Al twintig jaar loopt acteur Johan Leysen met een boek van Rainer Maria Rilke onder de arm. Pas nu acht hij de tijd rijp om van het kleinood een theaterstuk te maken: Trauerzeit, zijn regiedebuut op z’n 64e.
Die Weise von Liebe und Tod des Cornets Christoph Rilke van Rilke is in Duitsland net zo populair als Antoine de Saint-Exupéry’s Le petit prince bij ons. Waarom is het zo waardevol voor u?
JOHANLEYSEN: Ik ken het werk al van toen ik een kleine jongen was. Het is een poëtisch verhaal waarin Rilke een denkbeeldige, aristocratische voorvader tot leven wekt. De jongen verlaat zijn moeder om te gaan strijden aan het front, proeft er van de liefde en sneuvelt. Mijn vader (Bert Leysen, nvdr.) citeerde graag uit het werk. Als we aten, zei hij vaak: Als Mahl beganns. Und ist ein Fest geworden, kaum weiß man wie. Dat vergeet ik nooit. Vader bewerkte het boek ook tot een hoorspel. Ik heb geen idee of het ooit uitgevoerd is, maar ik erfde wel zijn gammele script. En met dat script ook de liefde voor Rilke, die onvermoeibaar probeerde om glans en vorm te geven aan het leven dat eigenlijk geen glans of vorm of verloop kent.
Is dit een eerbetoon aan uw vader?
LEYSEN: Mijn vader stierf toen ik negen was. Dit verhaal ensceneren, is hem herinneren. Maar het is meer dan dat. Dat vertel ik ook op de scène. Ik kruip niet in de huid van Rilkes personage, ik sta op de scène als mezelf en begin met te vertellen waarom ik dit verhaal zo graag wil brengen. Mijn dramaturgische lijn is even kort als helder: anderhalf uur rouwen.
Dat klinkt donker.
LEYSEN: Maar dat wordt het niet! Of beter: niet alleen. (lacht) Ik sta in een decor van beeldend kunstenaar Hans Op de Beeck. Hij ontwierp een vrij kale ruimte in grijstinten, waarin werflampen en parapluutjes staan die je ook in fotostudio’s ziet. Want ik bedien de belichting zelf. Verder staat alles – een filmprojector, vier cello’s – op grote, ranke wielen. Iedereen rolt zijn hebben en houden achter zich aan. Dat sobere, mobiele decor verbeeldt mijn uitgangspunt: ergens aankomen, uitpakken, anderhalf uur rouwen, inpakken en weer weg.
En waar is het minder donkere kantje?
LEYSEN: In de filmpjes van Laurence Rebouillon en in Dominique Pauwels’ muziek. Ik vroeg hen me met hun beelden en klanken te omringen. Rebouillon maakte beelden die aan oude, vergeelde filmpjes uit vervlogen jeugdjaren herinneren. Die projecteer ik. En de vier cellisten en sopraan Louise Wayman spelen Pauwels compositie vol tedere, weemoedige klanken én harde, agressieve geluiden. Die klanken kleuren Rilkes woorden. Ik speel in het Duits, omdat zijn taal te mooi en te muzikaal is om dat niet te doen. Paul Claes maakte een voortreffelijke vertaling, die we simultaan projecteren.
Hopelijk vindt u in de toekomst nog middelen voor zulke projecten.
LEYSEN: Die besparingen op de cultuursubsidies beangstigen me. Meer nog: het maakt me razend. Op de kunsten moet je niet besparen, zelfs al mislukt een creatie al eens. Mogen falen is deel van het kunst creëren. De kunsten zijn zo nodig voor de maatschappij. Het erge is dat je dat ‘nodig zijn’ niet met iets concreets kunt bewijzen. Theater is het geweten van een samenleving.
Ik herinner me hoe mijn ouders me meenamen naar een concert van de Berliner Philharmoniker in het Flageygebouw. Mét de onvergetelijke violist Wolfgang Schneiderhan. De trillingen die die muziek door me heen joeg: dat was zo wonderlijk. Dat wil ik ook met Trauerzeit bereiken en daarom is kunst nodig. Als het lukt, ontstaat magie die je verrukt en verrijkt. Veel meer dan wat dan ook.
Els Van Steenberghe
Trauerzeit (Johan Leysen) is onder meer te zien in CC Ter Dilft in Bornem, NTGent, CC Genk en De Warande in Turnhout.
Els Van Steenberghe