Hij speelt nu wel legendarisch stil en is als liedjesmaker chronisch bevredigd. Toch schrijft Raymond nog steevast examens voor zichzelf uit. En dan zijn er nog die opwindende toevalligheden.
De mevrouw van het restaurant legt hem het gastenboek voor. Ze had er al twintig jaar eerder mee moeten beginnen, maar het is er nooit van gekomen. In het vrijwel onbevlekte werk prijkt Raymond van het Groenewoud voortaan naast Will Tura en de ambassadeur van Guatemala. Tien minuten later komt ze hem vragen hoe hij ook weer heet. Natuurlijk kent ze hem maar ze is al zo lang uit Vlaanderen weg. Hij moet lachen om dat onbevlekte respect. Ooit was het anders. ?In het begin was ik voor velen de niet-ideale schoonzoon. Vandaag word ik dan weer verbijsterend vaak in de armen gesloten door madammen die schijnbaar net uit de tearoom zijn gestapt. Misschien is het aspect weeskind veel groter geworden.?
Er is alweer een kwarteeuw voorbijgegaan en enkele fragmenten daaruit staan gebundeld op ?Liefde voor muziek?. Een compilatie waarin hij zelf geen enkele hand heeft gehad en die hij als een product van een platenmaatschappij beschouwt. Raymond wijdt zich liever aan het ontginnen van paden waarop hij door weinigen in deze provincies is voorgegaan.
De gedwongen verbanning tot die luttele polderdorpen geeft hem alleszins een immense vrijheid. Men kan met hoofdzaken bezig zijn en er is niemand die je op de vingers kijkt. Raymond vult die ruimte op grootmeesterlijk niveau in. Een enkel voorbeeld kan volstaan. Dit weekend wordt hij in het Nederlandse Den Bosch wereldrecordhouder koorzingen aan de zijde van 3000 Nederlanders en Marcy en Darla uit de televisieserie ?The bold and the beautiful?. Aan de andere kant van het spectrum is hij na vele jaren weer verenigd met zijn vroegere spreekstalmeester Jean Blaute en studeert hij vreemde talen als jazz en techno. Een onderhoud bij de samenvloeiing van perfectionisme en experiment.
De ledenlijsten van je verschillende begeleidingsgroepen lezen als de geschiedenis van de Belgische rock. Jean-Marie Aerts en Jean Blaute zijn later belangrijke producers geworden. Omgekeerd speel je vandaag met de drummer van The Kids, de eerste punkgroep in dit land. Is dat toeval of ben je een gewiekste selectieheer ?
RAYMOND VAN HET GROENEWOUD : Die mensen komen mekaar natuurlijk onvermijdelijk tegen. Maar het zou een leugen zijn om te ontkennen dat ik me daar niet mee bezig houd. Als ik op iemand val, ben ik enorm gemotiveerd. Dat is zoals in de liefde. Ik voel dat ik daarin een enorme kracht kan ontwikkelen. En dat kan op verschillende manieren gezegd worden. Met mijn huidige bassist Vincent ( Pirins) was dat eerder aftasten. Ik had een dagje geboekt in de studio, want zo’n studiosessies dat doet hij graag. En dan komt het loutere toeval dat ik op die dag Vincent en mijn drummer César ( Janssens) heb samengebracht. En dat was liefde op het eerste gezicht. Met César gaat het echt wel diep. Hij is zeker geen kampioen in assertiviteit. Op een dag zat ik bij hem thuis en vertelde hij me ontroerend mooi hoe zijn fierheid hem eigenlijk belet assertief te zijn. Hij vindt dat de mensen maar moeten ontdekken wie hij is. Dat vond ik heel mooi gezegd.
Zit dat er bij jou ook niet in ?
VAN HET GROENEWOUD : Het is hetzelfde en verschillend. Ik hoef me niet zonodig te manifesteren. Als ik me maar kan manifesteren op dat punt waar ik het juist weer wel erg nodig heb. In de liedjesmakerij. En aangezien ik op dat niveau chronisch bevredigd ben, zou ik bijna durven beweren dat er daarbuiten veel rust heerst. Van César begrijp ik het dan ook beter. Een mens kijkt sneller naar een zanger dan naar een drummer. Hoewel elk klein jongetje eigenlijk drummer wil worden. Met wijlen Keith Moon van The Who als model. Dat is wat een jongetje wil. Dat is namelijk drummen.
Wanneer wordt het voor jou interessant om met muzikanten te werken ? Als ze je niet langer als hun baas moeten zien ? Want je blijft ten slotte toch altijd hun broodheer.
VAN HET GROENEWOUD : Het gemene in mijn aanpak is dat ik eigenlijk altijd de laatste stem heb. Maar ik zeg toch steeds minder en ik kom van ver wat de anderen moeten doen. Ik duw tegen dat wiel en de anderen mogen er ook een richting aan geven. De periode wordt langer waarin ik op mijn tanden bijt als het een wending krijgt die ik niet bedoeld had. Als het hoge woord er dan toch uit moet, dan wordt daar nooit venijnig over gedaan. Dat zou verschrikkelijk zijn. Er is enorm veel fair play.
Die aanpak laat zich ook horen. Je durft gerust nummers van tien minuten aan. Het zijn ook geen afgewerkte stukken meer maar opwellingen die kunnen blijven doorgaan.
VAN HET GROENEWOUD : Dat leer je als je goede muzikanten ontmoet. Ik vind het dan ook een beetje pijnlijk dat ik ze meestal moet beperken tot de begeleiding van drie afgewerkte strofes en de bijna obligate solo tussen de tweede en de derde. Ga je daar echter buiten, dan moeten die muzikanten ook echt goed zijn om dat over te kunnen brengen naar een publiek, dat het toch altijd makkelijker heeft met het woord dan met muziek die buiten de oevers treedt. Dat moet je kunnen dragen als muzikant.
Voor je het weet, ben je natuurlijk muzikantenmuziek aan het spelen. Fijn voor de mensen op het podium, maar het publiek heeft er niets aan.
VAN HET GROENEWOUD : Dat kan ik niet. Ik heb een groot verantwoordelijkheidsgevoel. De mate waarin kan ik niet echt beschrijven want ik heb ook mijn foertmomenten. Maar ik schrijf toch examens voor mezelf uit. En naar het publiek toe. Dat vergt een enorm inlevingsvermogen want het is elke keer toch een nieuw verhaal. Dan moet je het kunnen. En je hebt als woordenkramer niet meer dan wat je uit je hoofd kent.
Je hebt goede muzikanten, je hebt ervaring en vakmanschap. Kan er dan nog iets fout gaan ?
VAN HET GROENEWOUD : Het speelt natuurlijk allemaal in je voordeel. Maar kil is kil. Dan spreek ik bijvoorbeeld over de architectuur van de zaal waar we spelen. Ik ben eigenlijk ongelooflijk traag qua bewustwording. Ik zie nu en dat met terugwerkende kracht dat een groot deel van mijn gedeprimeerde gevoelens enorm afhangen van de omgeving. Gebouwen, lucht, temperatuur, kleuren. Je zei daarnet dat dit restaurant aandoenlijk Belgisch is. Vroeger zou ik zoiets wel horen maar het zou wegglijden als water op een olieoppervlak. Nu probeer ik het ook te zien en herken ik het. Ik ben daar heel moeilijk in. Daarom ben ik graag thuis in Brugge. Omdat ik het daar ken en alles er klopt. De houten vloer, de rust, het uitzicht, de stad, de manier waarop ik die ervaar als wandelaar en fietser, de nabijheid van de zee, de lucht. Ik ga graag naar Brussel, maar ik wil al snel weer naar Brugge terug. Je kan het dwangneuroses noemen, maar ik vind de lucht niet oké in Brussel.
Hoe weerspiegelt die huiselijke rust zich in je werk ?
VAN HET GROENEWOUD : In nummers als ?Het lied van de zee? en ?Twee meisjes? bijvoorbeeld. Die zijn zoals het huis waarin ik nu woon. En ze zijn tevens mijn nieuwe woonsten.
Vroeger plaatste je tegenover die zachtere nummers steevast fameuze lellen. Een reflex die stilaan lijkt te verzwakken.
VAN HET GROENEWOUD : Soms vind ik zelfs dat ik te weinig felle nummers heb. Dan spelen we bijvoorbeeld op de markt in Geraardsbergen en denk ik ?Ik wil mijn gitaar nemen en rammen?. Om te moeten vaststellen dat ik geen nummer meer heb waarop ik op mijn gitaar ram.
Je hebt toch een uitgebreide catalogus.
VAN HET GROENEWOUD : Ik heb blijkbaar veel nummers geschrapt. En mijn normale dagelijkse leven geeft helemaal geen impulsen meer om dat type van nummers te willen schrijven. Het vergt een militaire discipline om dat allemaal op te roepen. Ik heb het trouwens altijd moeilijk gevonden om thuis die hele sfeer op te roepen waarin een rockconcert zich afspeelt. Ik kan niet zoals Pete Townshend (The Who) een hoofdtelefoon opzetten waardoor die gitaar loeiend hard gaat klinken. Dat vind ik te krampachtig, te gezocht.
Je speelt trouwens altijd opvallend zacht.
VAN HET GROENEWOUD : In rocktermen gemeten, spelen we stilaan zelfs legendarisch stil. Dat ervaar ik vooral als ik met andere muzikanten speel. Die herontdekken dat in zekere zin als het ei van Columbus. Je moet de angst kunnen afleggen voor wat je eigenlijk aan het spelen bent. En dat niet verdrinken in een kolossaal volume omdat het dan toch dat aspect al heeft.
Kunnen die oude nummers je nog verbazen ? Neem je ze nog vaak door ?
VAN HET GROENEWOUD : Neen, dat is een evolutie die almaar verder wordt doorgevoerd. Ik wil het niet neurotisch maken, maar ik draag er eigenlijk al zorg voor dat ik er niet mee geconfronteerd word. Omdat het eigenlijk toch maar pogingen zijn om vast te leggen wat je toch niet kan vastleggen. Ik denk dan stelselmatig aan die zwarten die niet gefotografeerd willen worden. Je speelt je ziel kwijt en die wordt niet eens correct weergegeven.
Je neemt zelden nummers van anderen over. Het bekendste voorbeeld is ongetwijfeld ?Je veux de l’amour? van de Canadees Robert Charlebois. Wat maakte voor ontlening vatbaar ?
VAN HET GROENEWOUD : Ik dacht toen meteen : ?Wat ik eigenlijk niet vanuit mezelf durf te doen, ga ik wel durven vanuit dat nummer.? Het is pathetischer dan ik zelf kan zijn bij het creëren van teksten en bij de stemvoering. Ik plooi het toch altijd weer naar binnen toe. Dat wil niet zeggen dat ik het niet eens graag een keer zou willen uitroepen. In mijn eigen repertoire ben ik het verst gegaan in ?Gelukkig zijn?. Toen ik dat de eerste keer voorspeelde in de studio brak het angstzweet me uit. Ik verwachtte dat er elk moment iemand zou zeggen ?Stop maar. Dat gaan we niet gebruiken.? Maar toen was het net het andere en dan achteraf bekeken ook het te voorziene : een mens hoort graag een ander mens in zijn plaats ?Help, ik verga? zeggen.
Boy George heeft het in zijn recente biografie uitgebreid over zijn ingebouwde sabotageknop. Als het succes te groot wordt, wil hij het meteen weer afbreken. Een vorm van tegendraadsheid die ook jou niet vreemd is.
VAN HET GROENEWOUD : De mensen wensen je altijd succes. Waarmee ze dan gejuich en de instemming van grote mensenmassa’s bedoelen. Daaruit blijkt dat vooral de kruidenier in de mens ontzag heeft voor succes. Dat levert rare situaties op. Je bent zelf almaar bezig met het materialiseren van je hersenspinsels. Dat is je besogne. In een bepaald geval krijgt dat een enorme respons en krijg je het ontzag van die kruideniers. Daar kan je dus niets mee doen. Maar het is ook belachelijk om daar agressief op te reageren want ze hebben jou niets misdaan. Mijn type wordt daar verschrikkelijk ongemakkelijk van. Dat reageert meteen met de vraag : ?Maar weet je eigenlijk wel wat ik gemaakt heb buiten die successen ?? En dan is het antwoord waarschijnlijk neen. Ik dacht dat succes betekende dat je ervoor kan zorgen dat je daar geraakt waar je naartoe wil. Tijdens je zoektocht door dit barre leven. En ik geloof niet dat me dat ooit is toegewenst.
Over successen gesproken. Vele jaren na ?Je veux de l’amour? en ?Cha cha cha? volgt pas nu een nieuwe voltreffer met ?Liefde voor muziek?. Geheel onverwacht bovendien. Hoe mooi is succes als het zo lang op zich laat wachten ?
VAN HET GROENEWOUD : Daar werd veel nuchterder op gereageerd. Meteen ging de manager uitzoeken hoe we het in goede banen konden houden, in de wetenschap dat het vroeger uit de hand gelopen was. Maar er is ook blijdschap hoor. Weer dat goede gevoel omdat het opeens allemaal zo vlot verloopt. Maar dat is dan nog abstract. Je zit aan een bureau bij de platenfirma die je het goede nieuws wil melden. En toch ben ik dan geen kruidenier. Het is zo’n groot cadeau dat je dan plotseling krijgt. En is dat allemaal voor mij ? Oh, fantastisch.
Verandert succes je visie op je eigen talent ?
VAN HET GROENEWOUD : Dat herken ik niet. Ik zou dus neen antwoorden. Bij ?Liefde voor muziek? was het eerder het inzicht in een type van nummer dat werkt. Maar dan ook weer achteraf. Goh, ik kan er niet goed op antwoorden maar ik voel wel associaties. Zoals, hier zit ik met mijn 47 jaar en met wat ik heb meegemaakt, op een plek waar ik graag woon. En dan valt me op dat dat gevoel toch veranderd is. Vroeger was het bijna hoofdzaak om onder mekaar te kunnen opscheppen dat wij toch weer iets strafs gedaan hadden. ?Daar hoor je van op.? En zo zie ik het rockwereldje in België grosso modo : dat dàt primordiaal is. En dan denk ik nu, in deze situatie, bijna een beetje zoals Reve het formuleert. Als ik een lied kan schrijven waarvan de huisvrouwen zeggen dat het een mooi liedje is, dan ben ik oprecht heel blij. De gasten die het nu willen maken, ik heb er in niet-agressieve zin heel weinig mee te maken. Via mijn zoon wel. Omdat hij met cd’s thuiskomt. En het is dan je zoon en dan wil je toch weten welk vlees er in de kuip zit.
Waar komt hij dan mee aanzetten ?
VAN HET GROENEWOUD : Oh, The Prodigy zit daarbij, Smashing Pumpkins.
Hoe vaak zeg jij dan dat zoiets in jouw tijd ook al bestond ?
VAN HET GROENEWOUD : Dat doe ik niet. Ik voel wel de moeilijkheid dat het mij niet raakt. En dat is moeilijk omdat het hem wel raakt. Ik zou natuurlijk veel liever hebben dat we elkaar daarin kunnen omhelzen. Het genot is natuurlijk dat hij erin opgaat. Dus het genot is het lawaai in zijn slaapkamer. En ik ben ook blij dat hij mij op de hoogte wil houden. Maar ik ben ook bang dat ik het naar zijn smaak te kort opleg.
Je bent één van de eersten in dit land die een heel leven in de rockmuziek zal rondmaken. Wat onder meer betekent dat je het allemaal zelf zal moeten blijven uitzoeken.
VAN HET GROENEWOUD : Ja ja ja. En de berekeningen zijn er ook altijd hoor. Ik heb niet altijd zin om dat aan de mensen hun neus te hangen, maar je wil ook overleven.
Zijn er mensen die je als je collega’s ziet ?
VAN HET GROENEWOUD : Ik zal het kosmisch zeggen. Mijn helden zie ik nu tegelijkertijd als collega’s. De collega’s voor wie ik mateloos veel respect heb en met wie ik me niet wil vergelijken. Niet omdat ik me zo nietig voel maar het zou me toch wel nerveus maken. Mijn collega Reve die zo fantastisch schrijft, mijn collega Chet Baker die zo ongelofelijk trompet heeft gespeeld, mijn collega Lou Reed die een rare mens moet zijn maar die een fantastisch klinkende stem heeft en me zoveel heeft gegeven.
Vooral Lou Reed is interessant. Omdat hij in dezelfde branche zit en een gelijkaardig pad heeft gevolgd. Tijdens de jaren tachtig hadden jullie beiden een mindere periode die op hetzelfde moment doorbroken werd. Jij met ?Liefde voor muziek?, hij met het album ?New York?.
VAN HET GROENEWOUD : Daar heb ik geen notie van gehad. Maar ik vraag me af, omdat je nu ?New York? noemt, of dat ook geen overlevingstechniek is geweest. Dat hij inzag dat hij zijn waar nog eens goed moest verkopen. Dat is een wilde gissing. Vooral door de pose en de uitwerking van de hoes. Dat is om te scoren, vind ik. Je kan ook zeggen dat het een mooie hoes is, maar daar slaag ik niet in. Het is heel bevestigend voor een bepaald alternatief gevoel. De zelfkant die dan eigenlijk ook een grote brok commercie wordt. Ik moet vaak op de tanden bijten als ik marginale artiesten zie bij wie je de pose er naar mijn gevoel zo kan afscheppen. Ik heb altijd last met Tom Waits. Dat imago van half brakend uit de goot stappen terwijl hij eigenlijk een brave huisman is. Dan ben ik dus belachelijk serieus en zeg ik : ?Dat vind ik niet tof?.
Zeg je dat omdat je die overweging in een onbewaakt moment zelf al gemaakt hebt ?
VAN HET GROENEWOUD : Ik vind het wel boeiend hoor. Maar het is me toch keer op keer te bar. Soms voel ik wel de impuls om een parodie te schrijven. Om een voor de hand liggend nummer te maken om een credibility à la de Stones te hebben. Dan zeg ik ineens koleirig tegen mijn dictafoon : ?Maar dat kan je toch ook eens doen. Een liedje over hoe je haar ziet staan, dat zeventienjarig meisje. De dochter van een gast die met een BMW rijdt en zij heeft nog niets meegemaakt.? Ik ken zo wel een stapeltje clichés waarmee je meteen raak zit bij mensen die gaan zeggen : ?Voor ons geen clichés, voor ons straffe stoten.? Vroeger speelden Jean Blaute en ik graag met die tweeslachtigheid. Dat waren vaak maar flitsen van een halve seconde. Een macho gitaaraanslag waarop dan soms een enorm applaus volgde. En dan wisten we het gewoon niet. Is die bijval er omdat we het er even doorsleuren of is die er omdat de handeling er moet zijn volgens het publiek ?
Dient er zich voor jou nog altijd genoeg aan om over te schrijven ?
VAN HET GROENEWOUD : Er is natuurlijk een pijnlijk gebrek aan rijmwoorden. Dat zeg ik vooral omdat ik mij nog altijd ongemakkelijk voel als het gezongen lied niet rijmt. Dat is ook eerder een Nederlands dan een Vlaams probleem. Dat zie je in de respectievelijke liederenschatten. Ik denk dat ik enorm veel heb ingelepeld gekregen van het Annie M.G. Schmidt-systeem. Dat is vaak heel creatief maar altijd keurig. Alles rijmt en het metrum is goed. Terwijl daar in Vlaamse volksliedjes soms geen jota van klopt. ?Ik kost mijn eigen niet uit’en staan. Ajuin.? Ik vind het prachtig maar ik kan het niet maken. Het moet kloppen. Inhoudelijk is er momenteel misschien weinig inspiratie voor een groot thema. Maar dat is dan ook weer niet echt waar want er zijn zoveel invalshoeken. Dat is het fantastische aan werken met muziek en tekst.
Er zijn zoveel opwindende toevalligheden. Zoals mijn roadmanager die technofreak is. Ik leer altijd van muziek houden via personen die oprecht van die muziek houden. En zo zit ik nu dus weer met techno te prutsen. Bij mij roept dat trouwens een geweldige trance op. Het is een spielerei, maar er kan net zo goed een belangrijk nummer uit voortkomen. Het streepje tekst dat ik erop bedacht heb, vind ik tot op heden alleszins geslaagd. ?Alles vergeten. Elke daad en elk gelaat. Niet meer weten welke kant de aarde draait. Eindelijk vrij.?
Jij bent willens nillens teruggeworpen op Nederland en de helft van België. Heeft die kleine schaal ook voordelen ?
VAN HET GROENEWOUD : Dat het dicht bij huis is. Absoluut. Ik moet altijd denken bij die gasten die succes hebben in het buitenland : ?Tof. In de hoop dat het hen bevalt.? Dat sijpelt ook wel door uit de monstertournees van de grote helden. Die kunnen de hotels en de vliegtuigen niet meer zien. Dan moet je er iets aan doen. Dat kan ook beter hier. Ik denk dat Fleetwood Mac het moeilijker zal hebben om het om te buigen dan ik het heb gehad.
Je moet wel hier blijven maar je hebt veel meer tijd om met je ding bezig te zijn. Een soort van ongewilde vrijheid.
VAN HET GROENEWOUD : Inderdaad. En je moet in het leven kunnen blijven staan. Ik denk dan aan het verhaal over Paul McCartney die met de metro naar de studio ging. Daarom kan ik niet tegen de film ?Spinal tap?. De rockwereld is te beperkt om er een parodiërende langspeelfilm aan te wijden. Hij belicht het zinloze veel te lang. Dat mag hooguit drie minuten duren, de lengte van een goed rock’n’roll-lied. Je mag daar wel een moord voor willen plegen maar het grote geheel met al zijn voosheid, neen, dan liever tegen een mevrouw die haar stoep staat te kuisen, zeggen dat het goed weer is. Dat is niks slechter. En echter.
Jan Delvaux
?Liefde voor muziek. Raymond van het Groenewoud verzameld.? (7243 8528532 5/EMI) Je moet in het leven kunnen blijven staan.þMisschien is het aspect weeskind veel groter geworden.þIk ben het verst gegaan in ?Gelukkig zijn?.þ
Raymond van het Groenewoud : Als ik een lied kan schrijven waarvan de huisvrouwen zeggen dat het een schoon liedje is, dan ben ik oprecht heel blij.
Ik leer altijd van muziek houden via personen die oprecht van die muziek houden.