Voor het eerst sinds ze een jaar geleden het roer overnam van een vermoeide en aangeslagen rooms-rode combinatie, raakte de nieuwe coalitie vorige week even echt uit evenwicht. Er was plotseling op enkele fronten tegelijk meer aan de hand dan het gehakketak dat de voorbije maanden ook wel ‘debatcultuur’ werd genoemd.
Er was, om te beginnen, de afgang van buitenlandminister Louis Michel in het parlement. Op 11 april schrijft een onderzoeksrechter in Brussel een aanhoudingsbevel uit, niet tegen zomaar een kruimeldief maar tegen de minister van Buitenlandse Zaken van de Republiek Congo: de man zou de Congolezen hebben aangezet tot volkenmoord. Die Abdoulaye Yerodia Ndombasi speelt uit de aard van zijn functie een cruciale rol in de pogingen van de Belgische diplomatie om opnieuw voet te krijgen in Midden-Afrika.
Het is al bijna twee maanden later wanneer Michel, naar zijn zeggen, bijna toevallig verneemt dat er iets loos is met zijn Congolese collega. Hij maakt zich daar ook niet veel zorgen over want hij ontvangt Yerodia daarna nog in Brussel en laat zich uitgebreid met de man fotograferen in Kinshasa, naar aanleiding van de veertigste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid. Officieel is dat ook geen probleem, omdat – zo blijkt achteraf – het arrestatiebevel pas op 3 juli van kracht wordt, de dag nadat Michel uit Midden-Afrika terugkeert.
Er is begrip mogelijk voor de houding van de minister, die zijn zorgvuldig opgebouwde onderhandelingspositie niet zonder meer in het gedrang wou brengen. Hij heeft bovendien rekening te houden met de Belgische expats in Congo. Maar dat is geen reden voor het gênante geschipper en het gegoochel met data waarmee hij zich in eerste instantie in het parlement wou verdedigen. Het kost Michel een flinke portie van de geloofwaardigheid waarmee hij zich tot nog toe fris op het internationale toneel kon bewegen. Het Yerodia-incident zal daar niet onopgemerkt zijn gebleven.
De oppositie scoorde in de eerste week van juli nog punten. Met de vaststelling, bijvoorbeeld, dat de Vlaamse regering in het eerste jaar van haar kabinetsperiode al bijna alle budgettaire ruimte heeft verspeeld die normaal gesproken over vijf jaar gespreid voor nieuwe projecten beschikbaar was. Het was de bevestiging van een gerucht dat al enige tijd liep: dat er bij de politiek om conflicten met geld af te kopen overmoedig in de kas was gegrepen. Dat was trouwens voor een deel ook onvermijdelijk. Zo wachtte de welzijnssector al te lang op een regeling voor zijn problemen.
De regering ontkende, vanzelfsprekend. Maar het was voor Patrick Dewael niet de beste voorbereiding op zijn eerste 11-julitoespraak. De minister-president presenteerde bij die gelegenheid zijn ambitieuze Kleurennota – het resultaat van gesprekken met 160 vooraanstaande Vlamingen over wat Vlaanderen is en moet worden. De tekst pleit voor een open, tolerante, innoverende en multiculturele samenleving, maar werd door zijn vage en soms te modieuze taalgebruik toch op scepsis onthaald. De Kleurennota stelt vast, maar reikt alsnog geen oplossingen aan. Het is, verdedigt Dewael zich, op dit moment ook niet meer dan een werkdocument.
‘Een regering’, vindt de minister-president, ‘moet niet alleen haar regeerakkoord uitvoeren, ze moet ook vooruit kijken naar wat de toekomst brengt.’ Hij wil daarvoor volgend jaar een soort van forum installeren met wijze mannen en vrouwen uit binnen- en buitenland die op verschillende deelterreinen goed onderbouwde rapporten moeten schrijven die de regering en het parlement kunnen inspireren. Er wordt uitgekeken naar iemand met de internationale reputatie van een Karel van Miert om de kar te trekken.
Dewael geeft daarmee toe dat hij, wat toekomstvisie betreft, weinig heil verwacht van zijn eigen parlement, maar ook dat de politiek zijn grenzen kent en daar rekening wil mee houden. Dat een impuls uit de brede samenleving noodzakelijk is. Maar hij moet ook weten dat de ervaring met dit soort fora bij ons weinig hoopgevend is. In andere tijden riep hij ooit als minister van Cultuur een Raad voor Cultuur bijeen, die op dezelfde manier als een denktank moest fungeren maar die bij het vertrek van Dewael op het departement een stille dood stierf.
Zoals ook uit de Yerodia-episode blijkt, gaat de regenboogcoalitie dan toch geen rimpelloze vakantie tegemoet. Want als het werk na de gemeenteraadsverkiezingen in oktober echt weer begint, zijn de wittebroodsmaanden helemaal voorbij.
Hubert van Humbeeck