog moet komen, van Barcelona over Marseille tot in Genua, als de verkeers- en handelsstromen rechtstreeks van Barcelona naar Lyon lopen en niet afbuigen naar Marseille, is het met deze stad gedaan. Dan eindigt Marseille zoals l’Ohème : in tweede divisie. “
Piet Piryns
VOLGENDE WEEK : In Triëste begint de Balkan.
De oude haven van Marseille : vergane glorie. Foto 2
La Canebière. “Nergens zie je zo’n wonderlijke verzameling mensenkinderen als in Marseille. “
Met de rug naar Frankrijk : de kasbah van Marseille
“In een echte bouillabaisse herken je de ingrediënten. “